Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1, bezwaren heeft geuit tegen de weergave van de feiten in 2.3 en 2.4 van het bestreden vonnis, houdt het hof hiermee rekening bij de beoordeling van het hoger beroep en komt de inhoudelijke behandeling van die bezwaren hierna, onder 3.4 e.v., aan de orde. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
- overdracht als fokmerrie aan het einde koers-carriere, uiterlijk na winterseizoen 2019/2020. Tot einde koers-carriere zijn kosten en prijs-opbrengsten 50% [geïntimeerde] , 50% [X]
- eigendom en kosten eerste veulen [geïntimeerde] 50% , [X] 50%. Uitzondering hierop is het veulengeld, dit wordt volledig betaald door [X] . (…)
3.Beoordeling
gezamenlijk, in de zin van artikel 3:166 lid 1 BW. Uit het NDR formulier van 12 juli 2013 (zie 2.7) blijkt dat [appellant] destijds een half deel in [paard] aan [geïntimeerde] heeft verkocht. Volgens het door de NDR afgegeven bewijs van inschrijving van [paard] (zie 2.20) en volgens de e-mail van de NDR van 26 augustus 2021 (zie 2.21) staat [paard] bij de NDR geregistreerd als eigendom van [appellant]
én[geïntimeerde] Ook de verklaringen van [naam 8] en [naam 3] (die [appellant] nota bene zelf heeft ingebracht, producties E en F bij memorie van grieven) gaan uit van gemeenschappelijke eigendom. Bovendien strookt het standpunt van [appellant] dat hij als enige de volledige eigendom heeft van [paard] niet met zijn stelling dat er afspraken met [geïntimeerde] zijn gemaakt over de overdracht van [paard] . Zulke afspraken waren immers niet nodig geweest als [appellant] reeds enig eigenaar was geweest. Vermeldenswaardig is verder dat [appellant] zelf reeds bij inleidende dagvaarding in eerste aanleg heeft gesteld dat [paard] gemeenschappelijk eigendom van hem en [geïntimeerde] is, zulks nota bene met de toevoeging dat hij met die erkenning ‘eerlijk’ wil zijn en dat hij ter zitting bij de rechtbank met zoveel woorden heeft erkend dat [appellant] en [geïntimeerde] de gezamenlijke eigendom hebben van [paard] Deze grieven van [appellant] falen en de voor het eerst in hoger beroep ingestelde primaire vordering van [appellant] zal dan ook worden afgewezen.
‘Top geregeld. Bedankt en dat we met [paard] nog maar een hoop bij elkaar mogen schrapen!’Het verweer van [geïntimeerde] dat de woorden
‘Top geregeld’alleen maar betrekking hebben op de tekst van de e-mail van [appellant] van 25 september 2018 en niet op de daarbij gevoegde aangepaste factuur omdat [naam 1] de bijlage, vanwege moeilijke gezinsomstandigheden, pas in een later stadium had geopend, overtuigt het hof niet. Immers, in de e-mail van [appellant] van 25 september 2018 wordt met geen woord gerept over [paard] , terwijl [naam 1] in zijn antwoord op die e-mail op dezelfde dag wel het succes van [paard] aanhaalt. Zo lijkt hij naar het in de bijlage opgenomen prijzengeld te verwijzen met de woorden:
‘dat we met [paard] nog maar een hoop bij elkaar mogen schrapen’.Daar komt bij dat, zeven dagen later, [naam 1] aan [appellant] heeft gemaild dat zijn vader erg slecht heeft geslapen alsmede
‘doe een goed bod op [paard] en dan zijn we klaar’.Deze reactie duidt erop dat [geïntimeerde] op 2 oktober 2018 heeft begrepen wat er op 25 september 2018 was afgesproken over de toekomstige overdracht van [paard] maar dat zij alsnog haar instemming wilde intrekken, althans over een nieuw voorstel wilde onderhandelen. Waarom zou er anders in die e-mail van 2 oktober 2018 worden gesproken over de slechte nachtrust van [naam 2] en een verband worden gelegd met een bod op (en dus de overdracht van) [paard] ? In die e-mail heeft [geïntimeerde] bovendien niet ontkend dat er (eerder al) een afspraak over de overdracht van [paard] was gemaakt. Pas een maand na dato (op 25 oktober 2018) doet [geïntimeerde] aan [appellant] de mededeling dat partijen allebei eigenaar van [paard] blijven, ook na het einde van de koerscarrière. De bewoordingen van die e-mail (‘
gaan we met haar fokken’en
‘en zo gaan wij om de beurt fokken’ )bevatten wederom geen ontkenning van hetgeen volgens [appellant] eerder was afgesproken. Ook wordt er niet geantwoord dat [appellant] [geïntimeerde] op 25 september 2018 verkeerd heeft begrepen. De bewoordingen zijn veeleer op te vatten als een nieuw voorstel van de zijde van [geïntimeerde] heeft haar in de memorie van antwoord ingenomen blote stelling dat was afgesproken dat partijen na de koerscarrière van [paard]
samenzouden gaan fokken niet onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden. Overigens heeft [geïntimeerde] ook geen specifiek bewijsaanbod aangaande deze blote stelling gedaan. Aldus ondersteunt de tussen partijen gewisselde e-mailcorrespondentie, zoals hiervoor geciteerd, op voldoende overtuigende wijze de stelling van [appellant] over de inhoud van de gemaakte mondelinge afspraak. Bij gebreke van een voldoende concrete en gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] van de door [appellant] gestelde (mondelinge) afspraak, wordt het in dit verband gedane bewijsaanbod van [geïntimeerde] ten aanzien van de uitleg van de e-mails van [naam 1] van 25 september 2018 en van 2 oktober 2018 als niet ter zake dienend gepasseerd.
grief 8dient [appellant] in wezen een wijziging van eis in, waarop het hof hiervoor (in 3.5.6) gedeeltelijk al heeft beslist. Voor zover [appellant] daarbij ook heeft gevorderd dat het eerste veulen van [paard] gewaardeerd wordt op nihil zal het hof dit afwijzen. [appellant] heeft niet toegelicht op welke grondslag hij deze vordering baseert. Hetzelfde gebrek kleeft aan zijn subsidiaire vordering aangaande het veulen, inhoudende dat het hof zal bepalen dat bij het eerste veulen van [paard] bij verkoop de helft van de verkoopprijs (minus de out of pocket kosten) aan [geïntimeerde] dient te worden overgemaakt. De vordering strookt overigens niet met de mondelinge afspraak waarop [appellant] zich in deze procedure beroept, onder verwijzing naar de aangepaste factuur van 25 september 2018, waarin niets is opgenomen over de overdracht van het aandeel in het veulen. Integendeel, de aangepaste factuur van 25 september 2018 spreekt van gemeenschappelijke eigendom van het eerste veulen. Ook dit deel van de vordering van [appellant] zal daarom worden afgewezen.
[geïntimeerde]wordt toegedeeld, tegen betaling aan [appellant] van een bedrag van € 42.500,00. Uit hetgeen hiervoor, in 3.5.1 tot en met 3.5.6 is overwogen, vloeit voort dat er geen grond is voor toewijzing van deze tegenvordering.
[appellant]plaatsvindt tegen betaling aan [geïntimeerde] van de helft van de door [naam 6] getaxeerde waarde van € 450.000,00. Ook dit zal worden afgewezen om de hiervoor onder 3.5.1 tot en met 3.5.6 uiteengezette redenen.