ECLI:NL:GHAMS:2022:1933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
200.302.421/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorg- en vakantieregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2021 aangevochten, waarin voorlopige voorzieningen waren getroffen. De man, verweerder in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De ouders zijn sinds 2008 gehuwd en hebben samen twee kinderen, geboren in 2011 en 2014. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en voorlopige zorgregelingen vastgesteld, waarbij de kinderen voornamelijk bij de vrouw verbleven.

Tijdens de zitting op 19 mei 2022 hebben beide ouders hun wensen voor de zorgregeling gepresenteerd. De vrouw pleitte voor een zorgregeling die meer stabiliteit en minder wisselmomenten voor de kinderen zou bieden, terwijl de man een gelijkwaardige rol in de zorg voor de kinderen wenste. Het hof heeft de grieven van beide partijen gezamenlijk besproken en geconcludeerd dat de huidige regeling, die een 'twee weken op twee weken af' schema omvat, in het belang van de kinderen is. Het hof heeft echter de wisselmomenten aangepast om meer rust te creëren voor de kinderen, door de wisselmomenten te verplaatsen naar donderdag na school.

Daarnaast heeft het hof een regeling vastgesteld voor de verdeling van vakanties en feestdagen, waarbij de ouders de vakanties bij helfte delen en de reguliere zorgregeling zoveel mogelijk doorloopt. Het hof heeft de verzoeken van beide ouders om specifieke aanpassingen aan de zorgregeling afgewezen, maar heeft wel de noodzaak benadrukt voor beide ouders om samen te werken in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.302.421/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/686259 / FA RK 20-4050
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 juni 2022 in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N. Groen te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum te Rotterdam.
Verder zijn als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam,
gevestigd te Den Haag,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 4 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 4 november 2021 in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van 4 augustus 2021.
2.2
De man heeft op 13 januari 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 28 februari 2022 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Op 4 april 2022 heeft een regiezitting bij de raadsheer-commissaris plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. De behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van de meervoudige kamer op 19 mei 2022, waarbij de advocaat van de man in de gelegenheid is gesteld om voor die tijd schriftelijk te reageren op het laatste (gewijzigde) verzoek van de vrouw ten aanzien van de vakanties en feestdagen. Tevens zullen partijen zich in de tussentijd via hun advocaten wenden tot [X] of [Y] voor hulpverlening voor verbetering van de onderlinge communicatie en hulp bij de ouderschapsreorganisatie.
2.5
Bij het hof is nadien ingekomen een bericht van de zijde van man van 9 mei 2022 met bijlagen.
2.6
Op 19 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw F. Huizinga.

3.De feiten

3.1
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd [in] 2008 te [plaats B] . Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2011, te [plaats B] , en
- [minderjarige 2] , [in] 2014, te [plaats B] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij de – in zoverre in hoger beroep niet bestreden – beschikking van de rechtbank van 4 augustus 2021 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken, die op 15 december 2021 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
De rechtbank heeft op 19 december 2019 voorlopige voorzieningen getroffen en, voor zover hier van belang, de kinderen aan de vrouw toevertrouwd en een voorlopige zorgregeling vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen bij de man zijn:
- om de week van vrijdagavond 17.00 uur tot zondagavond 17.00 uur en in de andere week op vrijdagavond van 17.00 uur tot 19.30 uur, waarna de man de kinderen thuis brengt en hen naar bed brengt;
- iedere maandagavond van 17.00 uur tot 19.30 uur, waarna de man de kinderen thuisbrengt en naar bed brengt.
Daarnaast is vastgelegd dat is overeengekomen dat de man (na overleg tussen en instemming van beide partijen) in de ochtenden dat de kinderen naar school moeten, in de gelegenheid zal zijn om de kinderen naar school te brengen.
3.4
De rechtbank heeft op 27 augustus 2020 opnieuw voorlopige voorzieningen getroffen, de beschikking van 19 december 2019 gewijzigd en bepaald dat de man de kinderen vanaf 27 augustus 2020 bij zich heeft in de ene week van woensdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur en in de andere week van woensdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn en de volgende zorgregeling bepaald:
- week 1: de man en de kinderen hebben omgang met elkaar van woensdag voor [minderjarige 2] vanuit school (of op een ander moment dat partijen nader overeenkomen) en [minderjarige 1] vanuit voetbal tot vrijdag 19.00 uur;
- week 2: de man en de kinderen hebben omgang met elkaar van woensdag voor [minderjarige 2] vanuit school (of op een ander moment dat partijen nader overeenkomen) en [minderjarige 1] vanuit voetbal tot vrijdag 19.00 uur;
- week 3: de man en de kinderen hebben omgang met elkaar van woensdag voor [minderjarige 2] vanuit school (of op een ander moment dat partijen nader overeenkomen) en [minderjarige 1] vanuit voetbal tot zondag 19.00 uur;
- week 4: de man en de kinderen hebben omgang met elkaar van woensdag voor [minderjarige 2] vanuit school (of op een ander moment dat partijen nader overeenkomen) en [minderjarige 1] vanuit voetbal tot zondag 19.00 uur;
- partijen zullen in onderling overleg de vakantie- en feestdagen bij helfte delen.
4.2
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep, na vermeerdering en wijziging van haar verzoek, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de volgende zorgregeling vast te stellen:
- week 1: de kinderen zijn bij de vrouw van maandag na schooltijd tot en met donderdagmiddag 17.00 uur, de man haalt de kinderen van hun sport en de kinderen overnachten bij de man, de man brengt de kinderen vrijdagochtend naar school; de vrouw haalt hen op vrijdagmiddag uit school en de kinderen verblijven de rest van week 1 bij de vrouw;
- week 2: de kinderen verblijven van maandag tot donderdagmiddag 17.00 uur bij de vrouw, de man haalt de kinderen op donderdagmiddag op van hun sport en de kinderen overnachten bij de man, de man brengt hen op vrijdagochtend naar school; de vrouw haalt de kinderen op vrijdagmiddag uit school en de kinderen verblijven de rest van week 2 bij de vrouw;
- week 3: de kinderen zijn bij de vrouw van maandag tot en met vrijdag, de vrouw brengt hen op vrijdagochtend naar school, de man haalt de kinderen vrijdagmiddag uit school en zij verblijven de rest van week 3 bij de man;
- week 4: de man brengt de kinderen op maandagochtend naar school, de vrouw haalt de kinderen maandagmiddag uit school en de kinderen verblijven vervolgens tot de daaropvolgende vrijdagochtend naar school bij de vrouw; de man haalt de kinderen op uit school en zij verblijven de rest van week 4 bij de man;
- dit vierwekelijks schema herhaalt zich vervolgens;
- de vrouw is eerste contactpersoon voor de kinderen en zorgt voor hen bij ziekte of spoedgevallen;
- de vakanties en feestdagen worden verdeeld zoals weergegeven in productie 13 bij het verweerschrift in incidenteel appel;
- dan wel een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
Verder verzoekt de vrouw de beschikking waarvan beroep voor het overige te bekrachtigen en de proceskosten tussen partijen te compenseren.
4.3
De man verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
De man verzoekt in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de volgende zorgregeling vast te stellen:
- de kinderen zijn bij de man wekelijks vanaf woensdag direct na de voetbaltraining, waarbij de man de kinderen ophaalt op de voetbalclub na hun respectievelijke trainingen (buiten aanwezigheid van de vrouw) en de kinderen bij de man eten althans – uitsluitend in de situatie waarin er géén voetbaltraining is op woensdag – vanaf 18.00 uur waarbij de kinderen in dat geval in beginsel bij de vrouw eten en de vrouw de kinderen naar de man brengt, tot vrijdag 19.00 uur en daarnaast om het weekend in de oneven weekenden van vrijdag 19.00 uur tot zondagavond 17.00 uur, althans een zodanige regeling vast te stellen die het hof juist acht, al dan niet na onderzoek door de raad;
- op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer dat de vrouw de zorgregeling niet nakomt;
- de vakanties worden door partijen in onderling overleg bepaald met inachtneming van het uitgangspunt (1) dat de vakanties bij helfte worden verdeeld, dat (2) gedurende vakanties van één week (herfst- en voorjaarsvakantie) de reguliere zorgregeling doorloopt tenzij partijen anders overeenkomen, dat (3) de kerst-, mei- en zomervakantie bij helfte worden verdeeld (zomer: 3 om 3 weken) en dat de afspraken over die vakanties tot stand komen aan de hand van de volgende regeling: partijen treden jaarlijks eind augustus / begin september met elkaar in overleg over de vakantie-indeling voor het hele schooljaar en geven daarbij ieder hun voorkeuren aan. Als dat overleg tot overeenstemming leidt voor 15 september wordt dat tussen partijen als zodanig over en weer per e-mail vastgelegd en bevestigd; die regeling geldt dan als de vakantieregeling. Als er voor 15 september géén overeenstemming is bereikt, geldt dat de man in de schooljaren die beginnen met een even getal (2022/2023, 2024/2025 enz.) de eerste keuze heeft en dat de vrouw in de schooljaren die beginnen met een oneven getal (2021/2022, 2023/2024 enz.) de eerste keuze heeft; de ouder die de eerste keuze heeft, maakt deze keuze en communiceert deze uiterlijk op 1 oktober aan de andere ouder, bij gebreke waarvan het recht om die keuze te maken vervalt en toekomt aan de andere ouder, die de keuze direct na 1 oktober zal communiceren;
- althans een zodanige vakantieregeling vast te leggen als het hof juist acht.
Voor wat betreft de feestdagen verzoekt de man een regeling overeenkomstig het in paragraaf 2.22 van het verweerschrift in hoger beroep tevens incidenteel appel opgenomen overzicht te bepalen, althans een feestdagenregeling die het hof juist acht.
4.4
De vrouw verzoekt in incidenteel hoger beroep de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal de grieven in principaal hoger beroep en in incidenteel hoger beroep, gelet op hun inhoud en onderlinge samenhang, hierna gezamenlijk bespreken.
5.2
Aan de orde is de zorgregeling voor de kinderen. Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, onder a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan, voor zover hier van belang, omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. Als het de rechter niet lukt de ouders tot elkaar te brengen, kan hij volgens de wetsgeschiedenis de wens van een van hen volgen, dan wel naar eigen goeddunken een beslissing geven.
Reguliere zorgregeling
5.3
In geschil is of de zorgregeling een ‘week op week af’ regeling of een ‘twee weken op twee weken af’ regeling dient te zijn. Daarnaast is in geschil hoelang de kinderen bij de man verblijven en wanneer de kinderen van de ene naar de andere ouder gaan.
5.4
De vrouw verzoekt een zorgregeling te bepalen zoals hierboven omschreven bij 4.2. De lange duur van het verblijf bij de man en de vele wisselingen in de huidige regeling veroorzaken volgens de vrouw spanningen en onrust en zijn voor de kinderen erg belastend. De vrouw constateert gezondheidsklachten bij de kinderen die mogelijk hiermee te maken hebben. Bovendien vermoedt zij dat de man de zorg voor de kinderen veelal aan derden, waaronder zijn nieuwe partner, overlaat, hetgeen zij ook niet in het belang van de kinderen vindt. De wisseling op woensdag zorgt voor onrust, omdat de woensdagmiddag vaak druk is met voetbaltraining, speelafspraken en partijtjes. De wisseling kan daarom beter op donderdag na school plaatsvinden.
Ter zitting in hoger beroep op 19 mei 2022 heeft de vrouw verzocht om de definitieve beslissing over de zorgregeling aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het mediationtraject dat partijen zijn gestart bij [X] . Daarnaast wil zij dat een raadsonderzoek wordt uitgevoerd over de vraag welke zorgregeling en vakantieverdeling het meest in het belang van de kinderen is, eventueel uit te breiden met een beschermingsonderzoek om tot hulp voor de kinderen te komen.
5.5
De man vindt het vooral van belang dat beide ouders een gelijkwaardige rol in het leven van de kinderen spelen en is het eens met de vrouw dat een regeling zoveel mogelijk rust en duidelijkheid moet bieden. Daarbij past volgens hem het beste een ‘week op week af’ schema (in plaats van een ‘twee weken op twee weken af’ schema) en een regeling die een co-ouderschap (50/50 verdeling van de zorg) benadert. Door de flexibiliteit van zijn baan heeft hij voldoende tijd voor zijn kinderen in een dergelijke regeling. De huidige regeling loopt op zich goed, behalve de wissel op woensdag. De man wil de kinderen woensdag ophalen uit de voetbaltraining buiten de aanwezigheid van de vrouw. Voor het geval er geen training is, wenst de man om 18.00 uur te wisselen, omdat ook de vrouw van mening is dat 19.00 uur te laat is.
Een wisselmoment op donderdag na school acht de man niet in het belang van de kinderen, omdat de man en de kinderen dan veel minder tijd met elkaar kunnen doorbrengen. Wel is de man bereid in te stemmen met een regeling waarbij de kinderen bij hem zijn van donderdag na school tot maandag naar school, als zijn voorstel wordt gevolgd voor een schema waarin de kinderen in de ene week van woensdagavond tot vrijdagavond bij hem zijn en de andere week van donderdagavond tot maandagochtend.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het in het belang van de kinderen is dat er rust en duidelijkheid komt. Partijen hebben tijdens de zitting op 4 april 2022 verklaard hun strijd buiten de kinderen om te voeren zodat zij er niets van meekrijgen, maar dat is een illusie. Kinderen voelen heftige spanningen tussen hun ouders aan. Het belang van de kinderen is niet gediend met uitvoerige discussies over het wanneer en door wie (laten) ophalen van de kinderen en over de verdeling van vakantie- en feestdagen. Er dient daarom voor nu een heel duidelijke regeling te worden vastgesteld met zo min mogelijk wisselmomenten. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders hebben onderkend dat zij hulp nodig hebben bij de ouderschapsreorganisatie en de raad adviseert de ouders dringend om de adviezen die [X] daarover zal geven, op te volgen. De raad ziet geen noodzaak tot het uitvoeren van een raadsonderzoek. School noch andere instanties hebben zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen hebben ongetwijfeld wel last van de spanning en strijd tussen partijen. Als deze situatie, ondanks het lopende traject bij [X] , niet verandert, kunnen ouders overwegen een zogeheten kindbehartiger in te schakelen die de kinderen kan ondersteunen in het proces dat het gezin doormaakt.
5.7
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over de zorgregeling, zodat geen aanleiding bestaat hierover een raadsonderzoek te gelasten, zoals door de vrouw verzocht. Met de raad is het hof van oordeel dat een definitieve vaststelling van een duidelijke regeling met zo min mogelijk wisselmomenten het meest in het belang van de kinderen is. Verder is het in het belang van de kinderen om het onlangs gestarte traject bij [X] te vervolgen. Tijdens dit traject zullen de kinderen ook worden gehoord. Mocht [X] adviseren verdere hulp voor de kinderen (of ouders) in te schakelen, dan zijn partijen het erover eens dat zij daaraan zullen meewerken, zo hebben zij ter zitting in hoger beroep op 19 mei 2022 toegezegd.
5.8
Voorts overweegt het hof als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is - onder meer - het volgende gebleken. Partijen zijn sinds hun uiteengaan in 2019 verwikkeld in heftige discussies en in procedures over zowel de zorg voor de kinderen als de financiële afwikkeling van het huwelijk. Zij ondervinden daarvan beiden veel stress en hun verstandhouding is mede daardoor almaar verslechterd. Sinds de beschikking van de voorzieningenrechter op 27 augustus 2020 hebben partijen de zorg voor de kinderen min of meer gelijkelijk verdeeld (zie 3.4). In de bestreden beschikking is deze regeling gehandhaafd, met dien verstande dat het wisselmoment op woensdag is veranderd en de regeling in een schema van ‘twee weken op twee weken af’ is gevat. Partijen hebben de rechterlijke beslissingen over de zorgregeling op hoofdlijnen nageleefd, maar er zijn ook steeds geschillen over de wijze van uitvoering. Zo wordt ook de regeling in de bestreden beschikking van 4 augustus 2021 tot op heden nageleefd, maar blijven partijen van mening verschillen over de (wijze van) overdracht op de woensdag.
5.9
Het hof ziet in hetgeen partijen hebben aangevoerd geen aanleiding om het in de bestreden beschikking vastgestelde schema te wijzigen. De kinderen hebben rust en duidelijkheid nodig, want zij hebben al veel veranderingen meegemaakt nadat hun ouders uiteen zijn gegaan. Zij hebben bijvoorbeeld te maken gehad met het vertrek van hun vader uit de echtelijke woning, vervolgens de verhuizing van hun moeder, de terugkeer van hun vader in de echtelijke woning en de komst van een nieuwe partner met kinderen in het leven van hun vader. Daarbij en daardoor is de zorgregeling al een paar keer veranderd. Een nieuwe ingrijpende verandering acht het hof dan ook niet in het belang van de kinderen De ‘twee weken op twee weken af’ regeling, zoals vastgesteld in de bestreden beschikking, wordt alweer geruime tijd uitgevoerd. Dat deze regeling als zodanig de belangen van de kinderen schaadt, is niet aannemelijk geworden. De omstandigheid dat de ouders van de man, dan wel zijn nieuwe partner, in de praktijk ook incidenteel een deel van de zorg voor de kinderen op zich nemen indien de man niet beschikbaar is, maakt dit niet anders. Ook acht het hof het gegeven dat de kinderen in een ‘twee weken op twee weken af ʼ schema bepaalde familieleden van de man, of de kinderen van diens nieuwe partner, minder zullen zien niet van doorslaggevende betekenis. Zoals ook bij de feestdagenregeling aan de orde is, zullen de kinderen met de familie van de vrouw eveneens minder contact kunnen hebben dan vroeger het geval was. Het reorganiseren van een gezin na een echtscheiding brengt noodzakelijkerwijs verschuivingen in familieverhoudingen en -contacten teweeg die niet allemaal te voorkomen en op te lossen zijn. Dat geldt zeker in een geval als dit, waarin beide ouders kennelijk een uitgebreid familienetwerk hebben. Deze verschuivingen veroorzaken ongetwijfeld ongemak en verdriet voor alle betrokkenen, maar het hof acht de belangen van de kinderen meer gebaat bij continuïteit en een duidelijke regeling, die rust brengt, dan een regeling waarbij zij veelvuldig moeten wisselen en waarop veel uitzonderingen worden gemaakt.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking voor wat betreft het ‘twee weken op twee weken af’ schema bekrachtigen. Het hof zal de bestreden beschikking wel vernietigen ten aanzien van het wisselmoment op de woensdag, nu daarover op dit moment de meeste onrust lijkt te bestaan. Het hof zal bepalen dat in week 1 en 2 van de zorgregeling (naar het hof begrijpt, zijn dit de weken waarin de kinderen in het weekend bij de vrouw verblijven) de vrouw de kinderen op woensdagmiddag naar voetbaltraining brengt (waarna zij vertrekt) en de man hen daar na de training ophaalt. In het geval dat er geen voetbaltraining plaatsvindt, haalt de man de kinderen op bij de vrouw thuis om 18.00 uur. Dat betekent dat als een van de kinderen geen voetbaltraining heeft en de andere wel, de man de kinderen op twee verschillende tijdstippen dient te halen. In week 3 en 4 van de zorgregeling (naar het hof begrijpt zijn dit de weken waarin de kinderen in het weekend bij de man verblijven) zal het hof, in afwijking van de bestreden beschikking en conform het verzoek van de vrouw en het voorwaardelijke voorstel van de man in zijn reactie van 9 mei 2022, bepalen dat het wisselmoment in plaats van op woensdag plaats zal vinden op donderdag na school. De kinderen verblijven vervolgens in die weken bij de man tot maandagochtend naar school. Naar het oordeel van het hof creëert dit wat meer rust voor de kinderen omdat zij iets langer aaneengesloten bij zowel de man als de vrouw kunnen verblijven. Bovendien vermindert een wissel via de school op maandag en op donderdag het risico op confrontaties tussen de ouders. Tot slot is het hof van oordeel dat op deze wijze zowel de man als de vrouw een substantieel deel van de zorg voor de kinderen op zowel week- als op weekenddagen kunnen dragen. Dat is in het belang van de kinderen die, naar beide ouders hebben beaamd, een goede band met beide ouders hebben.
Contactpersoon
5.1
Het hof wijst het verzoek van de vrouw om haar als eerste contactpersoon aan te wijzen af. Nog daargelaten de vraag of een dergelijk verzoek op grond van artikel 1:253a BW kan worden gedaan, is het hof van oordeel dat de ouder bij wie de kinderen in het kader van de zorgregeling verblijven, de verantwoordelijkheid heeft voor opvang bij calamiteiten en dergelijke. Het staat de ouder waarbij de kinderen in het kader van de zorgregeling verblijven daarbij vrij om die opvang zelf te doen, daarvoor een derde in te schakelen of bij de andere ouder om bijstand te vragen.
Dwangsom
5.11
Het hof wijst eveneens af het verzoek van de man om aan de reguliere zorgregeling een dwangsom te verbinden. Beide partijen hebben ter zitting in hoger beroep van 19 mei 2022 verklaard dat de huidige reguliere regeling in beginsel goed wordt nagekomen. Dat de vrouw veel bezwaren heeft opgeworpen tegen deze regeling en partijen over uitvoeringskwesties discussiëren, is voor het hof onvoldoende om aan te nemen dat de vrouw de vast te stellen reguliere zorgregeling niet zal nakomen.
Vakanties en feestdagen
5.12
Partijen zijn het erover eens dat zij vooralsnog niet in staat zijn om, zoals de rechtbank in de bestreden beschikking heeft bepaald, vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte te delen. Zij hebben over en weer zeer gedetailleerde voorstellen gedaan. Het hof zal hierna de door partijen genoemde vakanties en feest-/gedenkdagen puntsgewijs bespreken en een regeling daarvoor vaststellen in de hoop dat dit bijdraagt aan rust en duidelijkheid tussen partijen, hetgeen in het belang van de kinderen is. De bestreden beschikking zal dan ook op dit onderdeel vernietigd worden.
Het hof hanteert bij de hierna vast te stellen regeling als uitgangspunten dat vakanties en feestdagen bij helfte worden gedeeld, dat er niet te veel wisselingen voor de kinderen zijn en dat de reguliere regeling waar mogelijk doorloopt, omdat dit de rust en regelmaat voor de kinderen bevordert. Voor het hof is voldoende aannemelijk geworden dat de man zijn werk zo kan inrichten dat hij tijdens de helft van de vakanties en feestdagen voor de kinderen kan zorgen en daarbij slechts incidenteel opvang van een ander nodig heeft. Mocht de regeling leiden tot inkorting van reguliere zorgweekenden, of een verdeling bij helfte niet exact te realiseren zijn, dan staat daar geen compensatie van “gemiste tijd” tegenover.
Bij het hof is niet bekend in welke van de vier weken van het ‘twee weken op twee weken af’-schema de start van de hierna te bepalen vakantieregeling zal zijn. Het hof is van oordeel dat volgens dit schema dient te worden verder geteld.
Ter illustratie: Stel het begin van de zomervakantie valt in week 4 van het schema. Volgens de hierna te bepalen regeling worden de kinderen dan op vrijdag 15 juli 2022 om 19.00 uur bij de vrouw gebracht voor de zomervakantie. Het einde van de zomervakantie (26 augustus 2022) valt dan in week 2 van het schema. Ingevolge de te bepalen zomervakantieregeling worden de kinderen op vrijdag 26 augustus 2022 om 19.00 uur bij de vrouw gebracht. In de daaropvolgende week 3 van het schema gaan de kinderen op donderdag weer naar de man, en wordt de reguliere regeling vervolgd.
Wellicht ten overvloede zij nog opgemerkt dat, als partijen het onderling eens worden over een afwijking van de door het hof vastgestelde regeling, zij daartoe gerechtigd zijn.
Zomervakantie
5.13.
Het hof zal bepalen dat de zomervakantie bij helfte wordt gedeeld. Dat wil zeggen dat ieder van partijen drie weken met de kinderen kan doorbrengen. Op deze wijze kunnen beide ouders met de kinderen ook verdere buitenlandse reizen ondernemen. Niet gebleken is dat de belangen van de kinderen, die inmiddels 10 en 7 jaar oud zijn en een goede band met beide ouders hebben, zich tegen een dergelijke verdeling verzetten. Daarbij zal het hof bepalen dat de vrouw de kinderen in de even jaren de eerste helft van de zomervakantie bij zich zal hebben en dat de man de kinderen in de tweede helft bij zich zal hebben. In de oneven jaren zal de vrouw de kinderen de tweede helft van de zomervakantie bij zich hebben en de man zal de kinderen de eerste helft bij zich hebben. Dit betekent dat de kinderen de eerste helft van de aankomende zomervakantie bij de vrouw zullen verblijven. Daarbij heeft te gelden dat de zomervakantie aanvangt op de eerste vrijdag om 19.00 uur en eindigt op de laatste vrijdag 19.00 uur, zodat de kinderen in het laatste weekend van de vakantie nog bij de andere ouder kunnen zijn alvorens zij weer naar school gaan. Dit betekent dat de kinderen op 15 juli aanstaande om 19.00 uur bij de vrouw zullen worden gebracht, als zij daar nog niet zijn in het kader van de reguliere regeling. Het wisselmoment in de zomervakantie zal het hof, conform het verzoek van de man, eveneens bepalen op vrijdag 19.00 uur.
In 2022 zullen de kinderen aldus op vrijdag 5 augustus om 19.00 bij de man worden gebracht en zij zullen op vrijdag 26 augustus 2022 om 19.00 uur bij de vrouw worden gebracht. In de daaropvolgende week wordt de reguliere regeling weer hervat. In alle even jaren herhaalt dit schema zich, en in alle oneven jaren zal de verdeling omgekeerd zijn.
Herfstvakantie en voorjaarsvakantie en overige vakanties van één week
5.14
Ten aanzien van de herfst- en voorjaarsvakantie en overige vakanties van één week zal het hof bepalen dat de kinderen deze vakanties starten na school, of op vrijdag 19.00 uur als er geen school is, en wel bij de ouder waar ze volgens de reguliere regeling bij de aanvang van de vakantie in het weekend zullen verblijven. Vervolgens zullen zij bij die ouder blijven tot woensdag 19.00 uur. Vervolgens verblijven ze tot maandag naar school bij de andere ouder. Dit levert de minste wisselingen op en dus het meest rust, continuïteit en duidelijkheid. Dit betekent dat de reguliere regeling af en toe wordt doorbroken, maar deze zal in de week na de vakantie weer gelden. Er vindt geen compensatie van dagen plaats.
Kerstvakantie
5.15
Het hof zal bepalen dat de man de kinderen telkens de eerste week van deze vakantie bij zich heeft vanaf de eerste vrijdag 19.00 uur van de vakantie en de vrouw telkens de tweede week van deze vakantie vanaf vrijdag 19.00 uur tot de daaropvolgende vrijdag 19.00 uur waarna de kinderen het verdere weekend zullen verblijven bij de ouder waar zij volgens de reguliere regeling zullen zijn. De regelingen die partijen voorstellen voor deze vakantie staan lijnrecht tegenover elkaar en veroorzaken veel wisselingen. De regeling die het hof zal bepalen, leidt ertoe dat de man met de kinderen het gehele kerstfeest zal vieren, waaraan hij belang hecht vanwege zijn Christelijke geloofsovertuiging. Ter compensatie zal hierna worden bepaald dat de vrouw de kinderen telkens op de Hindoestaanse feestdagen Holi Phagwa en Divali bij zich zal hebben, omdat zij daaraan vanwege haar geloofsovertuiging hecht.
Meivakantie
5.16
Het hof zal de meivakantie, voor het geval deze twee weken duurt, als volgt verdelen. De kinderen zijn de eerste week in de even jaren bij de vrouw en de tweede week bij de man. In de oneven jaren zijn de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw. De aanvang zal, net als bij de zomervakantie, zijn op de vrijdag voorafgaand aan het weekend waarin de vakantie begint om 19:00 uur. Het wisselmoment in de meivakantie van twee weken is op de daaropvolgende vrijdag om 19.00 uur. Vervolgens blijven de kinderen de tweede week bij de andere ouder tot de eerstvolgende maandag naar school. Aldus kunnen beide ouders een volledige vakantieweek met de kinderen doorbrengen waarin ze ook naar een accommodatie kunnen gaan. In het geval de meivakantie een week duurt, zal de verdeling bij helfte zijn, op dezelfde wijze als bij de voorjaars- en herfstvakantie is bepaald. Een en ander acht het hof in het belang van de kinderen, omdat de regeling duidelijk en evenwichtig is en weinig wisselingen veroorzaakt.
Verjaardagen
5.17
Het hof is, gelet op de bij 5.12 genoemde uitgangspunten, van oordeel dat de reguliere zorgregeling en de hiervoor beschreven vakantieregeling niet aangetast dient te worden door de door partijen genoemde verjaardagen/gedenkdagen van henzelf, de kinderen en familieleden. Deze dagen worden gevierd daar waar de kinderen ingevolge de reguliere of vakantieregeling verblijven. Verjaardagen en andere persoonlijke gedenkdagen hoeven niet noodzakelijkerwijs op de betreffende datum gevierd te worden, ook al betekent dat soms wat meer planning en inschikkelijkheid van deze en gene. Het hof verwijst in dit verband nog naar zijn overweging bij 5.9. Dit betekent dat de verzoeken van de vrouw voor de verjaardagen van de kinderen, van partijen en van andere familieleden alsmede de verzoeken voor de overlijdensdagen van opa en oma worden afgewezen.
Feestdagen en bijzondere dagen
5.18
Ten aanzien van de
Hindoestaanse feestdagen Holi Phagwa en Divalizal het hof bepalen dat de kinderen deze dagen jaarlijks bij de vrouw zullen verblijven, ook als zij daar ingevolge de reguliere regeling of vakantieregeling niet zouden zijn. Zij zullen op deze feestdagen na school tot de volgende dag naar school bij de vrouw verblijven. Als er geen school is, zullen ze bij de vrouw verblijven vanaf 11.00 uur tot de volgende dag 11.00 uur.
Over
Moeder- en Vaderdagzijn partijen het eens dat de kinderen bij de vrouw, respectievelijk de man verblijven. Het hof zal aldus beslissen en het voorstel van de man volgen dat de kinderen de avond voor deze feestdag om 19.30 uur naar de andere ouder gaan en het voorstel van de vrouw volgen om de kinderen bij de andere ouder te laten blijven tot de maandag naar school.
Goede Vrijdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, Pakjesavond (5 december), Sinterklaas (6 december) en Oud en Nieuwbrengen de kinderen door bij de ouder waar ze ingevolge de te bepalen reguliere zorg- of vakantieregeling zullen zijn.
Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdagworden eveneens doorgebracht bij de ouder waar de kinderen in het kader van de reguliere zorg- of vakantieregeling het daaraan voorafgaande Paas- of Pinksterweekend hebben doorgebracht. Als de man als gevolg van deze regeling de kinderen op
Tweede Paas- en Tweede Pinksterdagbij zich heeft, worden zij om 18.00 uur teruggebracht naar de vrouw, als de volgende dag een schooldag is (anders geldt de vakantieregeling). Hiermee wordt naar het oordeel van het hof de voor de kinderen van belang zijnde rust en duidelijkheid gecreëerd.
Proceskosten
5.19
Het hof zal vanwege de aard en de uitkomst van de procedure, de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.2
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep
voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen:
vernietigt de beschikking waarvan beroep met betrekking tot de wisselmomenten in de reguliere zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de volgende
reguliere zorgregelingvast:
- in week 1 en 2 van de zorgregeling (wanneer de kinderen in het weekend bij de vrouw verblijven) brengt de vrouw de kinderen op
woensdagnaar voetbaltraining (waarna zij vertrekt) en haalt de man hen daar op na de training; in het geval er geen voetbaltraining plaatsvindt, haalt de man de kinderen op bij de vrouw thuis om 18.00 uur; zij verblijven in deze weken bij de man tot vrijdag 19.00 uur;
- in week 3 en 4 van de zorgregeling (wanneer de kinderen in het weekend bij de man verblijven) zijn de kinderen vanaf
donderdagna school tot maandagochtend naar school bij de man;
bepaalt dat als
zorgregeling voor de vakantiesgeldt al hetgeen is geoordeeld bij 5.12 tot en met 5.16;
bepaalt dat als
zorgregeling voor de verjaar- en feest/gedenkdagengeldt hetgeen is geoordeeld bij 5.17 en 5.18;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.F. Miedema en mr. P.A.M. Jongens-Lokin, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 28 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.