Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,ingekomen op diezelfde datum.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie en de verdeling van de gemeenschap na de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De man en de vrouw zijn op 5 december 2017 een geregistreerd partnerschap aangegaan, dat op 3 september 2021 is ontbonden. De rechtbank had bepaald dat de man € 745,- per maand aan de vrouw moest betalen als partneralimentatie, maar de man is in hoger beroep gegaan om deze beslissing te laten vernietigen. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om een hogere partnerbijdrage en een andere verdeling van de gemeenschappelijke goederen, waaronder een auto en een waterscooter.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man gesteld dat de vrouw samenwoont met een vriend, wat volgens hem zou betekenen dat zijn onderhoudsverplichting zou vervallen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze claim. Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 1.940,- netto per maand, en de draagkracht van de man is beoordeeld op basis van zijn inkomen als zzp'er. Uiteindelijk heeft het hof de partneralimentatie verlaagd naar € 400,- per maand tot 1 oktober 2022 en daarna naar € 179,- per maand.
Wat betreft de verdeling van de gemeenschap heeft het hof geoordeeld dat de vrouw niet te kwader trouw heeft gehandeld met betrekking tot de Ford Ka, en dat de man niet kon bewijzen dat de vrouw opzettelijk de auto had verborgen. De waarde van de waterscooter is vastgesteld op € 1.400,-, en de man moet de helft van deze waarde aan de vrouw betalen. De beschikking is op 24 mei 2022 uitgesproken.