ECLI:NL:GHAMS:2022:1935
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsbescherming en opvoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland aangevochten, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige 1], die in [in] 2022 is geboren. De vader heeft [minderjarige 1] nog niet erkend. De moeder heeft ook drie andere kinderen, die in 2016 onder toezicht zijn gesteld en in 2019 zijn uithuisgeplaatst. De kinderrechter had op 10 februari 2022 een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend.
In hoger beroep heeft de moeder betoogd dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. De raad voor de Kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, heeft de machtiging verdedigd op basis van de zorg voor de ontwikkeling van [minderjarige 1]. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder, die een licht verstandelijke beperking heeft en een geschiedenis van hulpverlening. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de uithuisplaatsing zowel ten tijde van de bestreden beschikking als thans nog aanwezig zijn.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, maar de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing verkort tot negen maanden, in plaats van een jaar, rekening houdend met de jonge leeftijd van [minderjarige 1] en de inzet van de moeder om voor haar te zorgen. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van het belang van de minderjarige en de noodzaak van bescherming van haar ontwikkeling.