ECLI:NL:GHAMS:2022:1822

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
23-000191-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke taakstraf voor vernielingen, mishandeling en dierenmishandeling met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, is veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder vernieling, mishandeling van een ambtenaar en dierenmishandeling. De feiten vonden plaats op 12 november 2018 te Amsterdam. De verdachte heeft opzettelijk en wederrechtelijk een otoscoop en een beeldscherm vernield die toebehoorden aan een huisarts, en de wanden van een isoleercel beschadigd. Daarnaast heeft zij een politieambtenaar mishandeld door deze in zijn hand te bijten. Ook heeft zij dieren, waaronder een kat en vijf honden, verwaarloosd, wat heeft geleid tot pijn en ongemak voor de dieren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat invloed heeft gehad op de hoogte van de op te leggen straf. De politierechter had eerder een taakstraf van 80 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De vordering van de benadeelde partij, Cellencomplex Zuidoost Politie Eenheid Amsterdam, tot schadevergoeding is geheel toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren en de verbeurdverklaring van een in beslag genomen hond.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000191-21
datum uitspraak: 22 juni 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-226410-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een otoscoop en/of een beeldscherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval opzettelijk en wederrechtelijk de wanden van een isoleercel en/of een isoleercel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Cellencompex Flierbosdreef toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
zij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Amsterdam een ambtenaar, [slachtoffer 2], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) in zijn hand en/of zijn knokkel te bijten;
4.
zij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een of meer dier(en), te weten een kat en/of 5 honden (een koningpoedel, een kleine witte hond en 3 pups), pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat/deze dier(en) heeft benadeeld, door
  • de vacht van alle dieren niet of onvoldoende heeft verzorgd dan wel schoongehouden, waardoor de dieren ongemak en pijn hebben ervaren (door klitten, kale plekken en/of vlooien) en/of
  • de koningspoedel en/of de kleine witte hond niet te (laten) behandelen voor de oorontsteking, waardoor de honden pijn en jeuk hebben ervaren en/of
  • de koningspoedel en/of de kleine witte hond onvoldoende tandverzorging te geven, waardoor er veel tandplak is ontstaan en de honden hier pijn en ongemak hebben ervaren en/of
  • de pups niet of onvoldoende naar buiten heeft gelaten, waardoor de pups onvoldoende gesocialiceerd zijn en een ontwikkelingsachterstand hebben ten opzichte van hun leeftijd;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Betreffende de onder 4 tenlastegelegde gedragingen overweegt het hof als volgt. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben de in de tenlastelegging genoemde dieren op 5 november 2018 aangetroffen in de woning van de verdachte, terwijl de dieren in een verwaarloosde toestand waren. Op 13 november 2018 zijn de dieren in beslag genomen. Zij zijn daarna door de dierenarts onderzocht. Tijdens dat onderzoek is gebleken dat alle in de tenlastelegging genoemde dieren in een verwaarloosde toestand waren, zoals hieronder in de bewezenverklaring opgenomen. Op basis van deze feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat de dieren zich ook op de onder 4 tenlastegelegde pleegdatum 12 november 2018 in de toestand bevonden die in de bewezenverklaring wordt genoemd. Daarmee acht het hof het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder opgenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 12 november 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een otoscoop heeft beschadigd en een beeldscherm heeft vernield, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden;
2.
zij op 12 november 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk de wanden van een isoleercel, die aan Cellencomplex Flierbosdreef toebehoorden, heeft vernield;
3.
zij op 12 november 2018 te Amsterdam een ambtenaar, [slachtoffer 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door [slachtoffer 2] met kracht in zijn hand te bijten;
4.
zij op 12 november 2018 te Amsterdam zonder redelijk doel bij dieren, te weten een kat en 5 honden (een koningpoedel, een kleine witte hond en 3 pups), pijn heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van deze dieren heeft benadeeld, door
  • de vacht van alle dieren niet of onvoldoende te verzorgen dan wel schoon te houden, waardoor de dieren ongemak en pijn hebben ervaren (door klitten, kale plekken en vlooien) en
  • de koningspoedel en de kleine witte hond niet te (laten) behandelen voor de oorontsteking, waardoor de honden pijn en jeuk hebben ervaren en
  • de pups niet of onvoldoende naar buiten te laten, waardoor de pups onvoldoende gesocialiseerd zijn en een ontwikkelingsachterstand hebben ten opzichte van hun leeftijd.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze feiten haar kunnen worden toegerekend. Zij baseert haar standpunt op de inhoud van het dossier, waaronder de psychologische rapportage van 11 december 2018. De raadsvrouw heeft betoogd dat het hof, door op de regiezitting van 18 februari 2022 afwijzend te beslissen op het verzoek van de verdediging om een psychiatrisch rapport te laten opmaken, haar de kans heeft ontnomen om dit verweer nader te onderbouwen. De raadsvrouw heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan nader onderzoek naar de toerekeningvatbaarheid van de verdachte te laten verrichten, indien de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 niet wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte verbaal agressief was en schreeuwde, waarna zij voorwerpen vernielde of beschadigde. Tijdens en nadat de verdachte werd aangehouden, heeft zij zich hevig verzet en was zij volgens verbalisant [verbalisant 1] ‘op geen enkele wijze voor rede vatbaar’. Toen de verdachte later in het cellencomplex was aangekomen, is zij wederom boos geworden en heeft zij de mishandeling gepleegd. Gebleken is dat zij aldaar de observatiecel heeft besmeurd met ontlasting en op vragen van de hulpofficier van justitie in het geheel niet reageerde. Wat zij wel heeft gezegd, was onsamenhangend en niet ter zake dienend. Voorts heeft zij op de grond geplast en was zij zeer onberekenbaar in haar gedrag, dat van relatief rustig naar agressief kon omslaan. In het cellencomplex heeft zij de wanden van de isoleercel vernield.
Iets minder dan een maand na de pleegdatum van de bewezenverklaarde feiten is de verdachte onderzocht door GZ-psycholoog drs. [psycholoog]. [psycholoog] heeft de verdachte vanwege haar gedrag niet kunnen onderzoeken en kon niet met zekerheid uitspraken doen over de toestand van de verdachte. [psycholoog] kwam mede op basis van het proces-verbaal van de politie tot de conclusie dat “het goed mogelijk is dat betrokkene aan wanen lijdt en psychotisch is. Haar gedrag is oninvoelbaar en onsamenhangend, het contact ontbeert afstemming. Agressieve impulsdoorbraken lijken op ieder moment mogelijk te zijn”.
Het hof ziet in de inhoud van het dossier stevige aanknopingspunten voor het oordeel dat de verdachte op 12 november 2018 in een zodanige toestand verkeerde dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde haar in verminderde mate moet worden toegerekend. Daaraan doet in dit geval niet af dat niet is vastgesteld aan welke ziekelijke- of geestesstoornis de verdachte toen leed. Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde komt het hof niet tot dat oordeel, nu het andersoortige feiten betreffen en de betreffende dieren zich al gedurende langere tijd, ten minste vanaf 5 november 2018, in een verwaarloosde toestand bevonden, terwijl het hof de toestand van de verdachte vóór 12 november 2018 onvoldoende kan vaststellen.
Het verweer van de raadsvrouw, voor zover inhoudende dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, wordt verworpen, nu het hof dat niet heeft kunnen vaststellen. De verdachte zal daarom niet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof zal de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in haar voordeel verdisconteren in de hoogte van de op te leggen straf.
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw wordt afgewezen. Het hof acht zich voldoende voorgelicht over de toestand waarin de verdachte zich op 12 november 2018 verkeerde. Daarbij komt dat de onderbouwing van het verzoek van de raadsvrouw niet nader is onderbouwd met (medische) gegevens waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een onderzoek van de verdachte na drieënhalf jaar nog nadere relevante informatie over de ziekelijke- en/of geestestoestand van de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten zou opleveren. Daarnaast is het verzoek gebaseerd op de aanname dat de verdachte ten tijde van voornoemde drie feiten
volledigontoerekeningsvatbaar was, voor welke aanname het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat. Een en ander maakt dat de noodzaak van het in het voorwaardelijk verzoek genoemde onderzoek ontbreekt.
De verdachte is strafbaar, omdat ook voorts geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde geheel uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is een in beslag genomen hond verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan beschadiging en vernieling van voorwerpen die toebehoorden aan een huisarts. Zij heeft daarmee niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de huisarts, maar ook gezorgd voor onrust en angst bij de aanwezigen in de huisartsenpraktijk. Daarnaast heeft de verdachte de wanden van een isoleercel in een cellencomplex vernield, waardoor zij financiële schade heeft veroorzaakt bij het cellencomplex. Voorts heeft zij daar een politieambtenaar gebeten, waardoor hij pijn en letsel heeft opgelopen, en zich heeft moeten laten behandelen tegen hepatitis en tetanus. Tot slot heeft de verdachte bij zes dieren pijn en ongemak toegebracht, doordat zij onder erbarmelijke omstandigheden in haar huis hebben verbleven. Dit zijn stuk voor stuk ernstige feiten. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 mei 2022 is zij bovendien eerder meermalen voor mishandeling onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in haar nadeel weegt. Gezien de ernst van de feiten en de recidive acht het hof een taakstraf van aanzienlijke duur in beginsel passend.
Het hof zal evenwel rekening houden met de omstandigheid dat de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Het hof houdt bovendien rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is op
13 november 2018 in verzekering gesteld, waarna het vonnis op 22 januari 2021 is uitgesproken. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 1 jaar en 2 maanden overschreden.
Een en ander is reden voor het hof om, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van
80 uren op te leggen.
Het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een pup (hond). De hond behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.
Vordering van de benadeelde partij Cellencomplex Zuidoost Politie Eenheid Amsterdam
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.805,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering vanwege de psychische gesteldheid van de verdachte niet kan worden toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte heeft immers de wanden van de isoleercel van het cellencomplex vernield. De vordering is voldoende met stukken onderbouwd. Daarom en in aanmerking genomen dat de raadsvrouw de hoogte van de vordering onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, is de verdachte tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen. De omstandigheid dat de verdachte tijdens het handelen verminderd toerekeningsvatbaar was, maakt het voorgaande niet anders.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1 en 8.12 van de Wet dieren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 Huisdier (Hond) pup (teef) (Omschrijving: 5661989).
Vordering van de benadeelde partij Cellencomplex Zuidoost Politie Eenheid Amsterdam
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Cellencomplex Zuidoost Politie Eenheid Amsterdam ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.805,68 (vierduizend achthonderdvijf euro en achtenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 november 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 juni 2022.