ECLI:NL:GHAMS:2022:1981
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie tussen een vrouw en een man, die samen een minderjarige hebben. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een alimentatiebedrag van € 400,- per maand afgesproken, dat na indexering in 2021 € 422,30 bedroeg. De man heeft verzocht om wijziging van deze bijdrage, omdat zijn financiële situatie door dalende omzet niet langer toelaat om het afgesproken bedrag te betalen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van de man, die een hoveniersbedrijf heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van de minderjarige € 1.085,- per maand bedraagt, wat door partijen niet wordt betwist. De man heeft zijn financiële situatie onderbouwd met jaarcijfers en verklaringen over zijn inkomsten en uitgaven. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de man meer inkomsten heeft dan hij heeft opgegeven. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige is vastgesteld op € 79,- per maand, met ingang van 6 januari 2021.