ECLI:NL:GHAMS:2022:1999

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
23-002778-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 oktober 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een Italiaanse bol, een salade en bier uit een winkel in Amsterdam op 30 september 2021. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte is strafbaar bevonden, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, en de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, wat niet alleen schade toebrengt aan het winkelbedrijf, maar ook leidt tot hogere kosten voor consumenten.

Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld. Het openbaar ministerie was niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat deze al was gelast bij een eerder vonnis. De tenuitvoerlegging van een andere voorwaardelijke straf is wel gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002778-21
datum uitspraak: 5 juli 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-263536-21, 13-208744-21 (TUL) en 16-235949-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een italiaanse bol en/of een salade en/of een of meerdere verpakking(en) bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2021 te Amsterdam een Italiaanse bol en een salade en bier, die aan winkelbedrijf [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een filiaal van [winkel] schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door een aantal producten te nuttigen zonder deze te betalen. Hij heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van dat winkelbedrijf niet te respecteren. Dit is niet alleen een misdrijf dat rompslomp oplevert voor medewerkers van het bedrijf, maar ook overigens bijdraagt aan het ontstaan van schade en overlast, doordat winkelbedrijven het verlies van goederen als gevolg van diefstal zullen doorberekenen in de verkoopprijs, terwijl ook aanzienlijke kosten zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter voorkoming van winkeldiefstallen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2022 is de verdachte eerder zowel ter zake van vermogensdelicten als van andere misdrijven, onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft op 4 oktober 2021 schriftelijk de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij onder parketnummer 13-208744-21 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam gewezen vonnis van 19 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie in deze vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf reeds bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 september 2021 is gelast.
Het openbaar ministerie heeft op 4 oktober 2021 voorts schriftelijk gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 10 september 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Daarbij is een proeftijd van 2 jaren vastgesteld. Ook deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat deze vordering moet worden toegewezen.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en nu laatstgenoemde in een recente (andere) strafzaak langer in voorlopige hechtenis heeft verbleven dan er in die zaak uiteindelijk aan straf is opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de bij vonnis van 10 september 2021 vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Als uitgangspunt geldt dat het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, essentieel is dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. In het betoog van de raadsman ziet het hof geen goede reden om van dat uitgangspunt af te wijken. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de bij evengenoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-208744-21.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 10 september 2021, parketnummer 16-235949-21, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. V.M.A. Sinnige en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 juli 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]