Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,ingekomen op 10 juni 2021.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- de overeenkomst tussen de man en zijn vader ten aanzien van de overname van het aandeel van de vader in de maatschap [X BV] door de man dan wel de schriftelijke vastlegging van de destijds gemaakte afspraken;
- de overeenkomst tussen de man en [de vader] ten aanzien van de overname van het aandeel van [de vader] in de maatschap [X BV] door de man dan wel de schriftelijke vastlegging van de destijds gemaakte afspraken;
- de brieven van de belastingdienst waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat en op welke punten de belastingdienst afwijkt van de ingediende aangiften inkomstenbelasting 2015, 2016 en 2017 ten name van de man;
- bankafschriften waaruit blijkt dat de moeder van de man respectievelijk de onderneming van de moeder van de man op 31 oktober 2012 een bedrag van € 3.964,21 respectievelijk € 19.037,69 aan de man ter leen heeft verstrekt;
- een overzicht van de verkochte voorraad na balansdatum en bewijsstukken van de handelscrediteuren van de eenmanszaak van gedaagde in reconventie per 13 mei 2019.
- te bepalen dat de vrouw de gelegenheid krijgt om binnen vier maanden na de door het hof te wijzen beschikking een passende financiering rond te krijgen om de echtelijke woning over te kunnen nemen, in die zin dat de financiering haar in staat moet stellen de op de woning rustende hypothecaire geldleningen over te nemen onder ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid van de man en onder uitkoop van de man uitgaande van de waarde van de woning van € 345.000,-;
- te bepalen dat uitsluitend de man ter zake de schulden van de eenmanszaak draagplichtig is, althans te bepalen dat de man ter zake de schulden van de eenmanszaak draagplichtig is voor een bedrag van € 19.865,- en dat de man en de vrouw bij helfte draagplichtig zijn voor zover de schulden van de eenmanszaak meer dan € 19.865,- bedragen;
- te verklaren voor recht dat de man en de vrouw geen schuld hebben aan de ouders van de man, subsidiair dat voor zover deze schuld wel zou bestaan de rechtsvordering tot betaling van deze geldsom is verjaard.