In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. De klacht is ingediend door de vader van een kleindochter, die testamentair bewindvoerder is over het vermogen van zijn kleindochter. De erflater had in zijn testament zijn drie kinderen onterfd en de kleindochter als enige erfgenaam benoemd, met de expliciete wens dat de onterfde kinderen niet geïnformeerd zouden worden over hun onterving. De notaris heeft echter tijdens een bespreking na het overlijden van de erflater de onterfde kinderen geïnformeerd over hun onterving, wat leidde tot de klacht van de appellant. De appellant verwijt de notaris dat zij tegen de wil van de erflater heeft gehandeld door de onterfde kinderen te informeren, dat zij de kleindochter niet heeft opgeroepen als erfgename, en dat zij niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt.
Het hof heeft de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de notaris niet in strijd met het testament heeft gehandeld, omdat zij op basis van de wet verplicht was om de onterfde kinderen te informeren over hun rechten. De notaris had geen verplichting om de kleindochter als erfgename eerst te informeren, en zij heeft voldaan aan haar zorgplicht door de legitimarissen de benodigde informatie te verschaffen. Bovendien was er na een bespreking op 17 april 2018 geen noodzaak meer om de kleindochter te informeren, aangezien haar wettelijk vertegenwoordiger aanwezig was. Het hof bevestigde dat de notaris niet verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de nalatenschap, en dat zij binnen een redelijke termijn heeft gehandeld. De beslissing van de kamer werd dan ook bevestigd.