ECLI:NL:GHAMS:2022:1781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
23-001691-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor medeplegen van vissen zonder visrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van vissen in een water waar een ander rechthebbende was op het visrecht, alsook van medeplichtigheid. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 27 maart 2017 te Enkhuizen. De advocaat-generaal had een geldboete van € 450,00 geëist, met een voorwaardelijke straf en een proeftijd van twee jaar.

Tijdens de zitting op 31 mei 2022 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en de griffier was aanwezig om het proces verbaal op te maken. Mr. P.C. Verloop was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001691-19
datum uitspraak: 14 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-994525-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 mei 2022.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 27 maart 2017, te Enkhuizen, in elk geval in Nederland , in een water gelegen aan en/of langs de Haling, zijnde een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d Visserijwet 1963, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gevist (niet betreffende het uitzetten van vis), terwijl een ander (te weten, [naam 1] en/of de Noord-Hollandse bond van beroepsbinnenvissers en/of [stichting 1] en/of de [stichting 2]) rechthebbende was op het visrecht van dat water;
subsidiair:
[naam 2], op of omstreeks 27 maart 2017, te Enkhuizen, in elk geval in Nederland, in een water gelegen aan en/of langs de Haling, zijnde een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d Visserijwet 1963, al dan niet opzettelijk, heeft gevist (niet betreffende het uitzetten van vis), terwijl een ander (te weten, [naam 1] en/of de Noord-Hollandse bond van beroepsbinnenvissers en/of [stichting 1] en/of de [stichting 2]) rechthebbende was op het visrecht van dat water, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk medeplichtig is geweest door als chauffeur een auto naar de plek(ken) waar die [naam 2] heeft gevist te rijden en/of met die auto die [naam 2] naar die plekken te brengen en/of een of meer fuiken voor die [naam 2] te vervoeren;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeteren. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 450,00 subsidiair 9 dagen hechtenis, waarvan € 150,00 subsidiair
3 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem is tenlastegelegd. Nu naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zal de verdachte hiervan worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. S.M. Milani en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van
mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 juni 2022.
Mr. P.C. Verloop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.