ECLI:NL:GHAMS:2022:1962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
200.251.752/01 en 200.257.566/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van een motorjacht over zee en de toepasselijkheid van de Hague-Visby Rules

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appellant, wonend in Qatar, en [X] Transport B.V. over de vervoersovereenkomst van een motorjacht. Het jacht werd in 2016 vervoerd van Jebel Ali naar Genua, met de bedoeling om het na de zomer van 2016 terug te vervoeren naar de Perzische Golf. Er zijn geschillen ontstaan over de voorwaarden van het vervoer en de toepasselijkheid van de Hague-Visby Rules. In een eerder tussenarrest heeft het hof al een aantal geschilpunten behandeld, en nu wordt er een eindarrest gewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de Hague-Visby Rules niet van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst. Dit is gebaseerd op het feit dat er geen cognossement is afgegeven en dat partijen niet hebben beoogd om onder een dergelijk document te vervoeren. De algemene voorwaarden van [X] bevatten exoneraties die het hof valideert, aangezien de appellant niet als consument kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de appellant niet kan terugvallen op de bescherming die de wet biedt aan consumenten.

Het hof heeft de vorderingen van de appellant tot schadevergoeding afgewezen en de vonnissen waarvan beroep vernietigd. Tevens is [X] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 261.259,11, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.251.752/01 en 200.257.566/01
zaak- en rolnummers rechtbank Amsterdam : C/13/622640 / HA ZA 17-94 en
C/13/644370 / HA ZA 18-219
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 juli 2022
inzake (zaaknummer 200.251.752/01)
[appellant],
wonend te [woonplaats] , Qatar,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. N.H.A. Kampschreur te Eindhoven,
tegen
[X] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. T.C. Wiersma te Amsterdam,
en inzake (zaaknummer 200.257.566/01)
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] , Qatar,
appellant,
advocaat: mr. N.H.A. Kampschreur te Eindhoven,
tegen
[X] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T.C. Wiersma te Amsterdam.
Partijen worden hierna weer [X] en [appellant] genoemd.

1.De zaak in het kort

[X] heeft in 2016 voor [appellant] een jacht vervoerd van Jebel Ali naar Genua. De bedoeling was dat het jacht na de zomer van 2016 terug zou worden vervoerd van de Middellandse Zee naar de Perzische Golf. Tussen partijen zijn geschillen ontstaan. Bij tussenarrest heeft het hof over het merendeel van de geschilpunten beslist. Thans beslist het hof over de resterende geschilpunten en wijst het eindarrest.

2.Verder verloop van het geding in hoger beroep

Bij tussenarrest van 7 december 2021 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen.
Beide partijen hebben op 1 maart 2022 een akte na tussenarrest ingediend. Aan de akte van [X] zijn producties gehecht. Beide partijen hebben op 12 april 2022 een antwoordakte na tussenarrest ingediend. Daarna is weer arrest gevraagd.

3.Verdere beoordeling

De Hague-Visby Rules zijn niet van toepassing
3.1
Bij het tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de Hague-Visby Rules van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst, en zo ja, wat dat betekent voor het beroep van [X] op art. 4(c), art. 4(g) en art. 7.1(a) van de algemene voorwaarden.
3.2
[appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat de Hague-Visby Rules van toepassing zijn. [X] heeft zich op het tegenovergestelde standpunt gesteld.
3.3
De algemene voorwaarden bepalen onder meer:

2) Scope of contract
(a) The Yacht Owner and the Carrier recognise and agree that carriage of the Yacht is not an ordinary commercial shipment made in the ordinary course of trade. The circumstances, terms and conditions under which the carriage of the Yacht is to be performed reasonably justify this special Contract and the Yacht owner and Carrier agree that no bill of lading shall be issued for the carriage of the Yacht. (…)
(…)
5) Loading, discharging
5.1
Loading
(…)
5.2
Discharging
(a) (…)
(b) (…)
(c) The Carrier shall deliver the Yacht, day or night, upon presentation of a copy of the Cargo Receipt together with proof of identity of the Yacht owner (or its representative) and acceptable to the Carrier and only after the Carrier received confirmation that Yacht is in all respects customs cleared.”
3.4
In een begeleidend schrijven bij de contractsdocumentatie staat vermeld:
“Delivery: After your yacht has been loaded on board the ocean vessel you will receive a non-negotiable Cargo Receipt by fax or e-mail. Prior to collecting your yacht at the place of delivery, you have to identify yourself and return the endorsed Cargo Receipt to a representative of Sevenstar or the Ocean Carrier. In case you are not personally taking delivery of your yacht you should instruct someone to do so for you and confirm this to Sevenstar in writing. This person has to show a valid identification together with a written authority from you and endorse the
Cargo Receipt on your behalf.”
3.5
Ook nadat het hof bij tussenarrest ambtshalve de vraag aan de orde heeft gesteld of de Hague-Visby Rules van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst, is niet gesteld of gebleken dat een cognossement is uitgesteld of afgegeven. Ook is niet gesteld of gebleken dat een Cargo Receipt als bedoeld in art. 5.2 onder c van de algemene voorwaarden van [X] is uitgesteld of afgegeven, daargelaten of een dergelijk Cargo Receipt dient te worden aangemerkt als een soortgelijk document als een cognossement dat een titel vormt als bedoeld in art. 8:377 BW. Vast staat dat [X] geen vervoer onder cognossement beoogde. [appellant] heeft niet aangevoerd dat hij afgifte van een cognossement of een Cargo Receipt wenste of verwachtte. Gelet hierop moet worden aangenomen dat geen cognossement of soortgelijk document is afgegeven en dat partijen dit ook niet hebben beoogd. De vervoersovereenkomst dient daarom niet te worden aangemerkt als een overeenkomst onder cognossement als bedoeld in art. 8:371 BW. De Hague-Visby Rules zijn dan ook niet van toepassing.
[X] kan zich beroepen op de exoneraties in de algemene voorwaarden
3.6
In aanmerking genomen dat [appellant] niet kan worden aangemerkt als consument, kunnen art. 4(c) en 4(g) van de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend worden geacht. [X] kan daarop een beroep doen. Weliswaar raken deze bedingen de wettelijke hoofdverplichting van de vervoerder om de ten vervoer ontvangen zaak in de staat waarin hij die heeft ontvangen ter bestemming af te leveren, maar dat is geen voldoende reden om een beroep op de bedingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten; de wettelijke regeling van art. 8:379 BW is ook niet van dwingend recht. Ook overigens is daarvoor geen voldoende reden gesteld.
3.7
In aanmerking genomen dat [appellant] niet kan worden aangemerkt als consument, kan ook art. 7.1(a) van de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend worden geacht. Hierbij is van belang:
a. dat [X] in zoverre bevordert dat de risico’s worden verzekerd dat zij blijkens art. 15(B) van Part 1 van het yacht contract verlangt dat [appellant] een vragenlijst invult en inlevert bij een verzekeringstussenpersoon,
b. dat niet is gebleken van onverzekerbare schade, en
c. dat evenmin is gebleken van opzet of grove schuld van (het bestuur van) [X] bij de beschadiging van het jacht.
Uit de hoogte van de vrachtprijs kan evenmin worden afgeleid dat art. 7.1(a) van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zou moeten worden geacht. [X] kan daarop een beroep doen.
3.8
Op grond van het voorgaande moeten de vorderingen van [appellant] tot schadevergoeding worden afgewezen. Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] zelfstandig belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, dus die vordering deelt in dat lot.
3.9
[appellant] heeft te kennen gegeven dat namens de verzekeraars een schikkingsvoorstel is gedaan en dat hij daarmee akkoord is gegaan, maar dat de verzekeraars de in de schikking overeengekomen uitkeringen tot op heden niet hebben gedaan. Het hof merkt hierover op dat dat dit geen verschil maakt voor de uitkomst van dit geding. Het hof gaat ervan uit dat, voor zover medewerking van [X] nodig is om de verzekeraars tot uitkering te bewegen, [X] die medewerking zal verlenen.
3.1
[X] heeft te kennen gegeven de beslissingen in het tussenarrest als uiterst wrang te ervaren. Het hof merkt hierover op dat het geen aanleiding ziet om van enige beslissing terug te komen of om enige beslissing nader te motiveren.
Slotsom
3.11
De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd. Gelet op deze uitkomst zullen alle proceskosten worden gecompenseerd. De vordering tot terugbetaling van hetgeen [X] in het kader van de executie van het vonnis van 26 september 2018 heeft geïncasseerd, met rente, zal worden toegewezen.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende;
veroordeelt [X] tot terugbetaling van € 261.259,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de overige vorderingen over en weer af;
compenseert alle proceskosten in beide zaken en in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, W.A.H. Melissen en G.C.C. Lewin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.