ECLI:NL:GHAMS:2022:1889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
200.295.445/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en kinderen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vader had in zijn beroepschrift verzocht om een omgangsregeling van eens in de veertien dagen twee uur, wat het hof heeft beoordeeld. De moeder was niet aanwezig op de zitting en had geen verweer ingediend, waardoor het hof niet kon oordelen over de wens van de vader om de omgang verder uit te breiden. De vader heeft toegelicht dat de huidige omgangsregeling, die eens per maand plaatsvindt, onvoldoende is voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen in het eerste volle weekend van de maand bij de vader verblijven, maar de vader verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling in het belang van de kinderen is en heeft de bestreden beschikking vernietigd. De nieuwe regeling houdt in dat de vader en de kinderen eens in de veertien dagen op zondag van 14.00 uur tot 16.00 uur zonder aanwezigheid van de moeder omgang hebben, met belcontact via beeldtelefoon in de weken dat er geen fysieke omgang is. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen noodzaak is voor een dwangsom of een raadsonderzoek, omdat de moeder zich aan de bestaande regeling houdt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.295.445/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/284807 / FA RK 19-780
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 juni 2022 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.C. Herweijer te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: aanvankelijk mr. Y. Welter te Purmerend , thans zonder advocaat.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem (hierna te noemen: de raad).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 30 januari 2019 en van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 9 oktober 2019, 29 april 2020 en 10 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 8 juni 2021 in hoger beroep gekomen van (uitsluitend) de beschikking van 10 maart 2021.
2.2
Bij het hof zijn daarnaast de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 15 juli 2021,
- een bericht van mr. Y. Welter van 30 augustus 2021, inhoudende dat deze zich onttrekt als advocaat van de moeder,
- een bericht van de zijde van de vader van 30 augustus 2021,
- een bericht van de zijde van de vader van 8 september 2021, en
- een bericht van de zijde van de vader van 18 januari 2022.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 mei 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen), geboren [in] 2012 te [plaats A] .
3.2
De moeder oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij haar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de vader bepaald dat de kinderen telkens in het eerste volle weekend van de maand op zondag van 14.00 uur tot 16.00 uur bij de vader verblijven, buiten aanwezigheid van de moeder, waarbij de overdracht plaatsvindt op het station in [plaats B] , en de vader en de kinderen daarnaast telkens in het derde volle weekend van de maand belcontact hebben. Voor zover de vader een ruimere omgangsregeling had verzocht, heeft de rechtbank zijn verzoek in zoverre afgewezen. De rechtbank heeft voorts het verzoek van de vader tot het opleggen van een dwangsom afgewezen.
4.2
De vader verzoekt in het beroepschrift, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen:
  • dat de vader en de kinderen eens in de veertien dagen op zondag van 14.00 uur tot 16.00 uur zonder aanwezigheid van de moeder in [plaats A] omgang met elkaar hebben, waarbij de overdracht plaatsvindt op het station in [plaats B] en de kinderen daadwerkelijk worden overgedragen aan de vader en de moeder of een derde twee uur later op het station van [plaats A] de kinderen weer ophaalt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,-;
  • dat de vader en de kinderen in de andere week telkens belcontact via beeldtelefoon hebben, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,-,
  • en dat een raadsonderzoek wordt gelast terwijl de omgang doorloopt teneinde de omgang verder op gang te kunnen brengen en met het doel deze omgang uit te breiden, alles conform het advies van de raad en met de eventueel door de raad noodzakelijk te achten hulpverlening.

5.De motivering van de beslissing

Huidige situatie
5.1
De vader heeft op de mondelinge behandeling toegelicht wat volgens hem de huidige situatie is. Omdat de moeder en de kinderen inmiddels zijn verhuisd, vindt de overdracht nu plaats bij [naam burg] in [plaats A] . Ook hebben de ouders afgesproken dat de omgang, die eens per maand plaatsvindt, een uur langer zal duren, namelijk van 13.00 uur tot 16.00 uur. Anders zou er onvoldoende tijd overblijven, omdat de vader de kinderen brengt en haalt. De vader spreekt de kinderen telefonisch op elke zondag dat geen (fysieke) omgang plaatsvindt. De ouders hebben bij het Centrum van Jeugd en Gezin gesprekken via de methode Ouderschap Blijft. De vader heeft daarbij het doel om de onderlinge communicatie te verbeteren en de omgang uit te breiden. De moeder heeft geen doelen waaraan ze wil werken, aldus de vader.
Standpunten van partijen en advies van de raad
5.2
De vader wil dat de omgang wordt uitgebreid, zodat de kinderen op termijn ook een nacht of een weekend bij hem kunnen verblijven. In elk geval wil de vader de kinderen thuis kunnen ontvangen. De omgang eens per maand is in elk geval te weinig. Dat is een vermindering ten opzichte van de eerdere (tijdelijke) omgangsregeling waarbij was bepaald dat eens in de twee weken twee uur omgang plaatsvond. Dat is niet in het belang van de kinderen of van de vader.
5.3
De moeder heeft in hoger beroep geen standpunt ingenomen. Zij was niet op de zitting aanwezig en heeft geen verweerschrift of ander inhoudelijk stuk ingediend.
Bij de rechtbank heeft de moeder naar voren gebracht dat de vader het in het verleden vaak liet afweten. De moeder wil de kinderen behoeden voor verdere teleurstellingen. Zij voelt geen behoefte om zich nog langer in te spannen voor het opstarten van omgang. Volgens haar kunnen de kinderen ook prima opgroeien zonder vader.
Uit hetgeen de vader naar voren heeft gebracht, begrijpt het hof dat de omgang inmiddels is gestart, maar dat de moeder niet openstaat voor (verdere) uitbreiding van de omgang.
5.4
De raad heeft ter zitting geadviseerd dat het hof een omgangsregeling bepaalt met een geleidelijk opbouw naar een regeling waarbij de kinderen een weekend bij de vader verblijven. Een uitbreiding van de omgangsregeling is in het belang van de kinderen. De opbouw kan plaatsvinden onder begeleiding van Ouderschap Blijft. Als de moeder daaraan niet meewerkt, kan de raad een onderzoek starten. Het heeft op dit moment geen zin om een onderzoek te starten, omdat al duidelijk is dat omgang met de vader in het belang van de kinderen is.
Wettelijk kader
5.5
De rechter stelt ingevolge artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
Oordeel van het hof
Omgangsregeling
5.6
De vader heeft in het beroepschrift zijn verzoek - wat de omgangsregeling betreft - beperkt tot eens in de veertien dagen twee uur omgang. Het hof kan daarom niet oordelen over de ter zitting uitgesproken wens van de vader en het advies van de raad om de omgang uit te breiden naar een nacht of een weekend bij de vader, ook omdat de moeder ter zitting niet is verschenen en daarover dus niet kon worden gehoord. De vader heeft op de zitting desgevraagd gemeld dat hij niet wil dat de zaak wordt aangehouden, ook niet om zijn verzoek te veranderen of te vermeerderen. Het hof kan daarom slechts oordelen over het aanvankelijke verzoek van de vader in hoger beroep.
5.7
De omgang verloopt nu langere tijd conform de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling. Er zijn geen signalen dat de vader zich wisselend of onbetrouwbaar opstelt tegenover de kinderen. Het hof deelt daarom niet de (eerdere) zorgen van de moeder, dat omgang teleurstellend voor de kinderen zal uitpakken. Het is in het belang van de kinderen dat zij met beide ouders genoeg tijd doorbrengen om een goede band met hen te kunnen opbouwen. De huidige omgangsregeling, waarbij de kinderen de vader wekelijks spreken en een keer per maand zien, is erg beperkt. Een uitbreiding van de omgang, zoals door de vader verzocht, is daarom in het belang van de kinderen. Het hof zal dat deel van het verzoek van de vader toewijzen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen. Wel zal het hof bepalen dat de overdracht in overleg plaatsvindt, zoals nu ook het geval is. Een overdracht in [plaats B] , zoals was verzocht, past niet bij de huidige situatie, aangezien de moeder en de kinderen daar niet meer wonen.
Wat betreft de duur van de omgang overweegt het hof nog als volgt. Zoals hiervoor overwogen is het hof gebonden aan het oorspronkelijke verzoek van de vader in hoger beroep, nu de vader dit verzoek niet heeft veranderd. Dat betekent dat het hof zal bepalen dat de omgang twee uur per keer zal duren. Partijen geven inmiddels om praktische redenen zelf uitvoering aan een omgangsregeling van drie uur per keer. Het ligt in de rede dat zij dit blijven doen; het staat hun immers vrij om in onderlinge overeenstemming af te wijken van de door de rechter bepaalde regeling.
Dwangsom
5.8
De moeder houdt zich aan de tot nog toe geldende omgangsregeling. Het opleggen van een dwangsom is daarom niet nodig om te verzekeren dat de moeder meewerkt. Het hof zal dat deel van het verzoek van de vader daarom afwijzen.
Raadsonderzoek
5.9
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat voldoende duidelijk is dat een uitbreiding van de omgangsregeling in het belang is van de kinderen. Dat hoeft dus niet nader te worden onderzocht. Het hof zal het verzoek van de vader tot het gelasten van een raadsonderzoek daarom afwijzen.

6.De beslissing

Het hof
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
stelt een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast, inhoudende:
  • dat de vader en de kinderen eens in de veertien dagen op zondag van 14.00 uur tot 16.00 uur zonder aanwezigheid van de moeder omgang met elkaar hebben, waarbij de overdracht plaatsvindt in onderling overleg, en
  • dat de vader en de kinderen telkens in de week dat geen omgang plaatsvindt een belcontact via beeldtelefoon hebben op zondag om 17.00 uur, eveneens zonder aanwezigheid van de moeder;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. A.V.T. de Bie en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 28 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.