ECLI:NL:GHAMS:2022:1775

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
200.298.372/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over informeren onterfde erfgenamen en niet-oproepen erfgename

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. De klacht is ingediend door de vader van een kleindochter, die testamentair bewindvoerder is over het vermogen van zijn kleindochter. De erflater had in zijn testament zijn drie kinderen onterfd en de kleindochter als enige erfgenaam benoemd, met de expliciete wens dat de onterfde kinderen niet geïnformeerd zouden worden over hun onterving. De notaris heeft echter tijdens een bespreking na het overlijden van de erflater de onterfde kinderen geïnformeerd over hun onterving, wat leidde tot de klacht van de appellant. De appellant verwijt de notaris dat zij tegen de wil van de erflater heeft gehandeld door de onterfde kinderen te informeren, dat zij de kleindochter niet heeft opgeroepen als erfgename, en dat zij niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt.

Het hof heeft de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de notaris niet in strijd met het testament heeft gehandeld, omdat zij op basis van de wet verplicht was om de onterfde kinderen te informeren over hun rechten. De notaris had geen verplichting om de kleindochter als erfgename eerst te informeren, en zij heeft voldaan aan haar zorgplicht door de legitimarissen de benodigde informatie te verschaffen. Bovendien was er na een bespreking op 17 april 2018 geen noodzaak meer om de kleindochter te informeren, aangezien haar wettelijk vertegenwoordiger aanwezig was. Het hof bevestigde dat de notaris niet verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de nalatenschap, en dat zij binnen een redelijke termijn heeft gehandeld. De beslissing van de kamer werd dan ook bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.298.372/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/384124 / KL RK 21-29
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 juli 2022
inzake
[appellant], wonend te [woonplaats] ,
in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder en meerderjarigenbewindvoerder over het vermogen van [X] , wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde],
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Erflater heeft in zijn door de notaris opgemaakte testament zijn drie kinderen onterfd en een tweetrapsmaking opgenomen waarbij zijn kleindochter tot enig (bezwaarde) erfgenaam is benoemd. In het testament is de uitdrukkelijke wens van erflater opgenomen dat de erfgenamen de onterfde kinderen niet informeren over hun onterving. Tijdens een bespreking vlak na het overlijden van erflater heeft de notaris de drie kinderen over hun onterving en hun legitieme rechten geïnformeerd. Klager is de vader van de kleindochter en tevens haar meerderjarigen- en testamentair bewindvoerder. Klager verwijt de notaris dat zij (1) tegen de wil van erflater in heeft gehandeld door diens kinderen te informeren over hun onterving, (2) de dochter van klager nimmer heeft opgeroepen als erfgename en (3) niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 2 augustus 2021 een beroepschrift – met bijlage – en op 4 oktober 2021 een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 2 juli 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:34). De notaris heeft op 29 oktober 2021 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.2.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2022. Klager en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen. Zowel klager als de gemachtigde van de notaris hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover voldoende aannemelijk gemaakt) bij de beoordeling rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Wijlen de heer [naam] (hierna: erflater) had drie kinderen: [kind 1] (hierna: [kind 1] ), [kind 2] (hierna: [kind 2] ) en [kind 3] (hierna: [kind 3] ). [kind 3] is de partner van klager.
3.2.
Mevrouw [X] (hierna: [kleindochter] ) is de (meerderjarige) dochter van [kind 3] en klager en de kleindochter van erflater.
3.3.
Erflater heeft op 2 september 2016 een testament opgemaakt ten overstaan van de notaris. In zijn testament heeft erflater een tweetrapsmaking opgenomen waarbij [kleindochter] tot enig erfgenaam (onder ontbindende voorwaarde) is benoemd. Tot executeur is benoemd [de executeur] FB (hierna: de executeur). Tevens is de executeur door erflater in het testament aangewezen als testamentair bewindvoerder over al hetgeen [kleindochter] uit de nalatenschap verkrijgt, met daarbij de bevoegdheid om een opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.4.
In het testament is de uitdrukkelijke wens van erflater opgenomen dat de erfgenamen de onterfde legitimarissen niet in kennis stellen van hun onterving. Verder is bepaald dat de notaris alleen inzage geeft in het testament van erflater voor zover dit voor de betreffende rechthebbende noodzakelijk is om zijn/haar positie te bepalen.
3.5.
Erflater is op [datum] overleden.
3.6.
Op 8 april 2018 heeft [kind 3] contact opgenomen met de notaris omdat zij geïnformeerd wenste te worden over de inhoud van het testament van erflater. Op 11 april 2018 ontving de notaris van de zoon van [kind 1] een gelijkluidend verzoek.
3.7.
In opdracht van de executeur heeft de notaris een bespreking gevoerd op 17 april 2018 met de drie kinderen van erflater. Bij die bespreking waren aanwezig [kind 2] , [kind 3] en klager, (namens zijn moeder:) de zoon van [kind 1] , de executeur en de notaris. Tijdens deze bespreking heeft de executeur een concept-boedelbeschrijving overgelegd.
3.8.
Klager heeft de nalatenschap namens [kleindochter] beneficiair aanvaard.
3.9.
Op 26 april 2018 heeft de notaris een akte aanwijzen opvolgend testamentair bewindvoerder gepasseerd. In die akte heeft de executeur verklaard klager aan te wijzen als opvolgend testamentair bewindvoerder, welke benoeming door klager is aanvaard.
3.10.
Op 15 mei 2018 heeft de notaris een verklaring van erfrecht inzake de nalatenschap van erflater afgegeven.

4.Standpunt van klager

De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
De notaris heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het testament is bepaald en tegen de wil van erflater in.
De notaris heeft [kleindochter] als enig erfgename nooit opgeroepen.
De notaris heeft niet gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard.
De notaris heeft niet gehandeld in strijd met het testament en tegen de wil van erflater in (oordeel kamer en hof over klachtonderdeel 1)
5.2.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1 heeft de kamer geoordeeld dat:
  • de notaris niet de geadresseerde was van de in het testament opgenomen uitdrukkelijke wens van erflater;
  • op de notaris geen verplichting rustte om [kleindochter] als erfgenaam als eerst te informeren, alvorens zij de legitimarissen informeerde;
  • de notaris haar geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden, maar heeft voldaan aan haar zorgplicht door de legitimarissen – op hun eigen verzoek – de voor hen benodigde informatie te verschaffen en hen te informeren over hun wettelijke rechten. Dit is gebeurd binnen het kader van het testament en de wet.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust, en maakt deze tot de zijne; de notaris heeft niet uit eigen beweging de onterfde kinderen geïnformeerd. Het hof volgt klager niet in zijn stelling dat uit de ratio van het testament zou volgen dat erflater in het geheel niet wenste dat de onterfde kinderen over hun onterving zouden worden geïnformeerd. Uit artikel 49 lid 1 en 2 Wet op het notarisambt (Wna) volgt dat onterfde versterferfgenamen een recht ontlenen aan de inhoud van een testament waarin zij zijn onterfd en recht hebben op afgifte door de notaris aan hen van een uittreksel van dat testament met het betreffende onderdeel. Dat is trouwens ook verwoord in het testament met de bepaling dat de notaris alleen inzage mag geven in het testament voor zover dit voor de betreffende rechthebbende noodzakelijk is om zijn/haar positie te bepalen. Erflater moet zich er dus bewust van zijn geweest dat de notaris aan de onterfde kinderen deze informatie (de onterving) zou moeten verstrekken. Erflater kan bovendien niet verhinderen dat de notaris uitvoering geeft aan de ambtsplicht die is opgenomen in artikel 49 Wna. Het hof is daarom, net als de kamer, van oordeel dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.
Er bestond na 17 april 2018 geen noodzaak meer om de enig erfgenaam op te roepen (oordeel kamer en hof over klachtonderdeel 2)
5.3.
Naar het oordeel van het hof bestond er voor de notaris geen noodzaak meer om de erfgenaam ( [kleindochter] ) te informeren over haar positie, toen tijdens de bespreking op 17 april 2018 bleek dat haar vermogen onder bewind stond en haar wettelijk vertegenwoordiger bij de notaris aan tafel zat. Deze bespreking vond plaats op verzoek van de (onterfde) kinderen van erflater; er bestond voor de notaris geen verplichting om ook de erfgenaam voor deze bespreking uit te nodigen of – zoals hiervoor in r.o. 5.2. overwogen – om haar voorafgaand aan deze bespreking eerst te informeren. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de kamer dat de notaris afdoende aan haar informatieplicht heeft voldaan en dat zij niet gehouden was [kleindochter] na die bespreking (nogmaals) te informeren, zodat ook klachtonderdeel 2 ongegrond is.
De notaris had geen opdracht om de nalatenschap af te wikkelen, zodat haar daarvan ook geen verwijt kan worden gemaakt (oordeel kamer en hof over klachtonderdeel 3)
5.4.
De kamer heeft geoordeeld dat het in dit geval niet tot de taak van de notaris behoorde om een deugdelijke boedelbeschrijving op te maken, omdat haar opdracht beperkt was tot het opmaken van een verklaring van erfrecht en een akte opvolgend bewindvoerder. Het hof sluit zich bij dit oordeel van de kamer aan; zonder opdracht had de notaris geen positie in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Anders dan klager stelt bestond er voor de notaris ook geen verplichting om de executeur te instrueren hoe te handelen bij de afwikkeling van de nalatenschap, zo de executeur dat al zou hebben gewild. Gebrek aan voortvarendheid kan de notaris ten slotte ook niet worden verweten, aangezien de bespreking met de onterfde kinderen tien dagen na het overlijden heeft plaatsgevonden en zij ook de akte opvolgend bewindvoerder en de verklaring van erfrecht binnen bekwame tijd (zes weken na het overlijden) heeft opgemaakt. Het hof is van oordeel dat de notaris heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt, zodat ook klachtonderdeel 3 ongegrond is.
5.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de notaris ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, H.T. van der Meer en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022 door de rolraadsheer.