In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het opzettelijk inzamelen van bedrijfsafval zonder vermelding op de lijst van inzamelaars, in de periode van 1 tot en met 7 mei 2020, in de regio Haarlem, Almere en Utrecht. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 januari 2021, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een taakstraf van veertig uren.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 mei 2022 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte het afval slechts als service inzamelde en geen commercieel voordeel had. Het hof oordeelde echter dat de verdediging niet geloofwaardig was, gezien de aard van de ingezamelde goederen. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het inzamelen van bedrijfsafval zonder registratie, wat in strijd is met artikel 10.45 van de Wet milieubeheer.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde een gevangenisstraf van twee weken op, met een voorwaardelijke straf van twee jaren. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof benadrukte het belang van controle op een doelmatig beheer van afvalstoffen en de bescherming van het milieu.