Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een huurovereenkomst tussen appellanten en geïntimeerde, waarbij de geïntimeerde de huur heeft opgezegd wegens dringend eigen gebruik. De appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], huren sinds 1 juli 2015 een woning van de geïntimeerde, die zelf van juni 2007 tot 1 juli 2015 in de woning heeft gewoond. De geïntimeerde heeft de huurovereenkomst opgezegd omdat zij en haar dochters zich in een onveilige woonsituatie bevinden door de bedreigende aanwezigheid van haar ex-partner. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst beëindigd per 1 januari 2021 en de appellanten veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van schadevergoeding aan de geïntimeerde.
In hoger beroep hebben de appellanten de grieven ingediend dat de geïntimeerde de woning niet dringend nodig heeft en dat zij zelf voldoende inspanningen heeft geleverd om andere woonruimte te vinden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de geïntimeerde aannemelijk heeft gemaakt dat zij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik, gezien de onveilige situatie waarin zij en haar dochters zich bevinden. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, maar de einddatum van de huurovereenkomst verplaatst naar 31 oktober 2022, zodat de appellanten voldoende tijd hebben om een andere woning te vinden. Tevens zijn de appellanten veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.