ECLI:NL:GHAMS:2022:16
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 2 september 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 22 december 2021 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op de akte van intrekking van het hoger beroep, die op 9 december 2021 was ingediend. De verdachte had aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven, maar de intrekking was niet meer mogelijk omdat het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen belang meer had bij de behandeling van het hoger beroep en dat er geen rechtens te respecteren belangen waren die een nader onderzoek rechtvaardigden. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van 22 december 2021, waarbij mr. Kuiper niet in staat was het arrest te ondertekenen.