ECLI:NL:GHAMS:2022:1676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
23-001882-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van levensgezel met voeging van zaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor twee gevallen van mishandeling van zijn levensgezel. De eerste mishandeling vond plaats op 18 februari 2021 in Castricum, waar de verdachte zijn partner bij de arm en nek heeft gepakt en haar tegen het hoofd heeft geslagen. De tweede mishandeling vond plaats op 17 mei 2021 in Heemskerk, waar de verdachte zijn partner meermalen met kracht in het gezicht heeft geslagen. De politierechter had eerder in eerste aanleg een straf opgelegd, maar het hof heeft deze vonnissen vernietigd en een nieuwe uitspraak gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 30 uren opgelegd. Het hof heeft geen vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opgelegd, omdat de verdachte en het slachtoffer elkaar nog regelmatig zien. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die recentelijk positieve veranderingen in zijn leven heeft doorgemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-001882-21 (zaak A) + 23-002017-21 (zaak B, gevoegd)
datum uitspraak: 2 juni 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen:
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-074405-21 (zaak A), en
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-157983-21 (zaak B), tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg van 17 juni 2021 in zaak A.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak A
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Castricum zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar (met kracht) bij de arm en/of haar nek te pakken en/of te slaan tegen het oor, althans het hoofd;
zaak B
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Heemskerk zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen althans éénmaal (telkens) met kracht met (een) al dan niet tot vuist gebalde hand(en) op/tegen de mond en/of in/tegen het gezicht, althans het hoofd te stoten en/of stompen en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnissen waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat het hof na voeging van de strafzaken in hoger beroep komt tot één uitspraak en het hof in zaak B tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A
hij op 18 februari 2021 te Castricum zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar met kracht bij haar nek te pakken en te slaan tegen het oor;
zaak B
hij op 17 mei 2021 te Heemskerk [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] meermalen met kracht met een al dan niet tot vuist gebalde hand tegen het gezicht te slaan.
Hetgeen in zaken A en B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde:
  • in zaak A veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, indien niet naar behoren voldaan te vervangen door 15 dagen hechtenis;
  • in zaak B veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder het stellen van bijzondere voorwaarden, en met oplegging van een vrijheidsbenemende maatregel, inhoudende een contact- en een gebiedsverbod voor de duur van één jaar, waarbij is bepaald dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het in zaken A en B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf van 12 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 9 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en onder het stellen van bijzondere voorwaarden;
  • een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis;
  • een vrijheidsbenemende maatregel inhoudende een contact- en een gebiedsverbod voor de duur van twee jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet zal overschrijden, bijvoorbeeld een gevangenisstraf van 4 tot 6 weken, waarvan 2 tot 4 weken voorwaardelijk. Zij acht daarbij oplegging van een taakstraf niet wenselijk. Ten aanzien van het stellen van bijzondere voorwaarden heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsvrouw heeft tevens verzocht niet de vrijheidsbenemende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, gelet op de persoon van het slachtoffer, de complexiteit van de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en het gegeven dat zij – ondanks de in eerste aanleg bevolen dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel – elkaar zijn blijven opzoeken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer, die ten tijde van de eerste mishandeling zijn partner was. De verdachte heeft hierdoor meerdere malen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke feiten hiervan nog langere tijd de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. De eerste mishandeling heeft bovendien plaatsgevonden in de woning waar de verdachte en het slachtoffer destijds samen verbleven. Het slachtoffer had zich bij uitstek hier veilig moeten voelen. Op deze waarborg van veiligheid is inbreuk gemaakt door de verdachte. De tweede mishandeling heeft plaatsgevonden nadat de verdachte en het slachtoffer eerst ruzie hadden gekregen in de auto. De verdachte heeft de auto stopgezet, is uitgestapt, naar de bijrijdersdeur gelopen, en heeft het slachtoffer meermalen in het gezicht geslagen. Dit geweld vond plaats op de openbare weg. Dit draagt bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 mei 2022 is de verdachte eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Gelet daarop en gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is het hof van oordeel dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere straf dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Toch zal het hof ervoor kiezen om het grootste deel daarvan voorwaardelijk op te leggen en wel om de volgende reden.
Blijkens een rapport van Reclassering Nederland van 12 mei 2022 lijkt het leven van de verdachte in rustiger vaarwater te zijn terechtgekomen. Hij heeft sinds kort werk waar hij zich goed bij voelt. Hij woont (opnieuw) bij zijn ouders, maar er zou geen sprake zijn van eerder voorkomende spanningen. Het middelengebruik lijkt afgenomen en gereguleerd, wat een positieve invloed heeft op het functioneren in werk en in overige relaties. In voornoemd rapport en het rapport van Reclassering Nederland van 25 juni 2021 is geadviseerd om de verdachte door middel van het stellen van bijzondere voorwaarden (onder andere en kort gezegd) te verplichten tot het naleven van een meldplicht bij de reclassering, een eventuele behandelverplichting, middelencontrole en het ondergaan van een leefstijltraining. Het hof acht het daarom aangewezen om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder het stellen van voornoemde bijzondere voorwaarden, zodat de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld de positieve ontwikkelingen in zijn leven te bestendigen. Dit is niet alleen in zijn belang, maar (met het oog op het voorkomen van recidive) ook in dat van de samenleving. Daarbij is het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Om de strafdoelen van vergelding en speciale preventie met elkaar in evenwicht te brengen, zal het hof ook een taakstraf opleggen.
Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, zal het hof niet overgaan tot oplegging van een vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is namelijk gebleken dat de verdachte en het slachtoffer elkaar nog regelmatig zien, ondanks de dadelijke uitvoerbaarheid van de in eerste aanleg bij deze maatregel opgelegde contactverbod. Het initiatief van dat contact komt zowel vanuit de verdachte als vanuit het slachtoffer. Hoewel een deel van de contacten bij de politie bekend is geworden, is daarop niet ingegrepen. Daarom acht het hof het niet opportuun om deze maatregel in hoger beroep wederom op te leggen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep weliswaar verwezen naar een proces-verbaal van verhoor van aangeefster van 23 juni 2021, inhoudende de mededeling van het slachtoffer dat zij graag een contact- of locatieverbod zou willen, maar het hof acht deze informatie niet voldoende actueel om te gebruiken als grondslag van de oplegging van voornoemde maatregel.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 304 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (parketnummer 15-074405-21) en in zaak B (parketnummer 15-157983-21) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen 2 dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 2] meldt. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen de meldplicht zal er naast onderstaande voorwaarden aandacht zijn voor toeleiding naar een zelfstandige woonplek.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan een aanmelding, intakegesprek, diagnostiek, en een eventueel hieruit voortvloeiende ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek Fivoor [adres 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs en/of anabolen (door middel van urineonderzoek) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt of en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke specifieke training het wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.L.M. van der Voet en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 juni 2022.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]