Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
1. de Onderlinge Overeenkomst van 31 oktober 2012 tussen partijen zal vernietigen op grond van wilsgebreken ten tijde van het sluiten daarvan;
2. dan wel voor recht zal verklaren dat de Onderlinge Overeenkomst is geëxpireerd op 3 juli 2015, datum weigering jurken te betalen, subsidiair na ommekomst van vijf jaar, op 1 januari 2018, meer subsidiair op tijdstip opzegging Onderlinge Overeenkomst op 27 december 2018;
3. dan wel de ontbinding van 22 oktober 2018 per die datum zal bekrachtigen op grond van wanprestatie en de wederzijdse prestaties zal terugdraaien ex tunc, subsidiair ex nunc;
4. de huurrechten met PWN aldus zalverdelen dat deze geheel aan de vrouw worden toegescheiden als meest gerede partij op grond van de argumenten in de dagvaarding, waarvan de voornaamste zijn de jaren waarop zij op de wachtlijst stond en dat zij oorspronkelijk als huurder was ingeloot;
5. de man alsnog zal bevelen de mobiele woning te verwijderen, dan wel de vrouw daarin om niet te laten verblijven;
bij geheel of gedeeltelijke afwijzing van het primair onder 1 tot en met 6 gevorderde:
1. De man zal veroordelen tegen deugdelijk bewijs van betaling binnen 4 dagen na het te dezen te wijzen arrest aan de vrouw te betalen:
a) de som van € 5.250,- ter zake van onverschuldigd door de vrouw als kosten van huishouding aan de man voldane bijdragen in de huurlasten van het landje gedurende de jaren 2013 tot en met 2018;
b) de som van € 1.750,- ter zake van nog zeven aan te schaffen Rundholz jurken;
2. zal verklaren voor recht dat de vrouw toekomt het recht van first refusal wanneer de man de huurrechten en/of Cabin wil verkopen;
3. de man zal verplichten zijn huurrecht aan de vrouw dan wel de kinderen over te dragen zodra hij zelf niet meer op het landje verblijft, dan wel de Cabin aan derden verhuurt;
6. De man zal veroordelen tegen deugdelijk bewijs van betaling binnen vier weken na het te dezen te wijzen arrest aan de vrouw te betalen:
a) de som van € 1.750,- ter zake van de helft van de huur seizoensplek voor caravan gedurende twee seizoenen;
b) de som van € 7.500,-, zijnde de helft van de waarde van de gezamenlijke inboedel ad € 15.000,-;
c) de som van € 40.000,- ter zake van verdeling Cabin;
d) de som van € 7.500,- aan investering in de Cabin;
e) de som van € 4.825,- zijnde de helft van de gezamenlijke en/of SNS rekening [rekeningnummer] , waarvan het saldo op 28 maart 2017 € 9.850,- bedroeg;
f) de som van € 565,- ter zake van verhuurde inboedel [A-straat] ;
8. (het hof begrijpt: 7) bij bestrijding van deze bedragen de man zal veroordelen de vrouw inzage te geven in zijn administratie, zowel privé als zakelijk;
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
tijdelijk(onderstreping hof) gebruik van het zomerhuis en dat het misbruik van recht zou hebben opgeleverd daarvan in appel te gaan, dat de samenhang met de rechtsvragen in deze procedure ontbreekt, dat het betreffende verzoek in zijn bedoeling een voorlopige voorziening was en dat de vrouw nu een definitieve verdeling wenst en dat zij om proces-technische redenen heeft besloten de overeenkomst alleen op grond van wanprestatie te ontbinden. Tot slot voert de vrouw in dit verband aan dat niet dragende overwegingen geen kracht van gewijsde toekomt, en dat dit met name geldt voor de overweging dat er geen gemeenschap meer zou bestaan.
voor de overdracht tot einde bouw (…) evident [was] gezien stopzetting betaling jurken bij einde bouw. Termijn ook van toepassing op overdracht gezien lage prijs voor die overdracht”. Verder voert de vrouw aan dat de overeenkomst wel een duurovereenkomst is die kan worden opgezegd “want bevat een termijn en de overdracht betreft het gebruik van [de vrouw] duurovereenkomst met PWN”, en dat de vrouw niet meer kan overdragen dan zij heeft.
[de vrouw] heeft erkend dat [de man] het eigendomsrecht heeft van het zomerhuis omdat hij het huis heeft gebouwd en gefinancierd.” Daarmee komt de grondslag aan deze vordering te ontvallen en dient deze te worden afgewezen.
Details af- en bijschrijving”. Uit het afschrift blijkt dat een overboeking heeft plaatsgevonden op 23 april 2014, waarbij een bedrag van € 7.500,- is overgeschreven met als omschrijving “
Omschrijving: eerste helft [plaats C]” waarbij als tegenrekening is genoemd de ABN Amro rekening op naam van de vrouw eindigend op [laatste 3 cijfers] . Uit het stuk valt niet op te maken of het gaat om een bijschrijving of een afschrijving.
achterhouden, verdwijning, slijtage en vernietiging van een antieke tafel, design bestek en een broodrooster etc.” die zij voor gebruik in de door de man verhuurde woning ter beschikking heeft gesteld, is onvoldoende feitelijk onderbouwd en dient reeds op deze grond te worden afgewezen.