ECLI:NL:GHAMS:2022:1680

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
23-003070-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak in restaurant met diefstal van kluisinhoud

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, was beschuldigd van het plegen van een inbraak in een restaurant te Den Helder op 27 juli 2021, waarbij een kluis met inhoud werd gestolen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 mei 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. De tenlastelegging omvatte diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot het misdrijf werd verkregen door middel van braak.

Het hof heeft overwogen dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op camerabeelden, ondanks het gebruik van hoofdbedekking en een mondkapje door de daders, voldoende bewijs vormt. De verbalisanten hebben de verdachte herkend aan zijn stem en motoriek, wat het hof overtuigde van zijn betrokkenheid bij de inbraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003070-21
datum uitspraak: 2 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-217781-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 27 juli 2021 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kluis (met inhoud) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging en bewijsmiddelen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Drie verbalisanten hebben de verdachte op de camerabeelden van de inbraak herkend aan de hand van onder andere zijn loopje en vooral zijn stem.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten onvoldoende is voor een bewezenverklaring. In de eerste plaats, omdat de daders op de beelden hoofdbedekking en een mondkapje dragen, hetgeen herkenning bemoeilijkt. In de tweede plaats, omdat met stemherkenning door de verbalisanten terughoudend dient te worden omgegaan, nu dit door deskundigen dient te geschieden.
Het hof overweegt als volgt.
De omstandigheid dat opsporingsambtenaren (doorgaans) geen wetenschappelijk onderlegde deskundigen zijn op het gebied van stemherkenning noopt niet reeds tot de conclusie dat hun bevindingen dienaangaande niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs.
In casu hebben de verbalisanten ambtshalve regelmatig en ook nog kort voor de aandachtsvestiging op (de beelden van) de inbraak, met de verdachte van doen gehad en hem in dat kader gezien en gesproken. Zij relateren waarom – aan de hand van welke kenmerken – zij de verdachte aan zijn stem herkennen. Dit gegeven, in onderlinge samenhang beschouwd met de herkenning door een van de verbalisanten op basis van ook andere kenmerken van de verdachte, waaronder zijn motoriek, brengt het hof tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die het feit, samen met een ander, heeft begaan.
Voor wat betreft de bewijsmiddelen verwijst het hof naar de inhoud van de bewijsmiddelen I tot en met VII, zoals deze zijn weergegeven in het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, en neemt deze over, nu het hof op grond daarvan bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2021 te Den Helder tezamen en in vereniging met een ander, een kluis met inhoud, die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de in een andere strafzaak voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak, door een ruit in te slaan en zich zo de toegang tot het restaurant te verschaffen. Vervolgens hebben zij uit het restaurant een kluis met inhoud meegenomen. Dit is een ernstig feit, dat niet alleen overlast en materiële schade voor de eigenaar van het gedupeerde restaurant heeft veroorzaakt, maar ook aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving kan bijdragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. Hij heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen hiervan voor anderen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 mei 2022 is de verdachte veelvuldig eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof is van oordeel dat in casu niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur en heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen aan veelvuldige recidivisten worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden genoemd. Het hof ziet geen reden daarvan af te wijken en zal de verdachte een gevangenisstraf van 4 maanden opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. S.M.M. Bordenga en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 juni 2022.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]