In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 oktober 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een Italiaanse bol, een salade en bier uit een winkel in Amsterdam op 30 september 2021. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De verdachte is strafbaar bevonden, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, en de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, wat niet alleen schade toebrengt aan het winkelbedrijf, maar ook leidt tot hogere kosten voor consumenten.
Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld. Het openbaar ministerie was niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat deze al was gelast bij een eerder vonnis. De tenuitvoerlegging van een andere voorwaardelijke straf is wel gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.