Uitspraak
mr. M. Mos, kantoorhoudende te Nieuwegein,
mr. D.F. Spoormans, kantoorhoudende te Den Haag,
1.[C] ,
mr. D.F. Spoormans, kantoorhoudende te Den Haag.
- verzoeker als [A] ;
- verweerster sub 1 als EMBA;
- verweerster sub 2 als HPF;
- belanghebbende sub 1 als [C] ;
- belanghebbende sub 2 als Heriot;
- belanghebbende sub 3 als Ferula;
- belanghebbende sub 4 als Rhodia;
- verweersters en belanghebbenden gezamenlijk als EMBA c.s.
1.Het verloop van het geding
Cash and Securities Portfolio held by Pictet 7 Cie Europe SA’;
Cash and Securities Portfolio held by Pictet 7 Cie Europe SA’;
2.Feiten
Tribunal de Grande Instancete Parijs heeft bij uitspraak van 31 januari 2019 de vordering van [A] tot nietigverklaring van het testament en zijn vordering tot verklaring voor recht dat [A] in zijn legitieme portie is geschonden, afgewezen. [A] heeft tegen deze uitspraak cassatie ingesteld, waarop nog niet is beslist. Ook in Zwitserland wordt geprocedeerd over de nalatenschap.
3.De gronden van de beslissing
Code Civilvan 10 december 1907, de datum van overlijden van [E] is), welk aandeel uit de overige vermogensbestanddelen in de nalatenschap ruimschoots aan hem kan worden voldaan. EMBA c.s. voeren tevens aan dat, voor zover [A] gerechtigd zou zijn tot 3/16e deel van de door STAK the Mill uitgegeven certificaten in Heriot, Rhodia en Ferula, dit belang niet op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of certificaathouder in EMBA en/of HPF.
legataire universel’bestaat, maakt het voorgaande niet anders. EMBA c.s. beroepen zich immers niet op het bestaan van een dergelijk universeel legaat maar op een specifiek legaat. [A] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit verzoek nog aangevoerd dat hij nog steeds recht heeft op een aandeel in de nalatenschap. Dit in tegenstelling tot de conclusie van de door [C] overgelegde opinie van Dr. Julien Perrin dat hij niets meer zou krijgen. [A] miskent hiermee dat in bedoelde opinie van Perrin ook staat dat de aanspraak van [A] ruim kan worden voldaan uit de waarde van de overige, niet gelegateerde vermogensbestanddelen. Die conclusie van deze opinie heeft [A] niet (voldoende) weersproken. Aan zijn bij de mondelinge behandeling ingenomen standpunt zal dan ook voorbij worden gegaan. Al met al is niet komen vast te staan dat [A] als erfgenaam economisch gerechtigd is tot 3/16e deel van de certificaten in Heriot, Rhodia en Ferula.
Code Civil(in onofficiële Engelse vertaling: “
The disposable part is calculated on the basis of the value of the deceased’s assets at the time of his or her death”) behoefde die betwisting nadere toelichting, die met het enkele overleggen van een e-mail van een Zwitserse advocaat niet is verstrekt. De genoemde peildatum brengt daarom mee dat waardestijgingen en -dalingen die nadien zijn opgetreden niet relevant zijn. Omdat verder onbestreden is dat de nalatenschap over voldoende middelen beschikt om na toescheiding van de certificaten aan [C] 3/16e deel van de waarde van de nalatenschap aan [A] te betalen (er hoeft, anders gezegd, geen verkoop van de certificaten plaats te vinden om aan [A] zijn aandeel in de nalatenschap te doen toekomen) kan bezwaarlijk worden volgehouden dat de certificaten in de nalatenschap thans ook voor rekening en risico van [A] worden gehouden. De vraag of [A] als gerechtigde tot 3/16e deel van de nalatenschap van zijn vader een eigen economisch belang in EMBA en HPF heeft dat van dien aard is dat het op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of een certificaathouder moet dan ook ontkennend worden beantwoord. Dit alleen al betekent dat [A] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.