Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
schuldenaan de desbetreffende derden (AZ NV, AZ Holding en de bank) heeft en dus geen
vorderingenwaarop het beslag zou kunnen komen te rusten, blijkt nog steeds de noodzaak van een beslag op dit moment niet.
noodzaaktot het leggen van het verzochte conservatoire beslag te onderbouwen, en dat daartoe onvoldoende is dat de verzoeker, gelet op de omvang van de vordering, recht op en belang bij het verkrijgen van zekerheid voor de voldoening van die vordering heeft. In dat geval bestaat weliswaar een belang, maar geen recht daartoe. Het enkele feit dat de debiteur-beslagene de vordering betwist en daarom onbetaald laat, is zeker onvoldoende indien, zoals in het onderhavige geval, het grootste deel van de oorspronkelijke vordering al is voldaan, partijen slechts over een relatief gering deel daarvan nog twisten en de verzoeker zelf aangeeft vrees voor verduistering niet aannemelijk te kunnen maken. Het is aan de rechter in de hoofdzaak om over de juistheid van de vordering te beslissen. Vooralsnog valt niet in te zien waarom AZ Vastgoed bij een mogelijke veroordeling daaraan niet zal voldoen of dat zij tegen die tijd niet meer verhaal zal bieden dan zij nu doet. Ook uit het feit dat AZ Vastgoed grote schulden heeft en de voetbalindustrie zware financiële gevolgen heeft ondervonden van de coronapandemie, blijkt nog steeds de noodzaak van een beslag op dit moment niet. Bij gebreke daarvan geldt – zo moeten de overwegingen van de voorzieningenrechter kennelijk worden begrepen – dat de vordering van de potentiële beslaglegger niet summierlijk deugdelijk is, zodat een gevraagd verlof moet worden geweigerd. Het hof, dat aanleiding ziet de grieven gezamenlijk te behandelen, kan zich niet in deze redenering vinden en overweegt daartoe als volgt.