ECLI:NL:GHAMS:2022:187

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
23-002620-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake rijden zonder rijbewijs met recidive en persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was ten laste gelegd dat hij op 19 september 2019 te Amsterdam als bestuurder van een personenauto had gereden zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij het feit heeft gepleegd tijdens meerdere proeftijden. Ondanks deze recidive heeft het hof besloten om geen onvoorwaardelijke hechtenis op te leggen, maar een voorwaardelijke hechtenis van twee jaren, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven dat hij een opleiding is begonnen en zijn schulden aan het aflossen is, wat het hof als positieve signalen beschouwt. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat deze niet op de juiste wijze aan de verdachte waren betekend. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd en de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002620-20
datum uitspraak: 27 januari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 september 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 96-240426-19 en 96-066287-18 (TUL), 96-059749-18 (TUL), 96-110118-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2019 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Jodenbreestraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2019 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Jodenbreestraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 2 weken.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht een straf op te leggen die niet leidt tot detentie. In deze zaak zou een (forse) voorwaardelijke hechtenis opgelegd kunnen worden en eventueel zouden daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs. Dit is een overtreding waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht of kan worden gebracht. Het hof acht dit kwalijk, temeer nu hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2021 eerder meermalen voor een soortgelijk delict onherroepelijk is veroordeeld en hij het onderhavige feit heeft gepleegd gedurende meerdere proeftijden. Deze veroordelingen hebben kennelijk weinig tot geen indruk op de verdachte gemaakt en hem er in ieder geval niet van weerhouden onderhavig feit te begaan.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigen, in het licht van de recidive, in beginsel geen andere straf dan een onvoorwaardelijke hechtenis.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep zijn toegelicht, aanleiding om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds 4 januari 2022 is begonnen met een opleiding, waarbij hij na afronding van die opleiding bij hetzelfde bedrijf kan beginnen met betaald werk. Daarnaast is hij gestart met het aflossen van zijn schulden met behulp van zijn begeleider van de Gemeente Amsterdam. Ook is hij gestopt drugs te gebruiken. De verdachte heeft medegedeeld dat hij graag met een schone lei wil beginnen en zijn rijbewijs wil halen. Uit informatie verstrekt door de reclassering, in het bijzonder het bericht van de heer [naam], reclasseringswerker, van 11 januari 2022 en het reclasseringsadvies van 11 augustus 2020, volgt dat de verdachte tijdelijk begeleiding heeft ontvangen van de reclassering in een vrijwillig kader en dat, ondanks de aanwezigheid van veel zorgen omtrent meerdere leefgebieden, sprake was van positieve ontwikkelingen op relevante leefgebieden.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat een onvoorwaardelijke hechtenis de prille positieve ontwikkelingen in ernstige mate zal doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de verdachte daadwerkelijk een positieve wending aan zijn leven weet te geven, omdat daarmee het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven wordt beperkt.
Het hof houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en voorts met de omstandigheid dat het hof op dezelfde dag in drie andere strafzaken tegen de verdachte ook arrest wijst, waarbij het aan de verdachte straffen oplegt.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur passend en geboden. Enerzijds wordt in de duur van de voorwaardelijke hechtenis de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht terwijl anderzijds met het voorwaardelijk karakter van de straf wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te stimuleren om op het goede pad te blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 96-066287-18)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 3 september 2018 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering af te wijzen, gelet op het feit dat de vordering tenuitvoerlegging ook in een andere op dezelfde dag bij het hof te behandelen zaak aanhangig is.
De raadsman heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen.
Met de advocaat-generaal acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op de omstandigheid dat de vordering tenuitvoerlegging ook aanhangig is in een andere strafzaak tegen de verdachte waarin het hof op dezelfde dag arrest wijst.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 96-059749-18)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 3 september 2018 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De kantonrechter heeft de oproeping nietig verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van onderhavige vordering tenuitvoerlegging.
Het hof zal de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging nietig verklaren, nu de oproeping in eerste aanleg niet op de door de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 96-110118-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De kantonrechter heeft de oproeping nietig verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van onderhavige vordering tenuitvoerlegging.
Het hof zal de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging nietig verklaren, nu de oproeping in eerste aanleg niet op de door de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 15 juli 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 3 september 2018, met parketnummer 96-066287-18, voorwaardelijk opgelegde hechtenis voor de duur van 2 weken.
Verklaart de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-059749-18 nietig.
Verklaart de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-110118-17 nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2022.
mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]