ECLI:NL:GHAMS:2022:190

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
23-001668-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis, vrijspraak en veroordeling in strafzaak met bedreiging, belediging en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder bedreiging, belediging en vernieling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van slachtoffer 1, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte een kopstoot had gegeven. Tevens is er een partiële vrijspraak uitgesproken voor de bedreiging van slachtoffer 1, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte specifieke dreigende woorden had geuit. Het hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte slachtoffer 1 heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, de ambtenaar slachtoffer 2 heeft beledigd en een cel heeft vernield door daarin te urineren. De verdachte is strafbaar bevonden voor deze feiten. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte niet op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van deze veroordelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001668-20
datum uitspraak: 27 januari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-154670-20 en 13-701957-17 (TUL), 13-063318-20 (TUL), 13-029931-17 (TUL) en
15-800197-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] een kopstoot tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam, te geven.
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je schieten en/of ik ga je fileren en/of ik ga je pakken en/of ik ga mensen bellen en die gaan doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar,te weten [slachtoffer 2] (arrestantenverzorger van Dienst Justitiele Inrichtingen), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar een of meermalen de woorden toe te voegen: "Kankerbitch", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
4.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een cel en/of passantenverblijf van cellencomplex Zuidoost/Flierbosdreef, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan politie Eenheid Amsterdam toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, door in die cel te urineren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1

Het hof is – na het zien van de zich in het dossier bevindende camerabeelden – van oordeel dat weliswaar op die beelden te zien is dat de verdachte met zijn hoofd een beweging naar voren maakt in de richting van aangever [slachtoffer 1], maar dat niet gezegd kan worden dat deze krachteloze beweging een kopstoot vormt. Daarom acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door middel van een kopstoot [slachtoffer 1] heeft mishandeld zoals hem onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraak feit 2

Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd “ik ga je pakken en/of ik ga mensen bellen en die gaan doodschieten”, zodat de verdachte van die onderdelen van hetgeen aan hem onder 2 ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 11 juni 2020 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je schieten en ik ga je fileren”.
3.
hij op 11 juni 2020 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (arrestantenverzorger van Dienst Justitiële Inrichtingen), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Kankerbitch".
4.
hij op 11 juni 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een passantenverblijf van cellencomplex Zuidoost, dat aan politie Eenheid Amsterdam toebehoorde, heeft onbruikbaar gemaakt, door daarin te urineren.
Hetgeen onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft hierbij verzocht om de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen, maar een andere strafmodaliteit te bepalen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een medewerker van [instelling]. Door aldus te handelen heeft hij bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Vervolgens heeft de verdachte, nadat hij voor voornoemd feit was aangehouden, een arrestantenverzorgster beledigd en zodoende haar eer en goede naam geschonden. Voorts heeft hij een passantenverblijf van het politiebureau onbruikbaar gemaakt door daarin te urineren. Dit is een ergerlijk feit dat naast overlast ook heeft gezorgd voor schoonmaakkosten voor de organisatie.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2021 is hij eerder ter zake van misdrijven waaronder bedreiging en belediging van een ambtenaar en zaaksbeschadiging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel meeweegt.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte echter rekening met de positieve ontwikkelingen op meerdere leefgebieden in het leven van de verdachte die door de verdediging – met stukken onderbouwd – ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft inmiddels een woning in het [plek], houdt zich aan afspraken en wekt, volgens zijn woonbegeleider en de toezichthouder van de reclassering, een zeer gemotiveerde indruk om zijn leven te beteren. Er is inmiddels een schuldhulpverleningstraject gestart en per 1 februari 2022 zal hij een intake hebben bij FAZ Inforsa en de behandeling van zijn psychische problematiek daar starten.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw acht het hof het in het belang van de verdachte, maar – uit het oogpunt van het voorkomen van recidive – vooral in dat van de samenleving dat deze positieve ontwikkelingen niet worden doorkruist door een straf die zou meebrengen dat de verdachte weer gedetineerd raakt.
Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De op te leggen straf is lager dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan die waarop de advocaat-generaal zijn eis heeft gebaseerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-701957-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de volledige tenuitvoerlegging reeds is bevolen bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2020 met parketnummer 13-235403-20.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-063318-20)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de volledige tenuitvoerlegging reeds is bevolen bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2020 met parketnummer 13-235403-20.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-029931-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de volledige tenuitvoerlegging reeds is bevolen bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 maart 2018 met parketnummer 23-001718-17.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-800197-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 17 juli 2017 met parketnummer 15-800197-17 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof overweegt dat er met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging diverse stukken ontbreken in het dossier, waaronder het vonnis en de mededeling van de uitspraak. Mede in verband daarmee kan niet worden vastgesteld of de verdachte op de door de wet voorgeschreven wijze bekend is geraakt met deze veroordeling waarbij aan hem een voorwaardelijke straf is opgelegd. Nu evenmin op andere wijze is gebleken dat de verdachte daarmee bekend was, zal het hof het openbaar ministerie reeds om die reden niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-701957-17.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-063318-20.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-029931-17.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-800197-17.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. N.A. Schimmel en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2022.
mr. N.A. Schimmel en mr. D. Abels zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]