ECLI:NL:GHAMS:2022:1849
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoofdverblijfplaats van minderjarige; bekrachtiging van de bestreden beschikking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, is de moeder van [minderjarige] en heeft op 8 december 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2021, waarin werd bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de man, de vader, zou hebben. De man heeft op zijn beurt verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 is de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk, ook aanwezig geweest.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [minderjarige] is geboren in 2017 en is sinds 3 maart 2021 onder gezamenlijk gezag van de ouders. Sinds april 2020 woont zij bij de man, terwijl zij twee nachten per week bij de vrouw verblijft. De vrouw is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en verzoekt om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man te wijzigen. De man verzoekt om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft in zijn beoordeling de belangen van [minderjarige] vooropgesteld. Het hof oordeelt dat de man [minderjarige] een stabiele en veilige woonomgeving biedt, wat essentieel is voor haar ontwikkeling. Ondanks de positieve stappen die de vrouw heeft gezet, is het hof van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij haar hoofdverblijfplaats bij de man houdt. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, waarbij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man is vastgesteld.