ECLI:NL:GHAMS:2022:1897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
200.300.158/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en bekrachtiging van de bestreden beschikking in een familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2012. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder alleen het gezag over de minderjarige uitgeoefend. De man, verweerder in hoger beroep, had verzocht om gezamenlijk gezag. De rechtbank had op 12 juli 2021 het verzoek van de man afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. De procedure in hoger beroep begon op 15 september 2021, waarbij de man op 1 november 2021 een verweerschrift indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2022 werd de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld voor advies over het gezag. De bijzondere curator werd benoemd om verslag uit te brengen over de situatie van de minderjarige.

De feiten tonen aan dat de minderjarige in een pleeggezin verblijft en dat er een complexe relatie tussen de ouders bestaat, met een geschiedenis van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsingen. Het hof oordeelde dat er al jarenlang strijd is tussen de ouders, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor de minderjarige. Het hof benadrukte het belang van gezamenlijk gezag en de noodzaak voor de ouders om samen te werken in het belang van de minderjarige. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden ook om gezamenlijk gezag toe te kennen, wat het hof heeft overgenomen. De beslissing van het hof houdt in dat de man mede met het gezag over de minderjarige wordt belast, en de bijzondere curator wordt ontslagen van haar taak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.300.158/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/665615/ FA RK 19/2574
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 juni 2022 inzake
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Gruiters te Nieuwegein.
Als belanghebbenden zijn in deze zaak aangemerkt:
- [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige] ), geboren [in] 2012
te [geboorteplaats ] ;
- [de bijzondere curator] (verder te noemen: de bijzondere curator).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 12 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 15 september 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
12 juli 2021.
2.2
De man heeft op 1 november 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank van 12 juli 2021;
- een mailbericht van de man van 2 maart 2022 met bijlagen 1 tot en met 4.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 7 maart 2022 plaatsgevonden. Ter zitting is de zaak aangehouden en is de raad verzocht om onderzoek te doen en advies uit te brengen met betrekking tot de vraag of de ouders gezamenlijk met het gezag moeten worden belast. Ook is [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator en is zij verzocht om verslag en advies uit te brengen ten aanzien van het gezag.
2.5
Na de zitting van 7 maart 2022 heeft het hof de volgende stukken ontvangen:
- een verslag van de bijzondere curator van 1 april 2022 en een aanvullend verslag;
- een mailbericht van de man van 2 mei 2022 met bijlagen;
- een aanvullend raadsrapport van 2 mei 2022 met bijlagen;
- een mailbericht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam van 10 mei 2022 met bijlage.
2.6
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 11 mei 2022. Verschenen zijn:
- de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator en een collega hebben via videoverbinding deelgenomen aan de zitting;
- een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI);
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw F. Huizinga.
2.7
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de advocaten van partijen pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vrouw en de man hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vrouw oefende tot aan de bestreden beschikking alleen het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft op dit moment in een neutraal pleeggezin en heeft met beide ouders wekelijks 1,5 uur begeleide omgang.
3.2
[minderjarige] is van 12 juni 2014 tot 12 december 2018 onder toezicht gesteld geweest van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (de vorige GI).
Op 2 september 2020 is [minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 2 september 2022. Op 29 april 2022 is de huidige GI benoemd, te weten Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
3.3
[minderjarige] is uit huis geplaatst geweest van 19 december 2014 tot 24 juli 2015 (binnen het netwerk). Op 15 december 2021 is [minderjarige] opnieuw uit huis geplaatst, aanvankelijk bij oma moederszijde en haar partner, met dien verstande dat [minderjarige] doordeweeks van maandagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school bij de oma moederszijde en partner zal verblijven en in de weekenden bij de moeder.
Op 10 februari 2022 is [minderjarige] uit huis geplaatst in een neutraal pleeggezin. Deze machtiging tot uithuisplaatsing is vervolgens verlengd voor de duur van de OTS, tot 2 september 2022.
3.4
Op 13 juli 2016 is het verzoek van de man hem gezamenlijk met de vrouw te belasten met het gezag over [minderjarige] afgewezen en is bepaald dat de vrouw de man maandelijks zal informeren over zaken die [minderjarige] aangaan.
3.5
Vanaf juli 2015 zijn er verschillende (voorlopige) omgangsregelingen tussen de man en [minderjarige] vastgelegd. Deze zijn op wisselende momenten en met vele onderbrekingen uitgevoerd. In het kader daarvan zijn aan de vrouw schriftelijke aanwijzingen gegeven, voor het laatst op 27 mei 2021.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man om de vrouw en hem gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten, toegewezen. De beslissingen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de definitieve omgangsregeling zijn aangehouden.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair - naar het hof begrijpt - het inleidende verzoek van de man om hem mede met het gezag te belasten, af te wijzen. Subsidiair verzoekt de vrouw een raadsonderzoek te gelasten naar de vraag of gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] is.
4.3
De man verzoekt om de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
De vrouw is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om de man mede met het gezag over [minderjarige] te belasten. [minderjarige] zit klem en verloren tussen de ouders en er is geen enkele vorm van communicatie tussen de ouders.
5.3
De man meent dat de rechtbank hem terecht mede met het gezag over [minderjarige] heeft belast. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt en de man wil betrokken zijn in het leven van [minderjarige] en kan aansluiten bij zijn belevingswereld.
5.4
De bijzondere curator adviseert de ouders te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] , omdat dit voor [minderjarige] een signaal is dat hij twee ouders heeft, om de situatie te normaliseren en omdat dit de man de mogelijkheid geeft om onafhankelijk van de vrouw informatie over [minderjarige] te verkrijgen.
5.5
De raad sluit zich aan bij de bijzondere curator en adviseert om de ouders te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
De beoordeling door het hof
5.6
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.7
Er is al jarenlang sprake van een strijd tussen de ouders. Het lukt de ouders niet om te communiceren of afspraken te maken over [minderjarige] , waardoor [minderjarige] klem en verloren is komen te zitten tussen hen en niet toekomt aan een positieve, veilige ontwikkeling. Een veelheid aan hulpverlening heeft hierin tot op heden helaas geen verandering kunnen brengen.
Het hof overweegt dat gezamenlijk gezag het wettelijk uitgangspunt is. Duidelijk is dat beide ouders veel van [minderjarige] houden en zich zeer betrokken bij hem voelen. De begeleide omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de man die in het kader van de beschermingsmaatregel zijn gestart en worden uitgevoerd verlopen goed. Op de zitting is gebleken dat de ouders zich naar aanleiding van het advies van de bijzondere curator inzetten voor een vorm van samenwerking waarbij zij een gezamenlijk levensverhaal voor [minderjarige] maken en daarnaast allebei gemotiveerd zijn om mee te werken aan een gezinsopname – waarbij de ouders afwisselend bij [minderjarige] zijn en intensieve begeleiding krijgen - om te komen tot een genormaliseerde situatie. Het hof acht het van belang dat de ouders op basis van gelijkwaardigheid aan dit traject kunnen deelnemen. Daarnaast is het hof het met de bijzondere curator en de raad eens dat het voor de man van belang is dat hij zelfstandig informatie over [minderjarige] kan verkrijgen, niet alleen bij school, medische behandelaars en andere instanties maar ook in het kader van de bemoeienis van de GI bij het gezin. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat de man mede met het gezag over hem is belast. Met de bijzondere curator en de raad spreekt het hof de hoop uit dat de huidige ingezette hulpverlening de ouders zal helpen om te komen tot de samenwerking die nodig is om [minderjarige] uit de knellende situatie te halen zoals deze momenteel voor hem is en het gezamenlijk gezag op een goede manier te kunnen uitoefenen.
Bijzondere curator
5.8
Nu de bijzondere curator [de bijzondere curator] haar taak heeft vervuld, zal het hof de bijzondere curator ontslaan van haar werkzaamheden voor zover die zien op het verslag en advies uitbrengen over de kwestie van het gezamenlijk gezag.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
ontslaat de bijzondere curator [de bijzondere curator] van haar werkzaamheden voor zover die zien op het verslag en advies uitbrengen over de kwestie van het gezamenlijk gezag;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F. Miedema, M.T. Hoogland en M. Perfors in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 28 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.