ECLI:NL:GHAMS:2022:1934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
200.301.888/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2021, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De moeder verzocht om een wijziging van deze zorgregeling, zodat zij vaker en onder andere omstandigheden contact kon hebben met [minderjarige]. De vader en de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI), verzetten zich tegen deze wijziging en vroegen om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

De mondelinge behandeling vond plaats op 25 maart 2022, waarbij de moeder, de vader, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De moeder stelde dat de zorgregeling onduidelijk was en dat de GI te veel beslissingsruimte had. De GI en de vader waren van mening dat een uitbreiding van de zorgregeling op dat moment niet in het belang van [minderjarige] was, gezien haar kwetsbaarheid en de incidenten die zich in het verleden hadden voorgedaan.

Het hof oordeelde dat, hoewel [minderjarige] graag contact heeft met haar moeder, de veiligheid van het kind voorop staat. Het hof concludeerde dat de omstandigheden nog niet zodanig waren dat een wijziging van de zorgregeling gerechtvaardigd was. De eerdere beschikking werd daarom bekrachtigd, en de moeder werd gewezen op de noodzaak van behandeling om herhaling van ongewenst gedrag te voorkomen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.301.888/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/314833 / FA RK 21-1636
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 juni 2022 inzake
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] );
- [de vader] (hierna te noemen: de vader), advocaat: mr. J.M. Kers te Haarlem.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank), van 20 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 20 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking van 20 juli 2021.
2.2
De GI heeft op 23 december 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
De vader heeft op 23 december 2021 een verweerschrift ingediend.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 maart 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door een medewerker van de bureaudienst en een collega;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout.
De advocaat van de vader heeft ter zitting in hoger beroep een e-mailbericht van een jeugdzorgwerker van 28 januari 2022 overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de in 2013 verbroken relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook: de ouders) is [minderjarige] geboren, [in] 2012. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.2
[minderjarige] staat sinds 6 december 2016 onder toezicht van de GI.
3.3
Er zijn verschillende procedures over de zorgregeling met betrekking tot [minderjarige] gevoerd tussen de moeder en de GI. De laatste keer is bij beschikking van 14 augustus 2019 bepaald:
- dat de moeder op maandag (niet zijnde feestdagen) vanaf 14.30 uur tot 16.30 uur begeleide omgang heeft met [minderjarige] ;
- indien er belangrijk gebeurtenissen zijn op maandag voor [minderjarige] zal de begeleide omgang in onderling overleg voor zover mogelijk op de dinsdag of de woensdag van diezelfde week plaatsvinden vanaf 14.30 uur tot 16.30 uur;
- tijdens de vakanties van [minderjarige] met de vader komen de begeleide contacten van de moeder met [minderjarige] te vervallen.
3.4
Op 13 december 2021 heeft een incident plaatsgevonden waarna de zorgregeling is stopgezet. Sinds 23 januari 2022 zien [minderjarige] en de moeder elkaar één uur per week onder begeleiding op het kantoor van de GI.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van de moeder, met wijziging in zoverre van de beschikking van 14 augustus 2019, een zorgregeling vastgesteld waarbij:
- [minderjarige] en de moeder één keer in de week begeleide omgang met elkaar hebben van 14.30 uur tot 16.30 uur, de begeleide omgang vindt plaats op een vaste dag in de week die in onderling overleg en op aanwijzing van de GI wordt bepaald;
- in de zomer-, herfst-, kerst-, voorjaars- en meivakantie de begeleide omgang tussen [minderjarige] en de moeder met één uur wordt uitgebreid;
- indien het op de dag van de begeleide omgang een feestdag is of er die dag belangrijke gebeurtenissen voor [minderjarige] zijn, de begeleide omgang in onderling overleg voor zover mogelijk op een andere dag diezelfde week zal plaatsvinden van 14.30 uur tot 16.30 uur;
- tijdens de vakanties van [minderjarige] met de vader de begeleide contacten van de moeder met [minderjarige] komen te vervallen;
- verdere uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [minderjarige] in onderling overleg en op aanwijzing van de GI wordt bepaald.
De overige verzoeken van de moeder waarbij zij heeft verzocht te bepalen dat zij op woensdag-dan wel vrijdagmiddag van 12.30 uur tot 18.00 uur omgang zal hebben, waarbij de omgang van 16.00 uur tot 18.00 uur zal worden begeleid, zijn afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat de huidige zorgregeling gefaseerd wordt uitgebreid naar een zorgregeling waarbij [minderjarige] éénmaal per week op woensdagmiddag dan wel vrijdagmiddag van 12.30 uur tot 18.00 uur bij de moeder zal verblijven, waarbij de tijd van 16.00 uur tot 18.00 uur wordt begeleid door een hulpverlener, althans een zodanige zorgregeling vast te stellen als het hof juist en redelijk acht.
4.3
De GI en de vader verzoeken het verzoek in hoger beroep van de moeder af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van een ouder een eerder vastgestelde zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De standpunten van betrokkenen
5.2
De moeder is het niet eens met de beschikking van de rechtbank. Zij vindt de daarin vastgestelde zorgregeling onduidelijk en te summier. De GI heeft bovendien teveel beslissingsruimte bij de invulling van de zorgregeling. De omgang met [minderjarige] verloopt goed. De moeder wil [minderjarige] vaker zien, deels zonder begeleiding, ook in haar vakanties bij de vader.
5.3
De GI en de vader erkennen dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige] (weer) goed verloopt, maar vinden gezien de omstandigheden een verandering of verdere uitbreiding van de zorgregeling op dit moment niet in het belang van [minderjarige] .
5.4
De raad heeft op de zitting bij het hof geadviseerd de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Een uitbreiding van de zorgregeling is op dit moment niet passend. Ook vindt de raad het belangrijk dat de regie bij de GI blijft omdat de GI het beste zicht heeft op [minderjarige] .
Beoordeling
5.5
Gebleken is dat [minderjarige] graag naar haar moeder gaat en geniet van het contact met haar. De begeleide omgang verloopt weer goed nadat deze enige tijd was stop gezet. Het is verder heel begrijpelijk dat de moeder [minderjarige] graag vaker wil zien, deels ook zonder begeleiding. Dat alles neemt niet weg dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is dat veel heeft meegemaakt. Voor alles moet haar veiligheid goed zijn gewaarborgd voordat de door de rechtbank bepaalde zorgregeling kan worden veranderd en uitgebreid zoals de moeder wil. Die waarborg was tijdens de uitvoering van de beschikking van de rechtbank nog onvoldoende. Tijdens het incident op 13 december 2021 heeft de moeder zich in het bijzijn van [minderjarige] zowel naar de omgangsbegeleider als naar de vader toe heel agressief geuit. Dit heeft bij [minderjarige] veel angst en spanning veroorzaakt. Het gedrag van de moeder was onaanvaardbaar, wat de redenen daarvoor ook waren. De moeder heeft er ter zitting bij het hof blijk van gegeven dat ook in te zien en open te staan voor behandeling om herhaling te voorkomen. Pas als erop vertrouwd kan worden dat dit soort incidenten, die zich in het verleden vaker hebben voorgedaan en heel schadelijk zijn voor [minderjarige] , niet meer plaatsvinden, is wellicht ruimte voor de door de moeder gewenste verandering en uitbreiding van de huidige zorgregeling. Dat is nu nog niet het geval; daarvoor is het nog te vroeg. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen. Voor zover de moeder met haar tweede grief naar voren wil brengen dat de rechtbank bij haar beslissing (deels) buiten de grenzen van het geschil is gegaan, moet daaraan voorbij worden gegaan, nu dit afdoende door de GI en de vader is weerlegd.
5.6
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. A. van Haeringen en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier, en is op 28 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.