ECLI:NL:GHAMS:2022:191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
23-004308-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal uit auto met bewijsvoering door verbalisant

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 november 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, was eerder (deels) vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, met aanvulling van bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die is vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven weken, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de herkenning door de verbalisant bevestigd en de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig bestempeld. De beslissing is genomen in een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004308-18
datum uitspraak: 27 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-702732-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen, te weten het proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam (partieel) vrijgesproken van hetgeen aan hem primair ten aanzien van [naam] ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • naar aanleiding van het verhandelde in hoger beroep een bewijsoverweging toevoegt;
  • rekening houdt met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de toepasselijke wettelijke voorschriften daarmee aanvult;
  • het hierna te noemen bewijsmiddel toevoegt.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe – kort gezegd en overeenkomstig zijn standpunt in zijn pleitnota ten aanzien van de herkenning van de verdachte – aangevoerd dat de herkenning door verbalisant [verbalisant] te mager is en onvoldoende steun vindt in andere objectieve bewijsmiddelen. Hierdoor is het onmogelijk om zonder gerede twijfel de overtuiging te bekomen dat het de verdachte is geweest die na de staandehouding van de Opel Corsa is weggevlucht, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], volgt het volgende. Op 7 november 2018 is voornoemde verbalisant naar aanleiding van een melding naar de parkeergarage gegaan, omdat daar een voertuig, te weten een Opel Corsa voorzien van kenteken [kenteken], zou staan die veelvuldig betrokken zou zijn bij inbraken uit auto’s. De verbalisant zag, toen hij op enkele meters afstand was van de entree van de parkeergarage, rechtsboven vanuit de parkeergarage een zwartkleurige computermuis naar beneden vallen en hoorde op de eerste etage stemmen en voetstappen van twee of meer personen. Op de eerste etage zag de verbalisant de Opel Corsa, voorzien van kenteken [kenteken], wegrijden in de richting van de uitgang. Bij de uitgang kwam de voornoemde auto tot stilstand bij de slagbomen. De verbalisant heeft de portierdeur aan de zijde van de passagier geopend en zag dat beide inzittenden geschrokken zijn kant opkeken. De bestuurder overhandigde vervolgens de autosleutels aan de verbalisant. Beide personen moesten van de verbalisant hun handen op het dashboard houden in afwachting van zijn collega’s. Hij zag dat beide inzittenden zenuwachtig gedrag vertoonden. De bestuurder van de auto is vervolgens uit het voertuig gegaan en gevlucht. De verbalisant trof in de Opel Corsa een blauwkleurige jas aan met daarin diverse pasjes, waaronder een rijbewijs van de verdachte. De verbalisant zag dat de foto op het rijbewijs overeenkomsten vertoonde met de bestuurder die wegrende uit de Opel Corsa. Hierop heeft de verbalisant de politiesystemen geraadpleegd en zag een politiefoto van de verdachte. Hij herkende de verdachte direct “voor de volle honderd procent” als zijnde de bestuurder die was ontkomen. Tevens zag de verbalisant dat de verdachte de tenaamgestelde was van de betreffende Opel Corsa.
Het hof is, gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door verbalisant [verbalisant]. Het hof merkt daarbij op dat er daadwerkelijk en direct (oog)contact is geweest tussen de verbalisant en de bestuurder van de auto, waarbij de afstand tussen hen gering moet zijn geweest, onder andere toen de bestuurder de autosleutels overhandigde aan de verbalisant, en dat sprake is van een korte tijdspanne tussen het daadwerkelijk aankijken van de bestuurder en zijn herkenning vanaf een foto.
Daarnaast acht het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij zijn auto heeft uitgeleend aan de medeverdachte en zelf ten tijde van het delict bij zijn ouders was, volstrekt ongeloofwaardig. Deze verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd en het dossier biedt voor deze verklaring geen enkel aanknopingspunt.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

Aanvulling van de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen

Het hof voegt het hierna weergegeven bewijsmiddel toe aan de door de politierechter in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen.
5. Een
proces-verbaal van bevindingenmet nummer PL1300-2018227713-31 van 18 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededelingvan
verbalisant:
Ik, verbalisant, heb in mijn eerder opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, beschreven dat ik de bestuurder en de inzittenden heb aangesproken toen zij net de parkeergarage kwamen uitrijden. Hierbij heb ik dus direct zichtcontact met de bestuurder gehad.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder het primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen, te weten het proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant].
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep (subsidiair) op het standpunt gesteld dat bij een eventuele bewezenverklaring een straf gelijk aan het voorarrest opgelegd moet worden en dat daarnaast ook rekening gehouden dient te worden met de ruime overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met de medeverdachte, schuldig gemaakt aan diefstal uit een auto. Zij hebben door een autoruit in te slaan een rugtas, met daarin onder andere een laptop, onder hun bereik gebracht en deze weggenomen. Dit is een hoogst ergerlijk feit voor zowel de betrokkenen als voor de maatschappij. Met zijn handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Tevens heeft hij, kennelijk met het oog op eigen financieel gewin, schade en overlast veroorzaakt. Het hof acht dit bijzonder kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2021 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof eveneens in het nadeel van de verdachte.
Gelet op het voorgaande acht het hof een gevangenisstraf zoals opgelegd door de politierechter in eerste aanleg in beginsel passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat in hoger beroep de redelijke termijn voor de behandeling van een strafzaak als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Immers, het hoger beroep is ingesteld op 4 december 2018, terwijl het hof arrest wijst op 27 januari 2022. Die overschrijding kan niet aan de verdachte worden toegerekend. Om die reden zal het hof de op te leggen gevangenisstraf matigen tot de duur van 7 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. N.A. Schimmel en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2022.
mr. N.A. Schimmel en mr. D. Abels zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]