In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was ten laste gelegd dat hij op 19 september 2019 te Amsterdam als bestuurder van een personenauto had gereden zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij het feit heeft gepleegd tijdens meerdere proeftijden. Ondanks deze recidive heeft het hof besloten om geen onvoorwaardelijke hechtenis op te leggen, maar een voorwaardelijke hechtenis van twee jaren, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven dat hij een opleiding is begonnen en zijn schulden aan het aflossen is, wat het hof als positieve signalen beschouwt. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat deze niet op de juiste wijze aan de verdachte waren betekend. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd en de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis.