In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, was beschuldigd van het plegen van een inbraak in een restaurant te Den Helder op 27 juli 2021, waarbij een kluis met inhoud werd gestolen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 mei 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. De tenlastelegging omvatte diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot het misdrijf werd verkregen door middel van braak.
Het hof heeft overwogen dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op camerabeelden, ondanks het gebruik van hoofdbedekking en een mondkapje door de daders, voldoende bewijs vormt. De verbalisanten hebben de verdachte herkend aan zijn stem en motoriek, wat het hof overtuigde van zijn betrokkenheid bij de inbraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.