ECLI:NL:GHAMS:2022:1645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
23-000663-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot diefstal met geweld en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor een diefstal en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 10 maart 2021. De zaak betreft een poging tot diefstal met geweld van een handtas en de diefstal van een sleutelbos, gepleegd op 25 februari 2021 in Amsterdam. De verdachte heeft het slachtoffer, een vrouw, gevolgd naar haar werkplek en heeft geprobeerd haar handtas af te nemen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het hof heeft ook beslist dat een in beslag genomen blik bier aan de verdachte moet worden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000663-21
datum uitspraak: 17 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-055089-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1998,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een handtas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de handtas van voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- aan de handtas van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- met voornoemde [slachtoffer] heeft geworsteld en/of voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2021 te Amsterdam een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar de bewijsmiddelen aanpassing behoeven en het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de strafoplegging en het beslag, zodat het partieel bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou opleveren.

Bewijsvoering

Bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021040983-3 van 25 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde bladzijden 3 tot en met 5.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum: 25 februari 2021
Aangever: [slachtoffer]
Ik ben werkzaam in het [hotel] . Ik ben via de hotellobby via het plein naar de binnentuin gelopen. In de binnentuin ben ik aan een tafel gaan zitten. Op het moment dat ik op het bankje ging zitten zag ik dat de jongen die ik eerder had gezien naast mij kwam zitten. Deze jongen zag ik op het pleintje op een bankje zitten toen ik via het pleintje naar de binnentuin liep.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
  • Blanke huidskleur
  • Ongeveer 1.75 m lang
  • Normaal postuur
  • Donkere jas met paarse capuchon
  • Zwarte sneakers met witte zolen
  • Spijkerbroek met scheuren erin
Ik zag dat hij een mondkapje op had.
Op dat moment kwam mijn collega [naam] aanlopen. Ik heb toen mijn tas gepakt en ben samen met [naam] aan een andere tafel gaan zitten.
Ik zag dat de jongen een sigaretje opstak. Ik zal de jongen vanaf nu NN1 noemen.
Ik zag dat NN1 achter mij ging staan. Ik heb continue mijn handtas in mijn handen gehad. Toen ik opstond voelde ik dat NN1 aan mijn tas begon te trekken. Ik voelde dat NN1 met heel veel kracht mijn tas van mij los wilde trekken. Ik heb toen mijn tas goed vastgehouden. Tijdens het worstelen, heeft NN1 mij een duw gegeven. Ik ben toen op mijn rug op de grond gevallen. Ik zag dat NN1 naar mij toe kwam en nog steeds aan mijn tas trok. Ik heb toen NN1 een voorwaartse trap gegeven. Op het moment dat ik de trap gaf, heb ik mijn sleutels die ik in mijn handen had, laten vallen. Ik zag dat NN1 mijn sleutels oppakte en wegrende.
Ik denk dat hij onder invloed was omdat hij een blikje bier aan het drinken was.
Van het voorval zijn camerabeelden. NN1 staat duidelijk op de beelden van het hotel.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021040983-8 van 25 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde bladzijden 9 tot en met 10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde opsporingsambtenaren.
Op 25 februari 2021 hoorde ik, [verbalisant 3] , via het operationeel centrum dat achter een verdachte werd aangelopen op de Jan Luikenstraat te Amsterdam. Ik heb dit doorgegeven aan [verbalisant 2] . Wij zijn naar de locatie gereden. De verdachte had het volgende signalement:
Ongeveer 1.75 lang
Grijze muts
Blauw mondkapje
Blauwe spijkerbroek
Schoenen met witte accenten.
Wij zagen in de Paulus Pottersstraat een persoon lopen die volledig voldeed aan het doorgegeven signalement. Wij hebben de man aangehouden.
Verdachte: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] in [geboorteland] .
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021040983-12 van 26 februari 2021, inclusief fotobijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , doorgenummerde bladzijden 11 tot en met 16.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar:
Ik, verbalisant, heb de camerabeelden bekeken welke door het [hotel] ter beschikking waren gesteld. Ik zie het volgende op de camerabeelden. Ik zie een man aan komen lopen die ik qua kleding herken als de verdachte [verdachte] . Ik, verbalisant, heb foto’s gemaakt van de kleding van de verdachte [verdachte] . De kleding van de verdachte [verdachte] komt overeen met de man op de camerabeelden. Ik zal de man op de camerabeelden hierna NN noemen. NN komt bij de ingang van het hotel. Bij de ingang staan twee bankjes. Ik zie dat NN wat heen en weer loopt en vervolgens op een bankje gaat zitten. Ik zie dat de verdachte een sigaret en blikje in zijn handen vast heeft. Er komt een vrouw uit het hotel lopen en loopt langs NN. NN staat op en loopt achter de vrouw aan uit beeld. Ik zie NN dezelfde route volgen achter de vrouw aan. Hierna komt er nog een vrouw, getuige [getuige] , die in dezelfde richting loopt als de vrouw en NN. De vrouw, getuige [getuige] , komt terug rennen richting het hotel. Ik zie NN vanuit achteren wegrennen. NN verdwijnt dan uit beeld.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2021040983-2 van 25 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] , doorgenummerde bladzijden 19 tot en met 20.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [naam] [getuige] :
Ik was op 25 februari 2021 werkzaam in het [hotel] . Ik kwam in de binnentuin. Ik zag dat [slachtoffer] aan één van de twee picknicktafels zat en zag dat er een man tegenover [slachtoffer] zat. Ik zag dat de man uit een blik bier dronk. Ik zag dat de man de tas wilde pakken die links van [slachtoffer] stond. Ik zag dat de man in de tas van [slachtoffer] wilde graaien. Ik zag dat de man heel erg hard aan [slachtoffer] aan het trekken was en ik zag dat [slachtoffer] op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer] nog steeds haar tas vasthield. Ik zag de man de binnentuin uitrennen.
5.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] ) met nummer PL1300-2021040983-9 van 25 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaringen van voornoemde opsporingsambtenaren:
Op 25 februari 2021 kwamen wij naar aanleiding van een straatroof voor forensisch onderzoek aan bij het [hotel] . In de lobby van het hotel werd door de beveiligingsmedewerker aan ons een doos met daarin een 0,5 liter blik Gulpener bier en een zwart gekleurde gasaansteker overhandigd.
De hierna omschreven sporen en sporendragers werden gewaarmerkt en op de daartoe
geschikte wijze veiliggesteld. Hierbij werd rekening gehouden met de aard van de
spoorsoort. De sporen en sporendragers zijn overgedragen aan sporenbeheer van de Eenheid
Amsterdam.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of
nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer: PL1300-2021040983-6030805
SIN: AAM8093NL
Object: Rookwaar (aansteker)
Kleur: zwart
6.
Een proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL1300-2021040983-20 van 16 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar:
Onderzoek rookwaar (aansteker) met SIN (AAOM8039NL)
Ik heb de gehele aansteker bemonsterd op humaan biologische gebruikersporen.
Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AANL1866NL, verpakt en verzegeld.
Spoornummer : PL1300-2021040983-73835
SIN: AANL1866NL
Relatie met SIN: AAOM8093NL
Spoortype: Biologisch
7.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut genaamd ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Amsterdam op 25 februari 2021’, [zaaknummer 2021.04.13.039] van 7 mei 2021, opgesteld door ing. [verbalisant 9] .
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Tabel 1: resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AANL1866NL#01
DNA-profiel van een man
[verdachte]
Kleiner dan één op één miljard

Bewijsoverweging

Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat de herkenning van de verdachte door de verbalisant daartoe ontoereikend zou zijn, wordt weerlegd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Uit het dossier blijkt bovendien dat degene die aangeefster aanviel, vlak voordat hij aan haar tas begon te trekken op de binnenplaats van het [hotel] een blikje bier zat te drinken en een sigaret rookte. Personeel van het [hotel] heeft ter plaatse een blikje en een aansteker veiliggesteld [1] ; uit DNA-onderzoek komt naar voren dat het DNA op de aansteker matcht met het DNA van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 februari 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een handtas, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, de handtas van [slachtoffer] heeft vastgepakt en aan de handtas van [slachtoffer] heeft getrokken en met [slachtoffer] heeft geworsteld en [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 februari 2021 te Amsterdam een sleutelbos, die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden met aftrek van voorarrest
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof subsidiair verzocht te volstaan met een gevangenisstraf als opgelegd door de politierechter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal vergezeld van geweld. De verdachte heeft het slachtoffer op haar werkplek gevolgd, is bij haar in de buurt gaan zitten en is vervolgens aan de handtas van het slachtoffer gaan trekken waarop er een worsteling is ontstaan. De verdachte heeft daarna het slachtoffer geduwd waardoor zij met haar rug op de grond is gevallen. Het slachtoffer heeft hierbij haar sleutels laten vallen waarop de verdachte de sleutels van het slachtoffer heeft gestolen en is weggerend.
Door zo te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast had het handelen van de verdachte ernstige lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer kunnen hebben, nu zij door de duw van verdachte op de stenen vloer is gevallen. Bovendien kunnen slachtoffers van dergelijke misdrijven nog langdurig ontdaan en angstig zijn.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 14 april 2022 blijkt dat de verdachte kort voor het plegen van onderhavige feiten onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een voltooide straatroof met licht geweld wordt als oriëntatiepunt genoemd een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevangenisstraf die voorafgaand aan het plegen van deze feiten onherroepelijk aan de verdachte was opgelegd, maar de verdachte kennelijk niet weerhouden heeft van het plegen van nieuwe strafbare feiten, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf als gevorderd door de advocaat-generaal passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat het nader te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp dient te worden teruggegeven aan de verdachte:
- blik Gulpener bier 0,5 liter.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- blik Gulpener bier 0,5 liter.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Jole-Harmsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 mei 2022.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2021040983-7, doorgenummerde pagina 6