ECLI:NL:GHAMS:2022:1869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
200.287.165/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte en machtiging voor aanbrengen van veranderingen aan de buitenzijde van gehuurde woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de woningbouwvereniging Tuinwijk Noord tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de vordering van de huurders, [geïntimeerde 1] c.s., tot machtiging voor het aanbrengen van een glazen voorwand aan een overkapping aan de achterzijde van hun gehuurde woning. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de huurders niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat de huurovereenkomst voor 1 augustus 2003 was gesloten en artikel 7:215 BW, dat veranderingen aan de buitenzijde van gehuurde woningen regelt, niet van toepassing was. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de huurders niet ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat de relevante wetgeving niet van toepassing is op hun situatie. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en verklaart de huurders niet-ontvankelijk in hun vordering, waarbij zij ook worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.287.165/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland: 8466351 / CV EXPL 20-3489
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 juni 2022 (bij vervroeging)
inzake
WONINGBOUWVERENIGING TUINWIJK NOORD,
gevestigd te Haarlem,
appellante,
advocaat: mr. R. Vos te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde 1]en
[geïntimeerde 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.H. Kelderhuis te Heemstede.
Partijen worden hierna Tuinwijk Noord en [geïntimeerde 1] c.s. genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Tuinwijk Noord is bij dagvaarding van 8 december 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 7 oktober 2020, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde 1] c.s. als eisers en Tuinwijk Noord als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ter zitting van 19 mei 2022 is de zaak mondeling behandeld. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities door hun hiervoor genoemde advocaten doen toelichten.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Tuinwijk Noord heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en [geïntimeerde 1] c.s. in hun vordering tot, kort gezegd, machtiging tot het aanbrengen van een glazen voorwand in de overkapping aan de achterzijde van de woning, niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel alsnog die vordering zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, inclusief de nakosten en met rente.
[geïntimeerde 1] c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Tuinwijk Noord in de kosten van – begrijpt het hof – het hoger beroep, inclusief de nakosten en met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.12 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep van belang en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, zijn deze feiten de volgende.
a. [geïntimeerde 1] c.s. huren sinds 15 maart 2002 van Tuinwijk Noord de woning aan de [A-straat] te [woonplaats] (hierna: de woning) op grond van een huurovereenkomst van (laatstelijk) 3 maart 2003. Bij deze huurovereenkomst is een huurreglement van toepassing verklaard dat ‘algemene voorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte’ bevat.
b. Het huurreglement bepaalt onder meer:
artikel 9: Aanbrengen veranderingen door huurder
(…)
9.5
Het is huurder verboden de inrichting of de gedaante van de buitenzijde van het gehuurde te veranderen. De enige uitzondering hierop vormt de mogelijkheid van het op deugdelijke wijze (doen) aanbrengen van markiezen of zonneschermen na daartoe van verhuurder verkregen schriftelijke toestemming.
c. In 2002 hebben [geïntimeerde 1] c.s. een overkapping gemaakt aan de achterzijde van de woning bestaande uit een houten frame en doek.
d. Op 12 oktober 2016 hebben [geïntimeerde 1] c.s. de houten overkapping laten vervangen door een moderne overkapping met glazen voorwand.
e. Tuinwijk Noord heeft op 27 mei 2017 geconstateerd dat [geïntimeerde 1] c.s. een nieuwe
overkapping hadden geplaatst.
f. [geïntimeerde 1] c.s. hebben vervolgens een aanvraag voor de nieuwe overkapping ingediend bij het bestuur van Tuinwijk Noord. Het bestuur heeft op 4 juli 2017 besloten om geen toestemming te geven voor de nieuwe overkapping, omdat het geen overkapping maar een aanbouw c.q. serre betrof.
g. Bij brief van 13 juli 2017 heeft de advocaat van Tuinwijk Noord [geïntimeerde 1] c.s. in gebreke gesteld en gesommeerd de nieuwe overkapping binnen een maand te verwijderen. [geïntimeerde 1] c.s. hebben de overkapping niet verwijderd.
h. Tuinwijk Noord heeft vervolgens bij de kantonrechter een procedure aanhangig gemaakt tot verwijdering van de overkapping, zaak-/rolnummer 6335650 / CV EXPL 17-8536 (hierna: de eerste procedure). Bij vonnis van 4 april 2018 heeft de kantonrechter - voor zover van belang - het volgende overwogen:
5.5 (...)
tussen partijen heeft te gelden dat in 2002 toestemming is verleend door
verhuurder (…) aan huurders (…) voor de terrasoverkapping die huurders toen hebben
geplaatst.
(...)
5.8
De kantonrechter stelt vast dat door de vervanging van het houten frame en de
staanders in een frame en staanders van staal, en vervanging van de dakbedekking (..) de terrasoverkapping weliswaar een strakkere en modernere uitstraling heeft gekregen,
maar dat dit op zichzelf wel valt aan te merken als een vervanging van de
terrasoverkapping waarvoor in 2002 toestemming is verleend.
5.9
Daarnaast hebben de huurders echter een voorwand geplaatst van opvouwbare,
doorzichtige panelen waardoor het (…) niet langer enkel een overkapping betreft. Op
basis van de in de procedure gebrachte foto’s oordeelt de kantonrechter dat de
overkapping daarmee niet langer vergelijkbaar is met de oude situatie. Dit betekent dat
de kantonrechter van oordeel is dat de toestemming tot het hebben van een overkapping niet tevens inhoudt de toestemming tot het hebben van een voorwand aan de overkapping. Voor dit meerdere hebben huurders toestemming van verhuurder nodig.
Verhuurder heeft echter geen toestemming verleend voor een voorwand aan de
overkapping, zodat huurders niet gerechtigd zijn tot het aanbrengen van een dergelijke
verandering aan de buitenzijde van het gehuurde.
5.1
Verhuurder vordert verwijdering van de gehele overkapping met voorwand. Dit is
(...) een te verstrekkende maatregel, nu door het enkele verwijderen van de doorzichtige voorwand, de overkapping redelijk eenvoudig weer de uitstraling van een moderne terrasoverkapping kan krijgen. Verhuurder had kunnen volstaan om huurders opdracht te geven de voorwand te verwijderen en het gebouwde daarmee terug te veranderen in een terrasoverkapping, passend binnen de gegeven toestemming.
5.11
Gelet op het vorenstaande zal de gevorderde verwijdering van de gehele
overkapping met voorwand worden afgewezen. Wel zullen huurders worden veroordeeld om de voorwand te verwijderen binnen één maand na betekening van dit vonnis (...)
i. Tuinwijk Noord is tegen het vonnis van 4 april 2018 in hoger beroep gegaan.
Het hof heeft bij arrest van 30 juli 2019, zaaknummer 200.242.538/01, het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
j. Bij e-mail van 2 oktober 2019 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde 1] c.s. desgevraagd aan de advocaat van Tuinwijk Noord bevestigd dat de voorwand van de overkapping is verwijderd.
k. Bij brief van 17 oktober 2019 hebben [geïntimeerde 1] c.s. Tuinwijk Noord toestemming
gevraagd voor het plaatsen van glazen panelen in de voorkant van de overkapping. Tuinwijk Noord heeft deze toestemming geweigerd bij brief van 16 december 2019. Dit onder verwijzing naar het vonnis van de kantonrechter waarbij [geïntimeerde 1] c.s. zijn veroordeeld tot verwijdering van de voorwand van de overkapping.
l. De toenmalige advocaat van [geïntimeerde 1] c.s. heeft op 10 januari 2020 bij Tuinwijk Noord een aanvraag ingediend om toestemming te verkrijgen voor het plaatsen van glazen panelen aan de terrasoverkapping. Bij brief van 15 januari 2020 heeft (de advocaat van) Tuinwijk Noord de toestemming geweigerd en die weigering toegelicht.

3.Beoordeling

3.1
[geïntimeerde 1] c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd, voor zover in hoger beroep van belang, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hen te machtigen tot het
aanbrengen van een glazen voorwand in de bestaande overkapping aan de achterzijde van het gehuurde overeenkomstig de foto die als productie E15 is overgelegd.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. toegewezen en Tuinwijk Noord veroordeeld in de proceskosten. Kort gezegd overwoog de kantonrechter daartoe het volgende. Het vonnis van de kantonrechter en het arrest van het hof in de eerste procedure zijn in kracht van gewijsde gegaan. De kern van het geschil in die procedure was de vordering van Tuinwijk Noord tot verwijdering van de overkapping als geheel. De kantonrechter heeft in het vonnis in de eerste procedure in rov. 5.9 overwogen dat voor het plaatsen van de voorwand toestemming van Tuinwijk Noord is vereist en enkel geconstateerd dat deze toestemming niet was verleend. In dit geding ligt de vraag voor of de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. om hen te machtigen tot het plaatsen van een glazen voorwand toewijsbaar is, waarvoor moet worden beoordeeld of Tuinwijk Noord al dan niet terecht toestemming heeft geweigerd. Die beoordeling heeft in de vorige procedure niet plaatsgevonden. Die vraag lag immers ook niet voor, omdat de kern van het geschil in die procedure was de vordering van Tuinwijk Noord tot verwijdering van de overkapping als geheel. Bovendien hadden [geïntimeerde 1] c.s. in 2017 niet specifiek toestemming gevraagd voor het plaatsen van de voorwand, maar alleen voor de overkapping als geheel. Over de benodigde toestemming voor het plaatsen van de voorwand is nog niet in rechte beslist, zodat de rechtsbetrekking tussen partijen in zoverre niet onherroepelijk is komen vast te staan en het beroep op gezag van gewijsde niet slaagt (rov. 5.2). Partijen hebben de mogelijkheid om een machtiging te vorderen voor het aanbrengen van wijzigingen aan de buitenzijde van de woning niet contractueel uitgesloten. [geïntimeerde 1] c.s. kunnen dan ook op grond van artikel 7:215 lid 3 BW een machtiging vorderen voor het plaatsen van de voorwand (rov. 5.4). Er zijn geen zwaarwichtige belangen aan de kant van Tuinwijk Noord die zich tegen het aanbrengen van de voorwand verzetten (rov. 5.5).
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Tuinwijk Noord met zeven grieven op. Het verweer van [geïntimeerde 1] c.s. zal bij de behandeling van deze grieven worden betrokken, voor zover aan de orde. Het hof ziet aanleiding de tweede grief eerst te bespreken.
Gezag van gewijsde. Grief II.
3.4
Tuinwijk Noord vecht met deze grief het oordeel van de kantonrechter aan dat, kort gezegd, het beroep op gezag van gewijsde niet slaagt omdat in de eerste procedure de kantonrechter niet heeft beoordeeld of Tuinwijk Noord al dan niet terecht toestemming heeft geweigerd voor het plaatsen van de voorwand. Volgens Tuinwijk Noord heeft de kantonrechter miskend dat in de eerste procedure een bevel tot verwijdering van de voorwand is gegeven. In de eerste procedure heeft de kantonrechter bepaald, bekrachtigd door het hof, dat Tuinwijk Noord weliswaar niet in rechte verwijdering van het nieuwe bouwwerk van de serre kan verlangen, maar dat met de voorwand geen genoegen hoeft te worden genomen, dus dat zij geen toestemming voor die voorwand hoefde te verlenen. Een bevel tot verwijdering van de voorwand betekent dat ook is beoordeeld dat de toestemming niet kon dan wel niet behoefde te worden verleend, aldus nog steeds Tuinwijk Noord.
3.5
De grief faalt. In de eerste procedure stond de vordering van Tuinwijk Noord tot veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. tot verwijdering van de overkapping als geheel centraal. In die procedure heeft de kantonrechter (i) overwogen dat voor het plaatsen van de voorwand toestemming van Tuinwijk Noord is vereist en (ii) geconstateerd dat deze toestemming niet was verleend. Destijds hadden [geïntimeerde 1] c.s. ook nog geen toestemming aan Tuinwijk Noord gevraagd voor het plaatsen van de voorwand, maar uitsluitend voor de overkapping als geheel. Eerst bij brief van 17 oktober 2019 hebben [geïntimeerde 1] c.s. specifiek toestemming gevraagd voor het plaatsen van de voorwand. Of Tuinwijk Noord al dan niet terecht toestemming heeft geweigerd voor het plaatsen van de voorwand is in de eerste procedure niet inhoudelijk beoordeeld. De kantonrechter heeft in die procedure slechts geconstateerd dat daarvoor geen toestemming was verleend. Het gezag van gewijsde van de uitspraken in de eerste procedure ziet dan ook niet op de vraag of Tuinwijk Noord toestemming voor plaatsing van de voorwand al dan niet terecht heeft geweigerd.
Ontvankelijkheid [geïntimeerde 1] c.s. Grief I.
3.6
De kantonrechter heeft [geïntimeerde 1] c.s. ontvankelijk geacht in hun vordering. Tegen dat oordeel komt Tuinwijk Noord in hoger beroep op met haar eerste grief. Zij betoogt dat [geïntimeerde 1] c.s. niet ontvankelijk zijn in hun vordering omdat zij niet de weg van artikel 7:215 BW kunnen volgen omdat het toepasselijke overgangsrecht bepaalt dat artikel 7:215 BW, voor zover het veranderingen en toevoegingen aan de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft, niet van toepassing is op huurovereenkomsten die – zoals hier – voor 1 augustus 2003 zijn gesloten.
3.7
[geïntimeerde 1] c.s. brengen hiertegen, kort gezegd, het volgende in. Bij een beoordeling naar oud recht zou ter beoordeling de vraag voorliggen of Tuinwijk Noord in redelijkheid toestemming heeft kunnen weigeren aan [geïntimeerde 1] c.s. om de voorwand te plaatsen. Het aanbrengen van uitsluitend de voorwand van doorzichtige panelen is niet aan te merken als een wijziging die niet is te rijmen met het gebruik van het gehuurde als goed huurder. Die beoordeling zou dan ook tot dezelfde conclusie hebben geleid als het oordeel van de kantonrechter in het bestreden vonnis, te weten dat het plaatsen van de voorwand slechts een kleine wijziging is van de reeds bestaande overkapping omdat deze van glas is en dus doorzichtig en bovendien eenvoudig te verwijderen is. De vraag of de beoordeling naar huidig of oud recht heeft plaatsgevonden is dan ook niet langer relevant, omdat de uitkomst hetzelfde zou zijn, zo betogen [geïntimeerde 1] c.s.
3.8
De kantonrechter heeft de gevorderde machtiging verleend met als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 2:715 BW van toepassing is. Dit uitgangspunt is echter niet juist. Op grond van artikel 206a Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek is artikel 7:215 BW, voor zover het veranderingen en toevoegingen aan de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft, niet van toepassing op huurovereenkomsten die voor 1 augustus 2003 zijn gesloten. Het aanbrengen van een glazen voorwand is een verandering en toevoeging aan de buitenzijde van de woning en de huurovereenkomst tussen partijen is voor 1 augustus 2003 gesloten. Dit betekent dat de regeling van artikel 7:215 BW in dit geval niet van toepassing is en het onderhavige geschil aan de hand van het voor 1 augustus 2003 geldende recht dient te worden beoordeeld. In het voor 1 augustus 2003 geldende recht komt een bepaling als artikel 7:215 BW niet voor.
3.9
Het is niet mogelijk in de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. een vordering “in te lezen” waarin zij wel zouden kunnen worden ontvangen, bijvoorbeeld een vordering om uit te spreken dat de weigering in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het petitum van de inleidende dagvaarding biedt daartoe geen ruimte. De kantonrechter heeft [geïntimeerde 1] c.s. dan ook ten onrechte ontvankelijk geacht in hun vordering. Omdat [geïntimeerde 1] c.s. in hoger beroep niet bij memorie van antwoord hun eis gewijzigd hebben, zal het hof [geïntimeerde 1] c.s. – onder vernietiging van het bestreden vonnis – alsnog niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering. De grief slaagt.
Slotsom
3.1
De tweede grief heeft geen succes. De eerste grief slaagt en de overige grieven behoeven om die reden geen bespreking. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof zal [geïntimeerde 1] c.s. niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering. [geïntimeerde 1] c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart [geïntimeerde 1] c.s. niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeelt [geïntimeerde 1] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Tuinwijk Noord begroot op € 240,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 877,02 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris en op € 163,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dit arrest;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Hinskens-van Neck, R.J.M. Smit en J.C.W. Rang en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.