ECLI:NL:GHAMS:2022:1866

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
200.303.290/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking tot het instellen van bewind over de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beschikking van de kantonrechter van 1 september 2021, waarbij de goederen van de rechthebbende onder bewind zijn gesteld. De rechthebbende, geboren in 1931, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarin werd geoordeeld dat zij als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De bewindvoerder, [X] B.V., is benoemd om de belangen van de rechthebbende te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2022 heeft de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat, haar verzet tegen het bewind toegelicht. De bewindvoerder heeft het hof verzocht de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, terwijl Cordaan, de verzoeker in eerste aanleg, niet op de zitting aanwezig was. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende lijdt aan dementie en dat er zorgen zijn over haar financiële situatie en de betrouwbaarheid van haar netwerk. Gezien de omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat het bewind noodzakelijk is en heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.303.290/01
zaak-/rekestnummer rechtbank: 9312939 EB VERZ 21-9595
beschikking van de meervoudige kamer van 21 juni 2022 in de zaak van
[de rechthebbende ] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [X] B.V. (hierna: de bewindvoerder);
- Cordaan, zijnde verzoeker in eerste aanleg (hierna: Cordaan);
- [de dochter] , zijnde de dochter van de rechthebbende (hierna: [de dochter] );
- [de zoon] , zijnde de zoon van de rechthebbende (hierna: [de zoon] ).

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de kantonrechter naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 1 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 29 november 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 1 september 2021.
2.2
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- een brief van de rechthebbende met bijlagen, ingekomen op 14 april 2022;
- een mailbericht van Cordaan van 15 april 2022.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 15 april 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat, en vergezeld van [Y] ;
- namens de bewindvoerder, [Z] .
Cordaan is, met kennisgeving, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
[de dochter] en [de zoon] zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1931
.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand, met benoeming van [X] B.V. tot bewindvoerder.
4.2
De rechthebbende verzoekt vernietiging van de bestreden beschikking en (zo begrijpt het hof) afwijzing van het inleidende verzoek van Cordaan tot het instellen van een bewind.
4.3
De bewindvoerder heef mondeling verweer gevoerd en verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Het bewind kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
De standpunten
5.2
De rechthebbende is het niet eens met het bewind. Zij heeft altijd zelf haar financiën beheerd en dat is altijd goed gegaan.
5.3
De bewindvoerder meent dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen en dat het bewind noodzakelijk is.
De beoordeling door het hof
5.4
Het hof is het eens met de beslissing van de kantonrechter. Het overweegt daartoe als volgt.
5.5
In een verwijsbrief van 14 juni 2021, die zich bij de stukken bevindt, vermeldt de huisarts dat rechthebbende (onder meer) bekend is met dementie.
Uit een brief van [X] van 17 juni 2021 blijkt dat de rechthebbende een
Wet Langdurige Zorg (WLZ) 5 indicatie heeft en op de zitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder toegelicht dat een dergelijke indicatie alleen wordt afgegeven na onderzoek van de geestestoestand van de betreffende persoon. Ter onderbouwing van het inleidende verzoek tot onderbewindstelling van 10 juni 2021 heeft Cordaan aangegeven dat de rechthebbende hulp weigert bij het beheren van haar financiën en dat zij zeer wantrouwend is. De bewindvoerder heeft op de zitting in hoger beroep gezegd dat de rechthebbende een verwarde indruk op hem maakt en geen overzicht heeft over haar financiën. Zo belt zij de bewindvoerder wekelijks over het leefgeld en de code van de pinpas die ook bedoeld is voor extra uitgaven, maar het lukt haar vaak niet om een concrete vraag te stellen. Besloten is dat alleen de neef van de rechthebbende nu beschikt over de pinpas en de code, maar deze steeds weer aan rechthebbende verstrekte informatie beklijft niet bij haar. Gelet op dit alles is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de rechthebbende niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van haar geestelijke toestand. Het hof acht verder nog van belang dat het netwerk van de rechthebbende onvoldoende solide en betrouwbaar lijkt. Een alternatief voor de instelling van een bewind lijkt daarmee niet voorhanden. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat het voor hem lang onduidelijk is geweest welke personen betrokken zijn bij de rechthebbende en dat hij het vermoeden heeft dat er in het verleden door één van de personen uit het netwerk meer geld is opgenomen met de pinpas van de rechthebbende dan daadwerkelijk aan haar ten goede is gekomen.
De omstandigheid dat rechthebbende lange tijd maandelijks heeft gespaard – zoals rechthebbende heeft verklaard - en dat uit de boedelbeschrijving die door de rechthebbende is overgelegd bij brief van 14 april 2022 blijkt dat het daarbij gaat om een bedrag van € 14.036,16 - leidt niet tot een ander oordeel.
5.6
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, A.N. van de Beek en
J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 21 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.