ECLI:NL:GHAMS:2022:1993

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
23-000641-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging en bedreiging van ex-partner met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, was in eerste aanleg veroordeeld voor belaging en bedreiging van zijn ex-partner. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en het bedreigen van haar met geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 december 2018 tot en met 20 mei 2019 herhaaldelijk contact heeft gezocht met de aangeefster, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid bij haar. De verdediging voerde aan dat het contact niet wederrechtelijk was en dat de verdachte niet opzettelijk handelde. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster vormden. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof achtte de belaging en bedreiging bewezen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Het hof matigde de straf tot 55 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en legde een proeftijd van twee jaren op. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de verbeterde omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000641-20
datum uitspraak: 6 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-138522-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode 1 september 2018 tot en met 20 mei 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die [slachtoffer], met het oogmerk [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte aldaar in genoemde periode
  • eenmaal of meermalen per dag post gevat voor de woning van voornoemde [slachtoffer] en/of zich opgehouden in de directe omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • eenmaal of meermalen voornoemde [slachtoffer] voor en/of bij haar werk/(beauty)salon opgewacht en/of
  • voornoemde [slachtoffer] dagelijks (een groot aantal keren) gebeld en/of
  • dagelijks (een groot aantal keren) de voicemail van voornoemde [slachtoffer] ingesproken (met bedreigende teksten);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 20 mei 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door (telkens) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Als je mij zo blijft negeren. Anders brand ik je kanker tent af en je kankerkop erbij ook [slachtoffer]. Je moet ophouden met zo te doen. Ff normaal die kuttelefoon opnemen. Als je zo kinderachtig blijft heb je een heel groot probleem tering wijf? en/of
  • "Maar mijn tijd komt ook [slachtoffer] ik zweer het je. Het zal je bezuren wat je mij hebt aangedaan. Je bent te ver gegaan?,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Belaging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde belaging. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het contact tussen de verdachte en de aangeefster wederrechtelijk was, dat de verdachte een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en dat hij opzettelijk heeft gehandeld, nu – kort weergegeven – de aangeefster ook contact heeft gezocht met de verdachte en het voor de verdachte niet duidelijk is geweest dat de aangeefster geen contact meer wilde. Er was sprake van een situatie van ‘trekken en duwen’ na een abrupt beëindigde relatie. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat van de telefoontjes niet precies kan worden vastgesteld wanneer deze hebben plaatsgevonden en of bijvoorbeeld een deel daarvan buiten de tenlastegelegde periode valt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de analyse van de verkeersgegevens blijkt dat de verdachte van 4 december 2018 tot en met
4 juni 2019 2103 keer telefonisch contact heeft gehad met de aangeefster. Van die telefonische contacten zijn 1763 telefoontjes uitgegaan van de verdachte naar de aangeefster. Alhoewel de stelling van de raadsman klopt dat niet precies kan worden vastgesteld wanneer deze contacten hebben plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat een substantieel deel van deze contacten vóór 20 mei 2019 heeft plaatsgevonden. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte, die heeft verklaard dat hij in ieder geval sinds 18 of 19 april [het hof begrijpt: 2019], dus ook binnen de tenlastegelegde periode, de aangeefster dagelijks belde.
Verder heeft de verdachte in de tenlastegelegde periode soms meermalen per dag urenlang voor de deur van de woning van de aangeefster gestaan. Ook heeft de verdachte op één moment de aangeefster op een agressieve wijze opgezocht op haar werk. Toen de aangeefster van hem wegvluchtte en naar de politie reed, is de verdachte achter haar aan gereden en heeft hij haar klemgereden.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de dreigende omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De gedragingen waren naar hun aard zodanig dwingend dat zij wederrechtelijk waren, ook al is het contact zo nu en dan wederkerig geweest. Het kan niet anders dan dat de verdachte wist dat zijn gedragingen een dergelijke inbreuk veroorzaakten, zodat zijn opzet daarop minstgenomen in voorwaardelijke zin gericht was. Het verweer wordt verworpen.
Bedreiging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde bedreiging. Daartoe is aangevoerd dat de opmerking die onder het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging is weergegeven te algemeen is om bij de aangeefster in redelijkheid vrees op te wekken. De opmerking die is weergegeven onder het eerste gedachtestreepje kan, gelet op de omstandigheden van het geval en met name gelet op de relatie tussen de verdachte en de aangeefster, ook niet in redelijkheid, vrees doen ontstaan dat de verdachte daad bij het woord zou voegen, nu het de aangeefster duidelijk moet zijn geweest dat de verdachte zijn uitspraken deed uit frustratie en in een emotionele bui.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat de uitlating van de verdachte zoals die onder het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging is weergegeven niet van dien aard is dat bij de aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de zij het leven kon verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Daarvoor is de uitlating onvoldoende concreet. De verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Dat geldt niet voor de uitlating die is weergegeven in het eerste gedachtestreepje. De bewoordingen die de verdachte heeft geuit zijn in het algemeen geschikt om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen. De omstandigheden waaronder de bewoordingen zijn geuit maken de bedreigende aard daarvan niet anders, nu de verdachte de woorden aan de aangeefster heeft toegevoegd gedurende de periode waarin hij, zoals eerder overwogen, de aangeefster op een dwingende en agressieve wijze heeft belaagd. Bij de aangeefster kon derhalve in redelijkheid de vrees ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gelegd. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode 1 december 2018 tot en met 20 mei 2019 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], met het oogmerk [slachtoffer], te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, aldaar in genoemde periode
  • een- of meermalen per dag post gevat voor de woning van [slachtoffer] en
  • eenmaal [slachtoffer] bij haar werk opgewacht en
  • [slachtoffer] dagelijks (een groot aantal keren) gebeld.
2.
hij op 8 mei 2019 te Uithoorn, [slachtoffer] telefonisch heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting, door [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- " "Als je mij zo blijft negeren. Anders brand ik je kanker tent af en je kankerkop erbij ook [slachtoffer]. Je moet ophouden met zo te doen. Ff normaal die kuttelefoon opnemen. Als je zo kinderachtig blijft heb je een heel groot probleem tering wijf”.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefster, en met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 80 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk en met een proeftijd van
2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. Met zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer, ook terwijl zij zich in haar woning bevond, bij uitstek de plaats waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte had moeten begrijpen dat hij een grens over is gegaan met zijn gedragingen en dat hij daarmee een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer heeft gemaakt. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de belangen van het slachtoffer, maar alleen met zichzelf.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, zal het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het onvoorwaardelijke deel daarvan zal niet langer zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het voorwaardelijke deel wordt opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Evenals de advocaat-generaal ziet het hof thans geen aanleiding meer om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden, gelet op het tijdsverloop en het feit dat de verdachte zijn leven nu beter op orde lijkt te hebben. Het hof komt tot het oordeel dat een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, in beginsel passend is.
Het hof slaat er ten slotte acht op dat de redelijke termijn van berechting in deze zaak is overschreden. De verdachte heeft op 28 februari 2020 hoger beroep ingesteld. Dit arrest wordt ruim 2 jaar en 4 maanden later gewezen. Daarin ziet het hof aanleiding om de straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 55 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
55 (vijfenvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. S.M.M. Bordenga en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juli 2022.