ECLI:NL:GHAMS:2022:1667

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
23-000735-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld op Museumplein tijdens coronarellen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was betrokken bij openlijk geweld op het Museumplein in Amsterdam op 24 januari 2021, tijdens een protest tegen het coronabeleid van de overheid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen politieambtenaren en goederen, en heeft niet voldaan aan een noodbevel van de burgemeester. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel niet met opzet naar het Museumplein was gekomen om te rellen, wel heeft bijgedragen aan de geweldsuitbarstingen door aanwezig te zijn en zelf geweldshandelingen te verrichten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, wat het hof heeft overwogen. Het hof heeft uiteindelijk de gevangenisstraf vastgesteld op 62 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder andere ADHD heeft en antisociale kenmerken vertoont. Het hof heeft benadrukt dat het uiten van onvrede over overheidsbeleid op een gewelddadige manier volstrekt ontoelaatbaar is.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000735-21
datum uitspraak: 1 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-052704-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij, op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, op of aan de openbare weg(en), het Museumplein, in elk geval op of aan de/een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep) maken van (een) armgeb(a)r(en) en/of opsteken van de middelvinger in de richting van één of meerdere politieagent(en) en/of, aanvallen/uitdagen van en/of indringen op/tegen één of meer politieagent(en) (die in linie stonden) en/of, (met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of helm en/of schild van (een) politieambtena(a)r(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of trekken tegen en/of aan straatmeubilair en/of, (telkens) (met kracht), naar, althans in de richting van één of meer politieagent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en), gooien van/met (een) ste(e)n(en), althans op (een) ste(e)n(en) gelijkend voorwerp(en) en/of, (een) (de(e)l(en) van) stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of, (zwaar) vuurwerk en/of, eieren en/of, (een) voorwerp(en) en/of, waarbij hij, verdachte, (onder andere)

- een tas (met inhoud) richting/tegen één of meerdere politieagenten (die in de linie stonden) heeft gegooid en/of meerdere blikjes richting politieagenten (die in de linie stonden) heeft getrapt,
- op meerdere politieagenten (die in de linie stonden) is afgerend en/of meermalen richting/tegen politieagenten heeft getrapt en/of meerdere vuistslagen heeft gegeven tegen/richting het lichaam van een politieagent;

2.hij, op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de Burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, te weten onder andere het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 24 januari 2021 te Amsterdam, op de openbare weg, het Museumplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld bestond uit het vanuit een (grote) groep slaan en trappen tegen en in de richting van politieambtenaren en trappen tegen politievoertuigen en het in de richting van politieagenten en/of politievoertuigen gooien van stenen en zwaar vuurwerk en eieren en voorwerpen, waarbij hij, verdachte,

- een tas richting één politieagent (die in de linie stond) heeft gegooid en blikjes richting politieagenten (die in de linie stonden) heeft getrapt, en
- een politieagent heeft getrapt en vuistslagen heeft gegeven tegen het lichaam van een politieagent;

2.hij op 24 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 Gemeentewet, te weten een noodbevel van de Burgemeester van Amsterdam, immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet op eerste vordering verwijderd van het Museumplein en omgeving nadat dit was gevorderd door de politie.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 weken voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan is als bijzondere voorwaarde een locatieverbod voor de gemeente Amsterdam voor de duur van 12 maanden gekoppeld. Daarnaast heeft de politierechter aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de gemeente Amsterdam van een geldbedrag van € 500,00, bij niet betalen te vervangen door (maximaal) 10 dagen gijzeling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 weken voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsook dat hem de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 500,00 ten behoeve van de gemeente Amsterdam.
De raadsman heeft het hof verzocht een groot deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen met eventueel een hogere taakstraf dan in eerste aanleg is opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat de ernst van het tenlastegelegde bij de verdachte goed is doorgedrongen, hetgeen wordt onderstreept door het feit dat de verdachte zichzelf op het politiebureau heeft gemeld naar aanleiding van de publicatie van zijn foto in de krant. De verdachte heeft zijn voormalige bedrijf, een smartshop, moeten sluiten als gevolg van de coronamaatregelen. Daarvan ondervindt hij nu nog steeds de financiële gevolgen. Daarnaast is hij al acht jaar als zzp-er werkzaam als [bedrijf]. Zijn bedrijf zou er erg onder lijden als hij een gevangenisstraf zou moeten ondergaan; tevens zou hij hierdoor zijn huurwoning kunnen verliezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 24 januari 2021 vond op het Museumplein in Amsterdam een protestactie plaats tegen het beleid dat de overheid voerde ter bestrijding van het Covid-19-virus. Nederland was op dat moment, net als de rest van de wereld, al geruime tijd in de greep van dat virus. De gevolgen van het Covid-19-virus waren en zijn groot en voelbaar in de hele samenleving. Het gaat daarbij niet alleen om de medische gevolgen voor degenen die het virus hebben opgelopen, maar ook om andere maatschappelijke gevolgen. Zo zijn ziekenhuizen overbelast geweest wat tot afschalen van de reguliere zorg heeft geleid en tot uitstel van operaties. De ernst van het virus en de noodzaak de ziekenhuizen te ontlasten, hebben geleid tot beleid van de overheid dat ingrijpend is en soms de persoonlijke levenssfeer van burgers in zeer sterke mate raakt. Niet iedereen was en is het eens met het gevoerde beleid. De gevoelde onvrede wordt op verschillende wijzen geuit. Daarvoor is ook ruimte binnen een democratische rechtsorde, mits de daarvoor geldende regels in acht worden genomen. De manier waarop enkele honderden betogers hun onvrede op 24 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam hebben geuit, gaat echter de perken van wat binnen een democratische rechtsorde toelaatbaar is ver te buiten. Hun gedrag was volstrekt onacceptabel. Tegen politieambtenaren, onder wie met name ME’ers, is zeer grof geweld uitgeoefend. Politieambtenaren zijn geslagen, geschopt en bekogeld met stenen en zwaar vuurwerk. Ook politievoertuigen hebben het flink moeten ontgelden. Omdat een grote groep betogers weigerde gehoor te geven aan de vordering het Museumplein en omgeving te verlaten en volhardde in het geweld, zijn uiteindelijk waterwerpers ingezet en zijn charges door de ME uitgevoerd. Het door betogers uitgeoefende geweld heeft bij veel burgers, onder wie velen die zich ten volle inzetten om in het belang van de gehele samenleving het Covid-19-virus te bestrijden, geleid tot gevoelens van ontzetting.
De verdachte was één van de betogers op het Museumplein. Hoewel niet is gebleken dat hij daarheen is gekomen met het vooropgezette plan om bij te dragen aan de rellen, is hij daar gebleven ondanks een onmiskenbare vordering zich van het Museumplein te verwijderen, op een moment dat er al sprake was van fors geweld. Zijn aanwezigheid droeg bij aan een getalsmatige versterking van de groep van waaruit geweld werd gepleegd en hij heeft door het zoeken van de confrontatie met de ME de sfeer versterkt waarin werd aangemoedigd over te gaan tot verzet tegen het overheidsgezag en tot het uitoefenen van geweld. Bovendien heeft de verdachte ook zelf geweldshandelingen gepleegd: hij heeft onder andere blikjes in de richting van de ME-linie getrapt en een trap en meerdere vuistslagen gegeven tegen het lichaam van een politieambtenaar.
Op grond van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren gehanteerd, welke uitgangspunt bij geweld tegen de politie kan worden verdubbeld. Het hof is van oordeel dat dit oriëntatiepunt in de hiervoor geschetste, bijzondere, omstandigheden geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in zaken waarin het ging om – kort gezegd – soortgelijk Covid-19 gerelateerd geweld.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zijn dusdanig dat een forse straf ter vergelding passend en geboden is. Het hof vindt het bovendien vanuit het oogpunt van (speciale en generale) preventie van belang dat een krachtig signaal wordt gegeven dat het op deze wijze uiten van onvrede over het door de overheid gevoerde beleid ter bestrijding van het Covid-19 virus, volstrekt ontoelaatbaar is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van ettelijke maanden in beginsel op zijn plaats is.
In de persoonlijke situatie van de verdachte ziet het hof aanleiding om de door het hof passend geachte gevangenisstraf voor het leeuwendeel in voorwaardelijke vorm te gieten. Uit reclasseringsrapporten komt naar voren dat de verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en dat zijn persoonlijkheid antisociale kenmerken kent; hij heeft moeite met het reguleren van zijn frustraties, handelt impulsief en is beïnvloedbaar. Het hof acht aannemelijk dat een en ander ook bij de totstandkoming van het tenlastegelegde een rol heeft gespeeld en dat de verdachte zich door zijn omgeving heeft laten meeslepen. Voorts heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep zich schuldbewust opgesteld en is het hof voldoende gebleken dat hij het kwalijke van zijn handelen inmiddels inziet en daar verantwoordelijkheid voor neemt.
Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is erop gericht de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw op een vergelijkbare wijze zijn onvrede over het overheidsbeleid te uiten. Om de strafdoelen van vergelding en speciale preventie op verantwoorde wijze met elkaar in evenwicht te brengen zal het hof daarnaast een taakstraf opleggen.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht niet overstijgt, alsmede een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Voor het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel als gevorderd ziet het hof onvoldoende grond.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
62 (tweeënzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. N.A. Schimmel en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2022.
=========================================================================
[…]