ECLI:NL:GHAMS:2022:1813
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gezagsbeëindiging na voorlopige voogdij en omgangsregeling na gezagsbeëindiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter [kind 1]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, was van rechtswege belast met het gezag over [kind 1], geboren in 2019. De rechtbank had eerder de gecertificeerde instelling stichting Jeugdbescherming Regio [plaats A] (de GI) belast met de voorlopige voogdij. Het hof oordeelde dat het gezag van de moeder terecht was beëindigd, omdat de ontwikkeling van [kind 1] ernstig werd bedreigd door het handelen van de moeder. De moeder had onvoldoende zorg kunnen bieden en had hulpverlening geweigerd. Het hof benadrukte dat [kind 1] behoefte had aan stabiliteit en duidelijkheid, wat zij bij de pleegouders vond. De moeder had verzocht om een deskundigenonderzoek naar haar opvoedvaardigheden, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de termijn van onzekerheid over het opvoedperspectief van [kind 1] al was verstreken.
Daarnaast heeft het hof ook een omgangsregeling vastgesteld. De moeder verzocht om uitbreiding van de omgang met [kind 1], maar het hof oordeelde dat de huidige regeling, waarbij de moeder twee keer per maand contact heeft, het meest passend was voor [kind 1]. Wel werd het verzoek van de moeder om eenmaal per maand geïnformeerd te worden over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [kind 1] toegewezen. De beslissing van het hof werd bekrachtigd, en de moeder blijft betrokken in het leven van [kind 1], ondanks de beëindiging van haar gezag.