Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
in conventie
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [de man] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin is beslist dat de voormalige echtelijke woning van partijen verdeeld moet worden. De rechtbank heeft [de man] de mogelijkheid geboden om de woning aan zich toe te delen, maar heeft ook bepaald dat als hij dit niet binnen drie maanden doet, de woning verkocht moet worden. [de man] heeft in hoger beroep tien grieven ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep voor de grieven die betrekking hebben op de beslissingen van de rechtbank die in de plaats treden van een tot levering van een registergoed bestemde akte. Dit is gebaseerd op artikel 3:301 lid 2 BW, dat vereist dat hoger beroep binnen acht dagen na het instellen daarvan moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Het hof heeft de beslissingen van de rechtbank onder 5.2. tot en met 5.7. en 5.10. bekrachtigd, en [de man] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het hof onderschrijft de belangenafweging van de rechtbank tussen de belangen van [de vrouw] en [de man].