3.5Grieven 1 tot en met 3 strekken tot toewijzing van voorlopige maatregelen waarmee Transcontinenta (voor een bepaalde periode) nakoming door Hyper/Targus van de partnerovereenkomst wenst af te dwingen en tot dooronderhandeling over het nadeel dat Transcontinenta lijdt bij een eventueel einde van de partnerovereenkomst, alles op straffe van het verbeuren van dwangsommen bij niet-nakoming. Hieraan legt Transcontinenta ten grondslag dat Hyper/Targus de partnerovereenkomst niet rechtsgeldig heeft beëindigd en niet rechtsgeldig heeft ontbonden, wat door de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk is bevonden en wat door Hyper/Targus (opnieuw) in hoger beroep is bestreden.
3.5.1Het hof gaat eerst na wat, naar voorlopig oordeel, de inhoud en strekking van de partnerovereenkomst is geweest. Transcontinenta vordert nakoming van de partnerovereenkomst en gezien het tussen partijen gevoerde debat over wat Hyper/Targus krachtens deze duurrelatie jegens Transcontinenta verplicht zou zijn (geweest), zal met inachtneming van de devolutieve werking van het appel moeten worden nagaan of Transcontinenta voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat partijen (op enig moment in de samenwerking) zijn overeengekomen dat op Hyper/Targus de verplichting rust haar Hyper producten voor verkoop in het territorium exclusief aan Transcontinenta te leveren, dan wel dat Hyper/Targus gedurende de samenwerking in elk geval feitelijk een (bepaalde) exclusieve positie van Transcontinenta in het territorium heeft geëerbiedigd.
3.5.2Partijen hebben gemotiveerd, onderbouwd met stukken, standpunten ingenomen over de inhoud en strekking van de mondeling afspraken die vanaf 2015 tussen partijen zouden zijn gemaakt, alsmede over de wijze waarop partijen feitelijke invulling hebben gegeven aan deze samenwerking, tot aan het moment waarop Hyper/Targus aankondigde de bestaande samenwerking te zullen wijzigen per 1 januari 2022 (brief van 30 september 2021). Partijen staan in nagenoeg alles diametraal tegenover elkaar, met name op het punt of voor het territorium exclusiviteit is overeengekomen, dan wel de samenwerking feitelijk exclusief is geweest.
3.5.3Transcontinenta stelt dat zij door Sanho is aangewezen als exclusieve partner en aldus jarenlang heeft geopereerd. Ter onderbouwing wijst zij onder meer op de omvang van haar verkopen van Hyper producten in het territorium (oplopend tot een omzet van 7 miljoen USD in 2019), de verklaring van de heer Heyrman (sinds 2010 werkzaam als onafhankelijk handelsagent voor Sanho) dat er vanaf 2015 naast Transcontinenta geen enkele andere partij was die Hyper producten in Europa heeft gedistribueerd, de bezwaren van Transcontinenta in oktober 2020 op het door Sanho aanstellen van een andere distributeur in het Verenigd Koninkrijk en de verklaring van de CEO van Hyper/Targus van 6 december 2021 dat zij met Transcontinenta heeft gewerkt als ‘primary distributor’.
3.5.4Door Hyper/Targus is gemotiveerd betwist dat tussen partijen exclusiviteit is overeengekomen en ook dat Transcontinenta in het territorium feitelijk een exclusieve positie voor de verkoop van Hyper producten heeft gehad. Ter onderbouwing van dit laatste heeft zij onder meer verkoopcijfers overgelegd in de periode 2015-2021 van eigen verkopen van Hyper producten aan een twaalftal andere partijen gevestigd in het territorium. Verder heeft zij gewezen op de door haar met Transcontinenta in 2019 gesloten overeenkomst voor de distributie van Hyper producten door Exertis. In de overwegingen van deze overeenkomst wordt Transcontinenta aangeduid als “
non-exclusive distributor for Sanho for the Territory”, waarbij ‘
Territory’ is gedefinieerd als “
European Economic Area, the UK (..), Switzerland and other territories assigned to Transcontinenta by Sanho, such as but not limited to the Russian Federation”. Door Trancontinenta is toegelicht dat deze overeenkomst enkel bedoeld was voor een uitzonderingssituatie in het Verenigd Koninkrijk, omdat Exertis rechtstreeks door Sanho beleverd wilde worden en dat nu juist het aangaan van een driepartijen-overeenkomst erop wijst dat tussen Transcontinenta en Hyper/Targus een exclusieve partnership bestond, waarop voor dit geval een uitzondering is gemaakt.
3.5.5Anders dan de voorzieningenrechter lijkt aan te nemen, acht het hof het voorshands onvoldoende aannemelijk dat tussen partijen tijdens de samenwerking overeenstemming is ontstaan over een verplichting van Hyper/Targus de Hyper producten exclusief aan Transcontinenta te leveren voor verkopen in het territorium. Uit de feiten en omstandigheden die door Transcontinenta met betrekking tot de partnerovereenkomst zijn aangevoerd kan die exclusiviteitsverbintenis voorshands niet worden afgeleid. Daarnaast heeft Hyper/Targus een dergelijke verbintenis gemotiveerd bestreden en aangevoerd dat zij zonder enige tegenverplichtingen van Transcontinenta (zoals afspraken over minimum afnameverplichtingen) ook nimmer akkoord zou zijn gegaan met een dergelijke exclusiviteitsverplichting. Tot slot draagt hieraan bij dat Transcontinenta in de Exertis overeenkomst is aangeduid als niet-exclusieve distributeur voor het territorium. Weliswaar heeft Transcontinenta ten aanzien hiervan aangevoerd dat dit slechts een voor het Verenigd Koninkrijk gemaakte uitzondering betrof maar, desgevraagd door het hof ter zitting, heeft zij geen sluitende verklaring kunnen geven waarom zij niet enkel voor het Verenigd Koninkrijk, maar voor het gehele territorium als een niet-exclusieve distributeur wordt aangeduid in deze overeenkomst.
3.5.6Het hof komt wel voorshands tot oordeel dat op grond van de door Transcontinenta aangevoerde feiten en omstandigheden sterke aanwijzingen bestaan dat Transcontinenta gedurende de samenwerkingsperiode (2015-2021) in vergaande mate feitelijk als alleen-verkoper van de Hyper producten heeft opgetreden in het territorium en een handelsdebiet heeft opgebouwd waarin zij haar afnemers kon beleveren met Hyper producten zonder beconcurreerd te worden door rechtstreekse verkopen aan (die) afnemers door Hyper/Targus. Daar staat evenwel tegenover dat Hyper/Targus voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan meerdere afnemers (een twaalftal) in het territorium op verschillende momenten gedurende de samenwerkingsperiode rechtstreeks Hyper producten heeft verkocht. De met deze rechtstreekse verkopen gerealiseerde omzetten zijn beduidend, uitgaande van de door Hyper/Targus verschafte overzichten. Voorshands moet er dus vanuit worden gegaan dat het handelsdebiet van Transcontinenta feitelijk niet vrij is geweest van rechtstreekse concurrentie door Hyper/Targus in het territorium. Zonder nader onderzoek, waarvoor de procedure in kort geding zich niet leent, valt niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen of, in welke omvang en/of aan welke specifieke afnemers voorzetting of uitbreiding van deze rechtstreekse verkopen door Hyper/Targus in strijd zijn met het door Transcontinenta opgebouwde handelsdebiet dat Hyper/Targus zou moeten eerbiedigen (en/of financieel zou moeten compenseren) in het geval dat komt vast te staan dat de opzegging door Hyper/Targus onrechtmatig was. Hierop stuit toewijzing van het gevorderde af, voor zover het strekt tot het opleggen van een verplichting aan Hyper/Targus zich te onthouden van het verkopen en leveren van Hyper producten in het territorium aan anderen dan Transcontinenta, dan wel aan specifieke afnemers die Transcontinenta als haar afnemers beschouwt.
3.5.7Ter zitting heeft Transcontinenta, desgevraagd door het hof, verklaard dat in het geval het hof Hyper/Targus niet verbiedt de Hyper producten in het territorium te verkopen aan (bepaalde) andere afnemers dan Transcontinenta, zij uitsluitend nog belang heeft bij nakoming van de partnerovereenkomst in het geval Hyper/Targus de Hyper producten aan haar verkoopt met inachtneming van een bepaalde procentuele marge. Nu Transcontinenta in dit kort geding onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het in acht nemen van deze marge voortvloeit uit een op Hyper/Targus rustende verplichting uit de partnerovereenkomst en Hyper/Targus deze verplichting gemotiveerd heeft betwist, is ook deze voorgestelde wijze van nakoming niet toewijsbaar. Bij deze stand resteert geen belang voor Transcontinenta na te gaan of het mindere van het door haar gevorderde bevel tot nakoming (dat dan slechts zou neerkomen op het door Hyper/Targus aan Transcontinenta verkopen en leveren van de Hyper producten) toewijsbaar is.
3.5.8De vordering tot dooronderhandeling over het nadeel dat Transcontinenta lijdt, beoogt kennelijk een onderhandeling met Hyper/Targus af te dwingen over de omvang van schade waarvoor Hyper/Targus in de optiek van Transcontinenta aansprakelijk is in het geval de partnerovereenkomst eindigt. Deze vordering is reeds niet toewijsbaar omdat hiervoor een rechtsgrond ontbreekt. In het geval een aansprakelijkheid van Hyper/Targus jegens Transcontinenta zou komen vast te staan, kan Transcontinenta op grond daarvan de geleden schade vorderen zonder hierover met Hyper/Targus te onderhandelen.