ECLI:NL:GHAMS:2022:186

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
23-002004-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verkeersongeval met schade aan panden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was betrokken bij een verkeersongeval op 22 september 2019 in Diemen, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken, terwijl er schade was toegebracht aan twee panden. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, geëist, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De raadsman pleitte voor een werkstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid, zonder detentie. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn recente positieve ontwikkelingen, zoals het starten van een opleiding en het aflossen van schulden. Het hof heeft besloten om de verdachte een taakstraf van negentig uren op te leggen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren en bijzondere voorwaarden, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft ook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van één jaar. Het hof heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven een positieve wending te geven, met begeleiding van de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002004-20
datum uitspraak: 27 januari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-094068-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2021 en 13 januari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Diemen op/aan [adres 2]), op of omstreeks 22 september 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten panden aan de [adres 2]) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Diemen aan de [adres 2]), op 22 september 2019 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (panden aan de [adres 2]) schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd de ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 1 jaar.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte de straf op te leggen zoals gevorderd in eerste aanleg (te weten een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid), en niet een straf die leidt tot detentie. Hij heeft bepleit de verdachte een taakstraf op te leggen en indien het hof dat nodig acht, daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is als bestuurder van een personenauto betrokken geweest bij een verkeersongeval waarbij schade is ontstaan aan twee percelen aan de [adres 2] te Diemen. Hij is met de door hem bestuurde auto tegen twee panden aangereden, waardoor de motorkap van de auto gedeeltelijk in de keuken van één van die woningen stond. Ondanks dat hij wist dat aan anderen schade was toegebracht, heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die van een verkeersdeelnemer wordt verlangd. Tevens heeft de verdachte daarmee de mogelijkheid voor de slachtoffers belemmerd om schade te verhalen. Het hof acht dit zeer kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2021 is hij eerder veelvuldig veroordeeld wegens het overtreden van de Wegenverkeerswet 1994. Ook is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Het hof weegt dit eveneens in het nadeel van de verdachte.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigen, mede in het licht van de recidive, in beginsel geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep zijn toegelicht, aanleiding om een andersoortige straf op te leggen. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds 4 januari 2022 is begonnen met een opleiding, waarbij hij na afronding daarvan bij hetzelfde bedrijf kan beginnen met betaald werk. Daarnaast is hij gestart met het aflossen van zijn schulden met behulp van zijn begeleider van de Gemeente Amsterdam. Ook is hij gestopt drugs te gebruiken. De verdachte heeft medegedeeld dat hij graag met een schone lei wil beginnen en zijn rijbewijs wil halen. Het hof heeft tevens acht geslagen op de informatie verstrekt door de reclassering, in het bijzonder het bericht van de heer [naam], reclasseringswerker, van 11 januari 2022 en het reclasseringsadvies van 11 augustus 2020. Uit dat advies volgt dat de verdachte in die periode tijdelijk begeleiding ontving van de reclassering in een vrijwillig kader en dat, ondanks de aanwezigheid van veel zorgen omtrent meerdere leefgebieden, sprake was van prille positieve ontwikkelingen op relevante leefgebieden. Uit het advies volgt verder dat het belangrijk is dat de verdachte de juiste vorm van begeleiding krijgt en blijkt tevens, naar het oordeel van het hof, dat de verdachte zich begeleidbaar kan opstellen. De heer [naam] heeft in voornoemd bericht laten weten dat, indien de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep te kennen geeft zich te conformeren aan de gestelde voorwaarden, de reclassering adviseert tot oplegging van de bijzondere voorwaarden conform voornoemd reclasseringsadvies.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard zich aan eventueel aan hem op te leggen bijzondere voorwaarden te zullen houden.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de prille positieve ontwikkelingen in ernstige mate zal doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de verdachte daadwerkelijk een positieve wending aan zijn leven weet te geven, omdat daarmee het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven wordt beperkt.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte, mede gelet op zijn jeugdige leeftijd, hulp geboden moet worden om deze positieve ontwikkelingen te stimuleren en te bestendigen. Het hof zal daarom bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd, waarbij de reclassering de verdachte zal begeleiden.
Het hof houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en voorts met de omstandigheid dat het hof op dezelfde dag in drie andere strafzaken tegen de verdachte ook arrest wijst, waarbij het hof aan de verdachte eveneens straffen oplegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en met bijzondere voorwaarden, passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te stimuleren om op het goede pad te blijven. Daar de verdachte zich meermalen en ook in deze zaak schuldig heeft gemaakt aan strafbare gedragingen in het verkeer, zal het hof tevens een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
  • verplicht is zich binnen vijf (5) werkdagen na het onherroepelijk worden van dit arrest te melden bij Reclassering Nederland, op het adres [adres 3], en zich gedurende de proeftijd en op de door de reclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht.
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, een en ander zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- verplicht is om mee te (blijven) werken aan begeleiding van Homerun of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, zolang de reclassering dit nodig acht, waarbij de verdachte zich houdt aan de afspraken die de instelling in overleg met de reclassering voor en met hem maakt, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan het realiseren van een passende dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2022.
mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]