ECLI:NL:GHAMS:2022:2000

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
23-002611-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid op een openbare plaats te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid, gepleegd op 7 augustus 2021 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het aanraken van de billen en vagina van het slachtoffer, alsook het tonen van zijn geslachtsdeel op een openbare plaats, de Nieuwendijk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door plotseling en onverhoeds de billen van het slachtoffer aan te raken. Daarnaast heeft de verdachte zijn geslachtsdeel getoond op een plek die voor het openbaar verkeer bestemd is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de politierechter. De verdachte is schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten, maar voor andere tenlasteleggingen is hij vrijgesproken. De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien dagen opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het strafblad van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002611-21
datum uitspraak: 5 juli 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-212430-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken en/of vastpakken van de billen en/of vagina van die [slachtoffer], welk geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld en/of bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het plotseling en/of onverhoeds naar zich toe trekken en/of tegen zich aandrukken van die [slachtoffer] en/of het plotseling en/of onverhoeds vastpakken en/of aanraken van de billen en/of de vagina van voornoemde [slachtoffer];

2.hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Nieuwendijk, door zijn penis uit zijn broek te halen en/of te tonen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 7 augustus 2021 te Amsterdam, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het aanraken van de billen van [slachtoffer], welke feitelijkheid heeft bestaan uit het plotseling en onverhoeds aanraken van de billen van [slachtoffer];

2.hij op 7 augustus 2021 te Amsterdam, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Nieuwendijk, door zijn penis uit zijn broek te halen en te tonen.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft het hof verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, in aanmerking genomen dat de verdachte destijds een zwervend bestaan leidde, het toen niet goed met hem ging en hij inmiddels Nederland heeft verlaten. Ook heeft hij het hof gevraagd er rekening mee te houden dat de verdachte in een recente (andere) strafzaak langer in voorlopige hechtenis heeft verbleven dan er in die zaak uiteindelijk aan straf is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op straat de billen van een willekeurige vrouw aangeraakt, en heeft even later aan haar zijn geslachtsdeel getoond. Dit vond plaats op een openbare plaats, te weten de Nieuwendijk te Amsterdam, waar op dat moment vele mensen aanwezig waren. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Voorts is het tonen van zijn geslachtsdeel in strijd met de publieke moraal; dit zal door omstanders, net als door het slachtoffer, als aanstootgevend zijn ervaren. In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2022 vele malen eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In hetgeen de raadsman ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om die straf (deels) in voorwaardelijke vorm te gieten.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 239 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. V.M.A. Sinnige en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 juli 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]