ECLI:NL:GHAMS:2022:2009
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van dwang tot ontuchtige handelingen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het dwingen van de aangeefster tot het plegen van ontuchtige handelingen, specifiek een tongzoen, op 18 januari 2018. De aangeefster verklaarde dat de verdachte, die als beveiliger in de school werkte, haar aan haar haren had getrokken en haar een tongzoen gaf, waarbij zij zich gedwongen voelde. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging te ondersteunen. Er ontbraken objectieve bewijzen zoals camerabeelden of getuigen die het voorval hadden gezien. De verklaringen van de aangeefster en anderen waren niet gedetailleerd genoeg en bevatten tegenstrijdigheden.
Het hof oordeelde dat voor strafbaarheid op basis van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht bewezen moest worden dat de verdachte de aangeefster daadwerkelijk had gedwongen. Aangezien het hof niet met voldoende zekerheid kon vaststellen dat dit het geval was, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door te verklaren dat de verdachte niet schuldig was aan de beschuldigingen.