ECLI:NL:GHAMS:2022:1921

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
23-000385-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot afpersing, bedreiging en witwassen met gedeeltelijke vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot afpersing, bedreiging en witwassen. De zaak betreft een reeks van bedreigingen aan het adres van slachtoffer 1, waarbij de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd om geld af te persen. De verdachte heeft gedreigd met geweld en heeft geprobeerd om de slachtoffers te dwingen tot de afgifte van geldbedragen. Daarnaast is de verdachte ook beschuldigd van witwassen, waarbij hij in het bezit was van verschillende dure goederen waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor het witwassen van zonnebrillen en horloges, wat heeft geleid tot een gedeeltelijke vrijspraak op dat punt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan deze misdrijven, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Het hof heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn van berechting in aanmerking genomen, wat heeft geleid tot een verlaging van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000385-20
datum uitspraak: 29 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 15-172588-19 en 13-702356-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 maart 2022 en 15 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving en wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 14
juni 2019 te Haarlem, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen. met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van € 900,00
(negenhonderd euro), althans één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed. dat geheel of
ten dele aan die [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan verdachte toebehoorde,
door voornoemde [slachtoffer 1]
- met twee andere personen te bezoeken en/of
- één of meerdere harde klap(pen) en/of vuistslag(en) in het gezicht te geven (waardoor de
voortand van [slachtoffer 1] bij de wortel is afgebroken) en/of
  • een glazen kandelaar tegen het lichaam te gooien en/of
  • een boete (van ongeveer € 20.000) op te leggen (omdat hij met de politie zou hebben
gesproken, waardoor hij, verdachte, langer zou hebben vastgezeten) en/of
- ( (mondeling dan wel per (telefoon)bericht) dreigende woorden toe te voegen, te weten “Ik
hoef maar één telefoontje te plegen, dan lig je in de achterbak en ben je weg” en/of “Ik haat
je, ik laatje weghalen” en/of “Ik laat je ramen ingooien” en/of “Je raakt je huis kwijt” en/of
‘Ik heb jongens op je staan” en/of “Me geld de 6e, wil er GVD niet zelf achteraan gaan. Ik
wacht een uur op antwoordt daarna mag je het regelen met [club 1] ” en/of “Ik ga jou
geestelijk zo pijnigen dat jij zelfmoord gaat plegen vieze vuile smerige hond" en/of
- door ((een) (thans nog onbekende) perso(o)n(en)) dreigende berichten naar [slachtoffer 1] te
(laten) sturen, te weten: “ [slachtoffer 1] , luister, we hebben met jouw neef [naam 2] gezeten, wees
dankbaar datje [naam 2] als neef hebt. Laten we jou (voorlopig) mits jij alles met hem oplost
laten we jou met rust zal jou niks gebeuren. Dus regel 19K met hem in termijnen wat je hebt
afgesproken. [naam 2] heeft veel voor ons gedaan. Dus wij houden aan ons woord dat je niks
overkomt. Let wel op dit komt echt door [naam 2] ” en/of “We hebben net bericht gehad, [naam 2]
trekt zijn handen van jou af. Je weet wat dit inhoud. Ik heb ook contact gehad met kennissen
van [club 2], die zijn ook op de hoogte jij gaat weg uit [plaats]. Deze week ontvang jij
bezoek, ook de mensen om je heen. Je domme actie dit naar [naam 2] toe, hij was jouw
veiligheidsnet. We zien elkaar snel”, en/of door
- de ex-partners van [slachtoffer 1] te benaderen met de mededeling dat zijn kinderen bij hem
niet veilig zijn, omdat hij bezoek zou krijgen van de motorclub [club 2] en/of
- een familielid van [slachtoffer 1] te benaderen met het advies niet meer bij [slachtoffer 1] thuis te
komen omdat [club 1] en [club 2] bij hem langs zouden komen;
- een familielid van [slachtoffer 1] berichten met dreigende inhoud te sturen, te weten “Bij mij
was hij save mits hij aan zijn afspraken hield” en/of “Hij gaat weg uit [plaats] en gaat zijn
kids niet meer zien” en/of “Hij had niet tegen mij moeten verklaren en daarna spullen bij
mijn huis stelen” en/of “Als je met vuur speelt kun je je branden” en/of “Ik ga hem
verbranden, druk hem dat op zijn hart” en/of “Vooral niet bij mij, hij zou mij elke 6e van de
maand geld geven was nog redelijk paar meier maar blijf niet achter hem aanvragen”;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 14
juni 2019 te Haarlem, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag
van 20.000 euro, althans een groot geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
door die voornoemde [slachtoffer 1]
  • met twee andere personen te bezoeken en/of
  • één of meerdere harde klap(pen) en/of vuistslag(en) in het gezicht te geven (waardoor de
voortand van [slachtoffer 1] bij de wortel is afgebroken) en/of
  • een glazen kandelaar tegen het lichaam te gooien en/of
  • een boete (van ongeveer € 20.000) op te leggen (omdat hij met de politie zou hebben
gesproken, waardoor hij, verdachte, langer zou hebben vastgezeten) en/of
- ( (mondeling dan wel per (telefoon)bericht) dreigende woorden toe te voegen, te weten “Ik
hoef maar één telefoontje te plegen, dan lig je in de achterbak en ben je weg” en/of “Ik haat
je, ik laat je weghalen” en/of “Ik laat je ramen ingooien” en/of “Je raakt je huis kwijt” en/of
“Ik heb jongens op je staan” en/of “Me geld de 6e, wil er GVD niet zelf achteraan gaan. Ik
wacht een uur op antwoordt daarna mag je het regelen met [club 1] ” en/of “Ik ga jou
geestelijk zo pijnigen dat jij zelfmoord gaat plegen vieze vuile smerige hond” en/of
- door ((een) (thans nog onbekende) perso(o)n(en)) dreigende berichten naar [slachtoffer 1] te
(laten) sturen, te weten: “ [slachtoffer 1] , luister, we hebben met jouw neef [naam 2] gezeten, wees
dankbaar datje [naam 2] als neef hebt. Laten we jou (voorlopig) mits jij alles met hem oplost
laten we jou met rust zal jou niks gebeuren. Dus regel 19K met hem in termijnen wat je hebt
afgesproken. [naam 2] heeft veel voor ons gedaan. Dus wij houden aan ons woord dat je niks
overkomt. Let wel op dit komt echt door [naam 2] " en/of ‘We hebben net bericht gehad, [naam 2] trekt
zijn handen van jou af. Je weet wat dit inhoud. Ik heb ook contact gehad met kennissen van
[club 2]. die zijn ook op de hoogte jij gaat weg uit [plaats]. Deze week ontvang jij bezoek,
ook de mensen om je heen. Je domme actie dit naar [naam 2] toe. hij was jouw veiligheidsnet. We
zien elkaar snel", en/of door
- de ex-partners van [slachtoffer 1] te benaderen met de mededeling dat zijn kinderen bij hem
niet veilig zijn, omdat hij bezoek zou krijgen van de motorclub [club 2] en/of
- een familielid van [slachtoffer 1] te benaderen met het advies niet meer bij [slachtoffer 1] thuis te
komen omdat [club 1] en [club 2] bij hem langs zouden komen;
- een familielid van [slachtoffer 1] berichten met dreigende inhoud te sturen, te weten “Bij mij
was hij save mits hij aan zijn afspraken hield” en/of “Hij gaat weg uit [plaats] en gaat zijn
kids niet meer zien" en/of “Hij had niet tegen mij moeten verklaren en daarna spullen bij
mijn huis stelen" en/of “Als je met vuur speelt kun je je branden" en/of “Ik ga hem
verbranden, druk hem dat op zijn hart" en/of “Vooral niet bij mij, hij zou mij elke 6e van de
maand geld geven was nog redelijk paar meier maar blijf niet achter hem aanvragen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 17 juli
2019 te Haarlem, in ieder geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2]
(al dan niet via derde(n)) (telkens) dreigend de woorden toe te voegen
  • “Je weet dat ik niet vies ben van ... of een gunnetje" (gun/vuurwapen) en/of
  • “Ik ga jou thuis opzoeken” en/of
  • “Het kan me niet meer schelen. Ik ga je krijgen en ben niet bang om voor jou te gaan
zitten" en/of
- “ “Zeg jij maar tegen [slachtoffer 2], dat ik weet waar hij woont en dat ik bij hem
langs kom om hem op te knappen. Ik ben helemaal klaar met dat witwasonderzoek van hem.
Ik heb een foute agent en die geeft al jullie adressen als ik daar om vraag. Jullie komen
allemaal aan de beurt! Ik ben geen Turk of Marokkaan... ik ben Molukker dus dan weetje
dat ik serieus ben!”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 juli
2019, te Haarlem en/of Heemstede en/of Schiedam, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • één of meer geldbedrag(en) van (in totaal ongeveer) € 85.897,60 ([naam 3]/[naam 4]) en/of
  • een geldbedrag van (in totaal ongeveer) € 16.500 (contanten in woning) en/of
  • een geldbedrag van (in totaal ongeveer) € 11.755 (lening [naam 5]) en/of
  • een auto, te weten een Mercedes S63 AMG met kenteken [kenteken 1] (dan wel de
tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of
- een auto, te weten een Audi A8 met kenteken [kenteken 2] (dan wel de tegenwaarde daarvan in
geld en/of goed(eren)) en/of
- een auto, te weten een Audi Q5 met kenteken [kenteken 3] (dan wel de tegenwaarde daarvan in
geld en/of goed(eren)) en/of
- een auto, te weten een Mercedes CL63 AMG met kenteken [kenteken 4] (dan wel de
tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of
- een auto, te weten een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 5] (dan wel de tegenwaarde
daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of
- een auto, te weten een Mercedes E350 GDI met kenteken [kenteken 6] (dan wel de
tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of
- een auto, te weten een Mercedes S420 GDI met kenteken [kenteken 7] (dan wel de tegenwaarde
daarvan in geld en/of goed(eren)) en/of
- één of meer (ongeveer elf) gouden sieraden (dan wel de tegenwaarde daarvan in geld en/of
goed(eren)) en/of
- één of meer horloges, waaronder ook replica’s, van de merken Rolex, Cartier, Hublot,
Audemars Piguet en/of Franck Muller (dan wel de tegenwaarde daarvan in geld en/of
goed(eren)) en/of
- één of meer zonnebrillen van de merken Cartier, Dita, Gucci, Tom Ford, Versace en/of
Louis Vuitton (dan wel de tegenwaarde daarvan in geld en/of goed(eren)),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of (van (één van)
voornoemd(e) voorwerp(en)) gebruik heeft gemaakt
en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) (daadwerkelijk) voorhanden had dan wel
heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde witwassen bepleit. De raadsman heeft daartoe, ter onderbouwing van de stelling van de verdachte, dat het goud waarover hij in de tenlastegelegde periode beschikte een legale herkomst had, ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte vóór 2010 in de [werk 1] heeft gewerkt en dat hij van het toen verdiende en gespaarde geld het goud heeft gekocht. Daarnaast heeft hij in 2017 en 2018 een eenmanszaak gehad waarmee hij werkzaamheden als [werk 2] verrichtte of liet verrichten. Van zijn opdrachtgever ‘[opdrachtgever]’ heeft hij daarvoor geld ontvangen. De verdediging heeft ter onderbouwing daarvan gewezen op enkele facturen in het dossier. Daarnaast beschikte de verdachte over geld uit een lening van mevrouw [naam 6]. Bovendien kreeg de verdachte in de tenlastegelegde periode geld terugbetaald van zijn neef [naam 5], aan wie de verdachte in de periode vóór 2017 geld had geleend. De auto’s die de verdachte al dan niet in eigendom voorhanden heeft gehad zijn met inkomsten uit zijn eenmanszaak gefinancierd en/of ingeruild voor andere auto’s.
Ten aanzien van het laste gelegde witwassen van horloges en zonnebrillen heeft de raadsman verwezen naar de beslissing tot vrijspraak van de rechtbank.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien het openbaar ministerie feiten en omstandigheden heeft aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat deze een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft mag de rechter die omstandigheid betrekken in de bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
Op 16 januari 2019 vond een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte aan de
[adres 2]. Tijdens die doorzoeking werden onder andere een geldbedrag van
€ 16.500,00 euro, diverse gouden sieraden en horloges aangetroffen. Tevens werd voor de woning een auto van het merk Audi, type A8 aangetroffen, met een kenteken dat geregistreerd was op naam van de verdachte. De verdachte beschikte in de ten laste gelegde periode over een inkomen (in totaal een bedrag van € 85.897,60), naar eigen zeggen als verdiensten uit zijn op 20 februari 2017 opgerichte eenmanszaak: ‘[naam 3]’.
Uit onderzoek naar de saldo- en transactiegegevens van de activiteiten van de verdachte is naar voren gekomen dat hij over 2010 € 4.463,00 heeft ontvangen van [bedrijf] en over 2011
€ 420,00 aan inkomen heeft verkregen. Over de jaren 2012 tot en met 2016 is niet gebleken dat de verdachte inkomsten heeft genoten; hij heeft over die jaren geen inkomsten opgegeven. Daarnaast is niet gebleken van ander legaal inkomen en heeft hij geen vermogen opgegeven in box 3..De verdachte heeft daarnaast in de tenlastegelegde periode diverse auto’s uit het duurdere segment op zijn naam voorhanden gehad. De aankoopbedragen of grote delen daarvan kunnen niet worden afgeleid uit bankgegevens van de verdachte of anderszins worden verklaard uit legale transacties. Verder financieel onderzoek op het ten name van de verdachte geregistreerde bankrekeningnummer heeft uitgewezen dat de verdachte een bedrag van € 11.755,00 heeft ontvangen van [naam 5], dat diende ter aflossing van een lening. Uit het opsporingsonderzoek, in het bijzonder de bankgegevens van de verdachte - ook uit de periode vóór 2017 - is van een verstrekte lening aan [naam 5] door de verdachte niet gebleken.
De vorenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien rechtvaardigen het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft omtrent de herkomst van deze goederen en bedragen.
Ontbrekend bewijsvermoeden van witwassen ten aanzien van horloges zonnebrillen
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de op de tenlastelegging vermelde horloges en zonnebrillen niet kan worden bewezen dat op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat betekenis dient te worden toegekend aan de kennelijk geringe waarde van de betreffende voorwerpen. Uit het dossier blijkt dat het (merendeels) om replica’s gaat en dat de taxatiewaardes niet zodanig zijn dat hieraan betekenis kan worden toegekend in de sleutel van een vermoeden van witwassen. Het hof volgt derhalve het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging ten aanzien van deze voorwerpen.
Beoordeling van de verklaringen de verdachte over de herkomst van het goud, het geld en de auto’s, voor zover daartegen verweer is gevoerd
Ten aanzien van het bij de verdachte aangetroffen goud, het geld, en de auto’s wordt hierna afzonderlijk beoordeeld of de verdachte daarvoor een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat deze voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het goud
De verdachte heeft verklaard dat het goud dat op 16 januari 2019 is aangetroffen in zijn woning, is aangeschaft met de inkomsten uit zijn baan als [werk 1] De verdachte ontving op 8 juni 2010 gouden sieraden terug van [naam 7] ter waarde van € 13.405,00. Volgens de verdachte heeft hij met de gouden sieraden gehandeld en valt de waardevermeerdering daaruit te verklaren. Nu de verdachte deze concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven, en het openbaar ministerie deze verklaring niet nader heeft onderzocht en ontzenuwd, kan niet worden volgehouden dat het niet anders kan zijn dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dient de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het aangetroffen geld
De verdachte heeft verklaard dat het merendeel van het contante geld, ten bedrage van € 16.000,00, dat op 16 januari 2019 werd aangetroffen in de woning van de verdachte, bestemd was voor [naam 6]. Hij zou het geld van haar hebben geleend en hij had het aangetroffen bedrag aan haar willen terugbetalen. Bij de rechtbank heeft de verdachte een verklaring overgelegd die van [naam 6] afkomstig zou zijn, inhoudende dat zij aan de verdachte op 17 september 2018 een bedrag van € 38.000,00 heeft uitgeleend. [naam 6] is op 29 september 2021 gehoord door de raadsheer-commissaris. Zij heeft toen onder het afleggen van de belofte, verklaard dat zij geen geld aan de verdachte heeft uitgeleend. Het hof hecht meer waarde aan de ten overstaan van de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van [naam 6], dan aan die van de verdachte, temeer nu [naam 6] heeft verklaard over de kwetsbare periode waarin zij zich bevond ten tijde van de brief waarin melding wordt gemaakt van de lening. Nu, na verificatie, is gebleken dat de verklaring van de verdachte niet op waarheid berust, biedt deze geen tegenwicht tegen de verdenking van witwassen.
Dat geldt ook voor de andere verklaring die de verdachte heeft gegeven voor de herkomst van het in zijn huis aangetroffen geldbedrag, te weten dat dit (mede) afkomstig is van een door [naam 5] terugbetaalde lening, die door de verdachte vóór 2017 is verstrekt. Deze verklaring acht het hof hoogst onwaarschijnlijk nu de verdachte in de periode vóór 2017 jarenlang niet over een aantoonbaar legaal inkomen beschikte waaruit aan [naam 5] kon worden geleend.
Over de gestelde verdiensten van de verdachte, die het bij hem aangetroffen geldbedrag (mede) zouden kunnen verklaren, overweegt het hof tenslotte dat de verklaringen hieromtrent hoogst onwaarschijnlijk zijn. De verdachte heeft verklaard, dat hij op 20 februari 2017 een eenmansbedrijf heeft opgericht genaamd [naam 3], dat hij voor de door hem uitgevoerde koeriersdiensten maandelijks
€ 8.600,00 verdiende bij [opdrachtgever], en dat hij de facturen voor zijn werkzaamheden door zijn boekhouder [boekhouder] liet opmaken. Naar aanleiding van de verklaringen van de verdachte hebben de politie en het openbaar ministerie onderzoek naar de bedrijfsactiviteiten van de verdachte verricht. De boekhouder van de verdachte [boekhouder] is bij de politie en de raadsheer-commissaris gehoord. [boekhouder] heeft zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij geen facturen opstelde voor de onderneming van de verdachte, maar dat de verdachte de facturen bij hem langsbracht. Op de aangetroffen facturen in het dossier staan andere en veel lagere bedragen vermeld dan de verdiensten die de verdachte zegt te hebben gehad in die periode, en deze kunnen bij lange na de gestelde verdiensten van de verdachte niet verklaren. Bij de verdachte zijn overigens geen stukken of administratie aangetroffen waaruit ondernemingsactiviteiten van de verdachte blijken.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte niet eenduidig is in zijn verklaringen over de werkzaamheden in dit bedrijf. Na aanvankelijk gezegd te hebben dat hij de werkzaamheden zelf verrichtte, verklaarde hij uiteindelijk op de zitting in hoger beroep dat niet hijzelf, maar een neef van hem, van wie hij de naam niet wil noemen, de koerierswerkzaamheden deed.
Gelet op het bovenstaande, is het hof van oordeel dat, ondanks de verklaringen van de verdachte over het aangetroffen geld, het witwassen bewezen kan worden. Het tot vrijspraak strekkende verweer ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging wordt derhalve verworpen.
De aangetroffen auto’s
De verdachte heeft verklaard dat hij de Mercedes S 63 en de opvolgende Mercedes S420 CDI en daarop volgende Audi A8 heeft aangeschaft met zijn inkomsten uit de eenmanszaak. Uit het dossier blijkt dat de verdachte tevens betrokkenheid heeft gehad bij gebruik en/of beheer van een Mercedes CL63 AMG (kenteken [kenteken 4]). Deze auto stond op naam van [naam 8] in de periode 22 maart 2018 tot 4 maart 2019. Het aankoopbedrag kon niet worden afgeleid uit enig bankgegeven. De auto is verkocht aan [VOF] V.O.F. voor een bedrag van totaal € 29.500,00. Hiervan is op verzoek van [naam 8]
€ 22.500,00 contant betaald, € 7.000,00 per bank en een inruilregeling van een Volkswagen Passat (kenteken [kenteken 5]) ter waarde van € 10.500,00. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte de feitelijke aanbieder was van de auto. Op 17 juli 2019 is de Volkswagen Passat voor de woning van de verdachte in beslag genomen. Ook is het kentekenbewijs, het overschrijvingsbewijs en de twee bijbehorende autosleutels in de woning van de verdachte aangetroffen.
Het voorhanden hebben van de auto’s is door de verdediging niet betwist. Het hof heeft hiervóór vastgesteld dat het inkomen van de verdachte uit zijn eenmanszaak uit enig misdrijf afkomstig was. De verdachte heeft niet verklaard dat hem nog een andere (legale) inkomensbron ter beschikking stond. Nader onderzoek door het openbaar ministerie was derhalve niet mogelijk, zodat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat ook de ten laste gelegde auto’s uit enig misdrijf afkomstig zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 6 juni 2019 tot en met 10 juni 2019 in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan die [slachtoffer 1] , door een familielid van [slachtoffer 1] berichten met dreigende inhoud te sturen, te weten “Bij mij was hij save mits hij aan zijn afspraken hield" en "Hij gaat weg uit [plaats] en gaat zijn kids niet meer zien" en "Hij had niet tegen mij moeten verklaren en daarna spullen bij mijn huis stelen” en "Als je met vuur speelt kun je je branden” en "Ik ga hem verbranden, druk hem dat op zijn hart" en "Vooral niet bij mij, hij zou mij elke 6e van de maand geld geven was nog redelijk paar meier maar blijf niet achter hem aanvragen”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.'
2.
hij in de periode van 29 mei 2019 tot en met 17 juli 2019 in Nederland, telkens [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] al dan niet via derden dreigend de woorden toe te voegen
- " Je weet dat ik niet vies ben van … of een gunnetje" en
- “ Ik ga jou thuis opzoeken” en
- “ Het kan me niet meer schelen. Ik ga je krijgen en ben niet bang om voor jou te gaan zitten” en
- “ Zeg jij maar tegen [slachtoffer 2], dat ik weet waar hij woont en dat ik bij hem langs kom om hem op te knappen. Ik ben helemaal klaar met dat witwasonderzoek van hem. Ik heb een foute agent en die geeft al jullie adressen als ik daar om vraag. Jullie komen allemaal aan de beurt! Ik ben geen Turk of Marokkaan… ik ben Molukker dus dan weet je dat ik serieus ben!”.
3.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 juli 2019, in Nederland,
- één geldbedrag van € 85.897,60 en
- een geldbedrag van € 16.500,00 en
- een geldbedrag van € 11.755,00 en
- een auto, te weten een Mercedes CL63 AMG met kenteken [kenteken 4] en
- een auto, te weten een Audi A8 met kenteken [kenteken 2] en
- een auto, te weten een Audi Q5 met kenteken [kenteken 3] en
- een auto, te weten een Mercedes S63 AMG met kenteken [kenteken 1] en
- een auto, te weten een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 5] en
- een auto, te weten een Mercedes E350 GDI met kenteken [kenteken 6] en
- een auto, te weten een Mercedes S420 CDI met kenteken [kenteken 7],
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde en hem een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in hoger beroep sprake is van schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, hetgeen strafmatigend zou moeten werken. Daarnaast heeft hij het hof verzocht geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen en bij een strafoplegging rekening te houden met art. 63 Wetboek van Strafrecht, de persoonlijke situatie van de verdachte en het feit dat hij sinds zijn vrijlating niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van 2,5 jaar schuldig gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van een grote geldbedrag en auto’s uit het duurdere segment. Witwassen van crimineel geld is schadelijk voor de legale economie. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen faciliteert bovendien ander strafbaar handelen en tast de integriteit van het financiële verkeer aan. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en daarbij geen acht geslagen op de gevolgen voor de samenleving. Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging van een politieambtenaar die onderzoek deed naar de financiële situatie van de verdachte en naar voorwerpen die onder de verdachte in beslag zijn genomen. Door zijn handelen heeft verdachte op indringende wijze een intimiderende situatie geschapen voor de politieambtenaar die zijn werk deed. Tevens vormt deze bedreiging een ondermijning van het openbaar gezag.
Daarnaast heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Onder bedreiging met geweld heeft hij geld geëist van het slachtoffer. De verdachte heeft gehandeld met het oog op zijn eigen gewin en zich van nadelige gevolgen voor de aangever blijkbaar geen rekenschap gegeven. Dit soort misdrijven veroorzaakt voor de slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid en zorgen voor onrust in de samenleving.
Het hof overweegt dat de ernst van de feiten en omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Het hof zal een lagere straf opleggen dan gevorderd door de advocaat-generaal nu het tot een andere, lichtere bewezenverklaring komt en enigszins rekening houdt met hetgeen de raadsman ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren heeft gebracht. Rekening houdend met artikel 63 Wetboek van Strafrecht acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend.
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft immers op 7 februari 2020 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 29 juni 2022 – dus bijna 2,5 jaar later – arrest. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn met vijf maanden, verdisconteren in de straf in die zin dat de gevangenisstraf met één (1) maand zal worden gematigd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

In beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte zijn de voorwerpen zoals genoemd op de beslaglijst in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen: 1 en 5. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurdverklaard.
Het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen: 2 tot en met 4, 6, 7, 20, 21 en 29 tot en met 33.
Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 47 genoemde voorwerp, dat nog niet is teruggegeven, behoort aan de verdachte toe. Het is bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 3 begane misdrijf aangetroffen. Het betreft een replica. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp in strijd is met algemeen belang en/of de wet en het kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Teruggave aan verdachte
De onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd onder 8 tot en met 19, 22 tot en met 28, 34 tot en met 46 en 48, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien geen voor verbeurdverklaring vereist verband met het onder 3 bewezenverklaarde als bedoeld in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangenomen en de verdachte redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 45, 57, 63, 285, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf reeds is bevolen bij onherroepelijk geworden arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2021 in de zaak met parketnummer 21-005338-19. Het hof zal het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-702356-17.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1. 1 STK GSM (1044278)
- 2. 1 STK geldtelmachine (974709)
- 3. 1 STK geldtelmachine (974575)
- 4. 1 STK Personenauto (9000 pil 100-019130555-1027142) [kenteken 5]
- 5. 1 STK Telefoontoestel (1044262)
- 6. 1 STK Personenauto (974714) [kenteken 8]
- 7. 3095 EUR
- 20. 1 STK Bankrekening (989229)
- 21. 1 STK Bankrekening (989290)
- 29. 16500 EUR IBG
- 30. 1 STK Weegschaal (977933)
- 31. 2 STK Sleutel (1044231)
- 32. 1 STK Kentekenbewijs deel I (1044203)
- 33. 1 STK Kentekenbewijs (Tenaamstelling) 1044241).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 47. 1 STK Herenhorloge (1057110).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 8. 1 STK Ring (974590)
- 9. 1 STK Halsketting (974628)
- 10. 1 STK Halsketting (974594)
- 11. 1 STK Halsketting (974652)
- 12. 1 STK Halsketting (974649)
- 13. 1 STK Halsketting (974661)
- 14. I STK Halsketting (974665)
- 15. 1 STK Armband (974666)
- 16. 1 STK Halsketting (974681)
- 17. 1 STK Hanger (974687)
- 18. 1 STK Horloge (974664)
- 19. 1 STK Horloge (974682)
- 22. 1 STK Zonnebril in een rood doosje (974608)
- 23. 1 STK Zonnebril (974614)
- 24. 1 STK Zonnebril (974691)
- 25. 1 STK Zonnebril (974701)
- 26. 1 STK Zonnebril (974704)
- 27. 1 STK Zonnebril (974706)
- 28. 1 STK Zonnebril (974704)
- 34. 1 STK Certificaat (1048793)
- 35. 1 STK Halsketting (1048811)
- 36. 1 STK Hanger (1048814)
- 37. 1 STK Horloge (974679)
- 38. 1 DS Bijouteriedoos (1056036)
- 39. 1 STK herenhorloge wit/blauw uurwerk (1056037)
- 40. 1 DS Bijouteriedoos (1056058)
- 41. 1 STK Herenhorloge (1056061)
- 42. 1 STK Herenhorloge (1056065)
- 43. 1 DS Bijoutriedoos (1056077)
- 44. 1 STK Horloge (1056085)
- 45. 1 STK Herenhorloge (1056094)
- 46. 1 STK Herenhorloge (1057097)
- 48. 1 STK Herenhorloge (1057112).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juni 2022.
mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.