ECLI:NL:GHAMS:2022:1693

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.302.388/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodzaak van bewind en mentorschap vanwege lichamelijke en geestelijke beperkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de noodzaak van bewind en mentorschap voor een betrokkene die kampt met ernstige lichamelijke en geestelijke beperkingen. De betrokkene, geboren in 1942, had na een woningbrand op 13 april 2021 problemen met het onderhouden van zijn leefomgeving, wat leidde tot een vervuilde woning vol spullen. De kantonrechter had eerder besloten om bewind en mentorschap in te stellen, wat de betrokkene in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2022 werd duidelijk dat de betrokkene onvoldoende in staat is om zijn eigen belangen te behartigen, mede door zijn afhankelijkheid van een rolstoel en cognitieve beperkingen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De betrokkene heeft weliswaar hulp van zijn netwerk, maar het hof oordeelt dat dit onvoldoende is gezien de complexe problematiek. De bewindvoerders hebben aangegeven dat er sprake is van verkwisting en dat de betrokkene zijn bankpas en pincode aan anderen afgeeft. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en stelt dat de noodzaak voor bewind en mentorschap nog steeds bestaat, waarbij professionele ondersteuning noodzakelijk is om de betrokkene te helpen zijn leven weer op orde te krijgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.302.388/01
zaaknummers rechtbank: 9299202 \ BM VERZ 21-1171 en 9299203 \ MB VERZ 21-321 SB
beschikking van de meervoudige kamer van 7 juni 2022 inzake
[de betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. D.E. Post te Heerhugowaard.
Het hof heeft als belanghebbenden in deze zaak aangemerkt:
- [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , handelend onder de naam [X] Bewindvoering, (hierna: de bewindvoerders), en
- het Openbaar Ministerie.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 september 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 2 november 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 9 september 2021.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 24 december 2021 met een bijlage, en
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 16 maart 2022 met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 maart 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat,
- [X] Bewindvoering, vertegenwoordigd door [bewindvoerder 1] , en
- [achternicht ] , wonende te [plaats B] , achternicht van de betrokkene, die door het hof is aangemerkt als informant.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [X] Bewindvoering een verweerschrift met bijlagen overgelegd. Mr. Post had het verweerschrift op 25 maart 2022 ontvangen. Het hof heeft het verweerschrift na overleg met betrokkene en belanghebbenden bij het dossier gevoegd en vervolgens tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling gelezen.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1942.
3.2
Op 13 april 2021 is brand uitgebroken in de woning van de betrokkene. Sindsdien verbleef de betrokkene voornamelijk in hotels, in elk geval tot aan de mondelinge behandeling op 30 maart 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ten behoeve van hem ingesteld. De kantonrechter heeft [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , handelend onder de naam [X] Bewindvoering, benoemd tot bewindvoerders en mentoren en hun beloning vastgesteld.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, over te gaan tot de opheffing van het bewind en mentorschap, dan wel alsnog het verzoek tot mentorschap en bewind af te wijzen.
4.3
[X] Bewindvoering verzoekt, zo begrijpt het hof, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten van betrokkene en [X] Bewindvoering.
5.1
De betrokkene vindt het onterecht dat het bewind en het mentorschap zijn ingesteld. Hij is voldoende in staat zijn eigen belangen te behartigen. Als er al sprake is geweest van een onveilige leefsituatie vanwege grote hoeveelheid spullen in zijn woning, dan is dat probleem opgelost. Na de brand is de woning immers ontruimd en gerenoveerd. De gemeente en thuiszorg waren al jaren betrokken en vonden bewind en mentorschap kennelijk niet nodig. Er zijn weliswaar vermoedens en aannames dat de lichamelijke of geestelijke toestand van betrokken noodzaakt tot het treffen van beschermende maatregelen, maar die vermoedens worden niet onderbouwd. De betrokkene heeft hulp van zijn netwerk en het recht zijn leven in te richten zoals hij dat wil.
5.2
[X] Bewindvoering vindt dat het bewind en het mentorschap noodzakelijk zijn. Er is sprake van verkwisting, doordat de betrokkene veel onnodige spullen via internet bestelt. Ook geeft de betrokkene maandelijks veel geld uit aan loterijen. Daarnaast blijkt uit neuropsychologisch onderzoek dat de betrokkene niet meer zelfstandig kan wonen en geeft de betrokkene zijn bankpas en pincode af aan anderen.
Wettelijk kader
5.3
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.4
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Oordeel van het hof
5.5
Betrokkene kampt met lichamelijke en geestelijke beperkingen. Betrokkene is afhankelijk van een rolstoel. Op 3 december 2021 is de betrokkene neuropsychologisch onderzocht door Geriant. Uit het rapport daarvan blijkt dat de betrokkene bekend is met een psychiatrische voorgeschiedenis en dat hij kampt met problemen in de uitvoerende taken (planning, organisatie en mentale flexibiliteit). Daarnaast heeft hij geheugenproblemen. De diagnose luidt:
uitgebreide cognitieve stoornissen, mogelijk vasculaire etiologie in combinatie met psychiatrische symptomen. Omdat de betrokkene daarbij geen ziektebesef en -inzicht vertoont en verminderd zelfredzaam is, wordt zelfstandig wonen afgeraden. In een brief van 11 maart 2022 heeft Mevrouw M. van Eijk, Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige GGZ-NHN kenbaar gemaakt dat betrokkene in januari 2022 opnieuw in zorg is genomen en dat zij het in verband met de complexe, multipele aard van de problematiek van betrokkene nodig vindt dat hij hulp krijgt van een professioneel mentor/bewindvoerder.
5.6
De beperkingen van de betrokkene hebben geleid tot problemen. Voordat het bewind en mentorschap was ingesteld, leefde de betrokkene in een huis dat was vervuild en volledig vol stond met spullen. Hij sliep beneden in een stoel. In dat huis is op 13 april 2021 brand uitgebroken toen de betrokkene aan het koken was. De woningbrand leverde niet alleen gevaar voor de betrokkene op, maar ook voor de omwonenden. De buren van de betrokkene hebben laten weten ongerust te zijn dat opnieuw brand zal uitbreken. Het hof begrijpt die ongerustheid, gelet op wat is voorgevallen. Bovendien heeft de bewindvoerder geconstateerd dat de betrokkene weer veel spullen heeft aangeschaft en dat hij ook in de hotels waar hij heeft verbleven moeite heeft om zijn leefomgeving op orde te houden. Het personeel maakt bij de bewindvoerder melding van vervuiling en van verzamelde servetten, bestek en servies in de kamer. De betrokkene heeft dit niet, althans onvoldoende onderbouwd en onvoldoende concreet, betwist.
Een ander probleem is dat de betrokkene zijn bankpas en pincode afgeeft aan anderen, hetgeen hij ook erkent.
5.7
Naar het oordeel van het hof staat hiermee voldoende vast dat de betrokkene duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand. Ook is hij daardoor niet in staat zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof is het met de kantonrechter eens dat het noodzakelijk was om een bewind en mentorschap in te stellen en dat deze noodzaak nog steeds bestaat. Het hof acht het netwerk van de betrokkene onvoldoende in staat om zijn belangen te behartigen, nu sprake is van complexe problematiek en de betrokkene ondersteuning op alle levensgebieden nodig heeft. Daarvoor is professionele ondersteuning nodig. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep toegelicht dat zij oog heeft voor de wensen van de betrokkene en dat zij heeft gerealiseerd dat hij uiterlijk 9 april 2022 weer in zijn woning terug kan keren. Daarvoor is thuiszorg en wijkverpleging ingezet waarmee getracht wordt te voorkomen dat de betrokkene zichzelf en zijn woonomgeving opnieuw verwaarloost en die ervoor moet zorgen dat hij de noodzakelijke medicatie slikt. Wel acht het hof het voor de betrokkene van belang dat de bewindvoerder zoekt naar wegen om waar mogelijk samen te werken met het netwerk van de betrokkene.
5.8
Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de rechtbank in stand laten.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.M van Baardewijk en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 7 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.