ECLI:NL:GHAMS:2022:1624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
200.297.546/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst van tweedehands voertuig wegens gebreken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de kantonrechter oordeelde dat de koopovereenkomst van een tweedehands voertuig, een Canta, niet ontbonden kon worden. [appellant] had het voertuig op 10 januari 2020 gekocht voor € 3.950,00, maar ondervond al snel problemen. Na meerdere klachten en een technische taxatie door de fabrikant, die ernstige gebreken aan het voertuig vaststelde, besloot [appellant] de koopovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde echter dat [geïntimeerde] eerst de gelegenheid moest krijgen om de gebreken te herstellen, voordat ontbinding mogelijk was. [appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij zes grieven indiende. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de Canta niet voldeed aan de verwachtingen, maar dat [appellant] [geïntimeerde] niet de kans had gegeven om de gebreken te verhelpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.297.546/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 8683230 CV EXPL 20-14036
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 mei 2021
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. E. Tahitu te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
handelend onder de naam [X] Motoren/Garage [X] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W. Albers te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [X] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 16 juli 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 20 april 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde. Bij die dagvaarding heeft hij zes grieven geformuleerd.
Hierna heeft [geïntimeerde] een memorie van antwoord ingediend.
Het hof heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep bepaald op 29 april 2022. Op de daartoe gehouden zitting zijn verschenen [appellant] en zijn advocaat. [geïntimeerde] en zijn advocaat mr. Albers zijn niet verschenen. Bij telefonische navraag door de griffier bij het kantoor van mr. Albers is medegedeeld dat de zitting niet in diens agenda stond en dat hij niet in de stad was.
Na mr. Tahitu om een reactie te hebben gevraagd, heeft het hof besloten de zitting voort te zetten en de zaak ter zitting te behandelen. [appellant] en zijn advocaat hebben een mondelinge toelichting gegeven.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad – alsnog zijn vorderingen zoals in eerste aanleg ingesteld zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in hoger beroep, met veroordeling van [appellant] in de volledige kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 t/m 1.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[geïntimeerde] heeft een bedrijf in (onderdelen van) motorfietsen en reparatie daarvan.
2.2
[appellant] heeft bij [geïntimeerde] op 10 januari 2020 een tweedehands voertuig van het merk Canta gekocht voor een bedrag van € 3.950,00.
2.3
Omdat [appellant] problemen met de Canta ervoer, is hij in april 2020 meermaals naar [geïntimeerde] gegaan om de problemen aan te kaarten en om die te laten verhelpen.
2.4
Op 28 april 2020 heeft [A] mobiliteit, de fabrikant van de Canta (hierna: [A] ), een technische taxatie aan de Canta uitgevoerd. De kosten voor de taxatie bedroegen € 105,00. In de rapportage is het volgende vermeld:

Bevindingen:
  • Chassisnummer behoord niet bij het voertuig.
  • Diverse slechte plekken op chassis dicht gelast/gekit.
  • Uitlaatdemper dicht gesmeerd met pasta.
  • Remtrommels L/R Ovaal.
  • Stuurhuis heeft speling.
  • Stuurkogel rechts versleten.
  • Scholdempers achter L/R in slechte conditie
  • Uitlaatophangrubbers zijn versleten.
  • Banden zijn glad en slecht.
  • Banden achter zijn uitgedroogd.
  • Ashoes RV gescheurd.
2.5
Bij brief van 8 mei 2020 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:

Vanaf het eerste begin was de Canta zeer moeilijk in de versnelling te zetten en na ongeveer 1 maand schoot, zonder aanleiding, de Canta uit de versnelling. In de weken daarna begon de Canta steeds meer te horten en te stoten en te schokken. Dit werd zeer zorgelijk, daarom heb ik U eind maart gebeld voor een afspraak om dit te verhelpen.
Op 1 april heb ik de Canta bij U gebracht en ik zou worden gebeld als het klaar was, waarschijnlijk de volgende dag. Omdat ik vrijdag nog niet gebeld was heb ik zelf gebeld, U zei dat ik hem kon ophalen maar daar het was al te laat voor, zodoende kon ik hem pas maandag ophalen. Bij het wegrijden die maandag was mij direct duidelijk dat er niets aan de grote problemen was gedaan. Het kitten van het achterlicht en het opzetten van een vleugelmoer heeft U wel gedaan maar dat was niet de reden dat ik bij U ben terug gekomen, deze kleinigheden had ik ook zelf kunnen verhelpen. Ontevreden ben ik de woensdag er na (8 april) weer bij U langsgekomen. Uw monteur heeft toen plaatsgenomen in de Canta en geconstateerd dat er wel degelijk problemen waren. Ik heb hem mijn zorgen, dat ik bang was voor grote reparaties na het verlopen van de garantie, duidelijk gemaakt. We hebben toen vanwege de drukte een afspraak gemaakt voor 14 april. We hebben toen vanwege drukte een afspraak gemaakt voor 14 april.
Weer belde U mij niet om mede te delen dat ik hem kon ophalen, deze keer was ik iets vroeger en ben de Canta komen halen op 17 april. De monteur vertelde mij dat hij hem “opengehaald” had. Hortend en stotend reed ik weg en nog bij U in de straat liet ik de Canta voor het rode stoplicht uitrollen en maakte de Canta een sprong(!) van een volle meter. Het was duidelijk dat weer de problemen niet waren opgelost, ik was boos en teleurgesteld.
Zover ik kan zien had U enkel een veertje geplaats om het toerental bij het stationair draaien iets terug te brengen. Hij rijdt nu 5 a 10 km per uur langzamer. Als ik kijk naar olie en roet en stof resten op de motor en bouten geloof ik niet dat U iets heeft opengehaald. Ondertussen werden de problemen alleen maar groter. De dagen er na heb ik juridisch advies gezocht en besloten om de fabrikant van de Canta een technische taxatie te laten uitvoeren. Dit heeft plaatsgevonden op 28 april. Op de factuur (bijgevoegd) staan de bevindingen. Deze zijn bedroevend, met name de eerste twee punten lijken mij onoplosbaar. Volgens de monteur van [A] is het laswerk aan het chassis niet een oplossing maar een verschuiving (van een paar centimeter) van een probleem, dit komt nooit meer goed. (…) Dat er gerommeld is met het chassis nummer vind ik zeer ernstig, als U dit eerlijk had verteld zou ik nooit de Canta hebben gekocht. (…) U nogmaals de gelegenheid te geven de gebreken te herstellen lijkt mij gezien de ernst van de gebreken onzinnig. Daarom wil ik direct overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst. (…) Hierbij ontbind ik de koopovereenkomst. De koopprijs en de gemaakte kosten wil ik terug ontvangen binnen 15 dagen (…)
2.6
[geïntimeerde] heeft hierop bij brief van 25 mei 2020 gereageerd. Hij heeft geschreven dat de Canta in consignatie is verkocht voor de familie van de overleden eigenaresse en dat er geen klachten over de Canta bekend waren. Uit het zogeheten DOR-register zou blijken dat de Canta niet is gestolen. Voorts heeft [geïntimeerde] geschreven: “
de dingen die [A] genoteerd heeft vind ik erg overdreven en is gewoon oplosbaar. (…) wij willen dit uit coulance repareren voor u dus u kunt de canta brengen om de nodige dingen op te laten lossen”.
2.7
[appellant] heeft volhard in de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst, de teruglevering van de Canta en terugbetaling van de koopprijs door [geïntimeerde] . [appellant] heeft na de door [A] (vast)gestelde gebreken de Canta niet opnieuw ter reparatie aangeboden aan [geïntimeerde] .

3.Beoordeling

In eerste aanleg
3.1
[appellant] heeft – samengevat weergegeven en voor zover thans nog relevant – gevorderd om:
- voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] hem een ondeugdelijk product heeft verkocht en dat [appellant] de koop mag ontbinden,
- dan wel te bepalen dat de koopovereenkomst is ontbonden, en
- [geïntimeerde] te veroordelen om de koopsom van € 3.950,00 aan hem terug te betalen en
- de kosten voor de taxatie (€ 105,00) en de verzekering (€ 50,00) te vergoeden,
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [appellant] .
3.3
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter – kort samengevat – geoordeeld dat de Canta niet voldeed aan de verwachtingen die [appellant] mocht hebben, omdat de door [A] geconstateerde, onder 2.4 genoemde, gebreken in de weg staan aan een normaal en veilig gebruik van de Canta . Desondanks mocht [appellant] naar het oordeel van de kantonrechter de koopovereenkomst (nog) niet ontbinden, omdat hij [geïntimeerde] eerst in de gelegenheid moest stellen om de gebreken te verhelpen. Hiertoe heeft de kantonrechter overwogen dat het geen probleem hoeft te zijn dat het chassisnummer niet hoort bij de Canta (die volgens het registratiesysteem ook niet gestolen blijkt), dat niet is gesteld dat de Canta niet meer veilig is doordat plekken op het chassis zijn gelast en dat [appellant] niet heeft onderbouwd dat hem bij de koop is verteld dat de Canta pas 13 jaar (in plaats van 17 jaar) was. Ten aanzien van de overige door [A] geconstateerde gebreken staat volgens de kantonrechter niet vast dat [appellant] daarover eerder dan bij brief van 8 mei 2020 heeft geklaagd en dus moest [geïntimeerde] nog in de gelegenheid worden gesteld deze gebreken te herstellen, nu [geïntimeerde] dat heeft aangeboden en niet is onderbouwd dat die gebreken niet kunnen worden opgelost. De kantonrechter heeft dan ook beslist dat [appellant] alleen recht heeft op vergoeding van de kosten voor de taxatie en zij heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] .
3.4
Tegen dit vonnis en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zes grieven op. Het hof overweegt als volgt.
De Canta beantwoordt niet aan de overeenkomst
3.5
[appellant] wil dat de koopovereenkomst wordt ontbonden. Die mogelijkheid heeft [appellant] wanneer de Canta niet beantwoordt aan de overeenkomst en herstel onmogelijk is of [geïntimeerde] daartoe niet binnen een redelijke termijn is overgegaan (artikel 7:22 BW en artikel 7:21 lid 3 BW).
3.6
Dat het chassisnummer niet bij de Canta hoort en dat er plekken op het chassis zijn gelast, brengen naar het oordeel van het hof niet op zichzelf mee dat de Canta niet beantwoordt aan de overeenkomst. [appellant] heeft als grief (II) aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het geen probleem is dat het chassisnummer niet bij de Canta hoort. Volgens hem heeft [A] hem telefonisch verteld dat de Canta van diefstal afkomstig is. Deze bewering heeft hij echter op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd en kan het hof ook niet rijmen met het – door de kantonrechter vastgestelde en door [appellant] niet bestreden - feit dat de Canta in het DOR-register niet als gestolen staat vermeld.
[appellant] heeft voorts als grief (III) aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanwezigheid van lasplekken op het chassis niet betekent dat er niet veilig met de auto gereden kan worden. Dat de Canta met de lasplekken onveilig is, heeft [appellant] echter ook in hoger beroep niet onderbouwd en die gestelde onveiligheid staat bovendien niet als conclusie vermeld in de overgelegde, onder 2.4 aangehaalde, taxatie.
Ten aanzien van beide grieven heeft [appellant] betoogd dat deze in samenhang met de andere door [A] genoemde punten moeten worden beschouwd. Hiermee miskent [appellant] dat allereerst en vooral per onderdeel moet worden beoordeeld of er sprake is van een gebrek aan de Canta .
Aldus falen de grieven II en III.
3.7
Voorts heeft [appellant] ertegen gegriefd (IV) dat de kantonrechter de misleiding door [geïntimeerde] over de ouderdom van de Canta niet zou hebben meegewogen. Het hof begrijpt deze grief zo dat [appellant] meent dat de kantonrechter ten onrechte heeft geconcludeerd dat niet vast staat dat [geïntimeerde] rondom de verkoop heeft gecommuniceerd dat de Canta ‘pas’ 13 jaar oud was. Indien [appellant] meent dat hij door [geïntimeerde] verkeerd is geïnformeerd voor de koop, is het aan hem om die stelling voldoende te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan; hij heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat in de advertentie op Marktplaats stond dat de Canta 13 jaar oud was of dat [geïntimeerde] hem dat destijds ten behoeve van het afsluiten van een verzekering heeft gezegd. Overigens heeft [appellant] dit ook niet genoemd als reden zijnerzijds om de koopovereenkomst te ontbinden.
3.8
Op de overige door [A] geconstateerde en door [geïntimeerde] niet noemenswaardig weersproken punten (hiervoor onder 2.4 genoemd, behoudens de eerste twee punten) beantwoordt de Canta naar het oordeel van het hof niet aan de koopovereenkomst en is aldus sprake van gebreken. Het hof vermag niet in te zien waarom [appellant] gegeven de omstandigheden rekening moest houden met de aard en omvang van deze gebreken. [geïntimeerde] heeft dit ook niet toegelicht. Hoe die gebreken in relatie staan met de rijstijl van [appellant] , heeft [geïntimeerde] ook niet duidelijk gemaakt en daarom houdt het hof het ervoor dat dat verband er niet is, althans niet is komen vast te staan.
[geïntimeerde] heeft niet gesteld dat de gebreken al voor de verkoop voor [appellant] kenbaar waren en heeft niet betwist dat [appellant] aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan.
Nog geen ontbinding, maar eerst herstel
3.9
Vanwege bovenbedoelde gebreken kan [appellant] in beginsel de koopovereenkomst ontbinden, maar de bevoegdheid daartoe bestaat pas als herstel onmogelijk is of [geïntimeerde] daartoe niet binnen een redelijke termijn is overgegaan.
3.1
De grieven I, V en VI richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat herstel mogelijk is dan wel dat [geïntimeerde] ondanks gelegenheid daartoe niet is overgegaan. Volgens [appellant] blijkt uit de brief van 8 mei 2020 dat hij al eerder over de door [A] geconstateerde gebreken bij [geïntimeerde] had geklaagd (grief I), houden de geuite klachten wel verband met die gebreken (grief V) en is herstel niet mogelijk ondanks dat dat niet met zoveel woorden in de rapportage van [A] staat (grief VI).
3.11
Het hof stelt vast dat in de brief van 8 mei 2020 volgt dat [appellant] eerder heeft geklaagd over het horten, stoten, schokken en een sprongetje maken van de auto. [geïntimeerde] heeft toegelicht dat dit kwam doordat [appellant] problemen had om het schakelen in de Canta onder de knie te krijgen.
Het is niet zozeer aan [appellant] om de oorzaak van zijn klachten te achterhalen, maar wel om te onderbouwen dat zijn klachten in rechtstreeks verband staan met de later door [A] geconstateerde gebreken. Dat heeft [appellant] niet gedaan en het hof kan een dergelijk verband niet zonder nadere toelichting van [appellant] aannemen.
[appellant] heeft gesteld dat hij [geïntimeerde] direct na het rapport van [A] telefonisch van de gebreken in kennis heeft gesteld. Dit is echter niet onderbouwd en ook is niet gesteld dat hij [geïntimeerde] daarbij een redelijke termijn voor herstel heeft gegeven.
Kortom, niet is gebleken dat [geïntimeerde] eerder dan bij brief van 8 mei 2020 op de hoogte is geraakt van de gebreken. Daarna had [appellant] [geïntimeerde] dus nog een redelijke termijn moeten geven voor herstel. Dat heeft [appellant] echter niet gedaan. Hij heeft in die brief direct de koopovereenkomst ontbonden. Ondanks dat [geïntimeerde] nog heeft aangeboden herstelwerkzaamheden uit te voeren, is [appellant] daar niet op ingegaan. Tot op heden (blijkens zijn toelichting tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep), dus ook na de uitspraak van de kantonrechter, heeft [appellant] [geïntimeerde] niet de gelegenheid tot herstel geboden. Hierin verschilt deze zaak van de door [appellant] aangehaalde uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam van 10 augustus 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:3915), waarin wel de gelegenheid tot herstel was geboden.
Dat herstel in dit geval niet (meer) mogelijk is, heeft [appellant] op geen enkele wijze onderbouwd. Dit blijkt niet uit het rapport van [A] en evenmin ergens anders uit. Onder grief VI werpt [appellant] de vraag op of herstel zal leiden tot een gebruiksklare Canta . Die vraag had [appellant] echter niet alleen moeten opwerpen, maar deugdelijk onderbouwd moeten beantwoorden. Dat de kosten voor herstel volgens [geïntimeerde] hoger zijn dan de waarde van de Canta , doet niet ter zake. Het herstel zal immers op kosten van [geïntimeerde] moeten plaatsvinden en die zegt daartoe nog steeds bereid te zijn.
Aldus falen ook de grieven I, V en VI.
3.12
[appellant] heeft geen bewijs aangeboden van concrete feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden.
Conclusie
3.13
De grieven van [appellant] falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het salaris in hoger beroep zal worden begroot op basis van 1 punt (namelijk voor de memorie van antwoord, nu [geïntimeerde] en zijn advocaat niet ter zitting zijn verschenen).

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 338,00 aan verschotten en € 787,00 aan salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, H.T. van der Meer en K.G.F. van der Kraats en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.