ECLI:NL:GHAMS:2022:1504

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
23-002531-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake zware mishandeling met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, gepleegd in het Westerpark in Amsterdam. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman van de verdachte verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf, gezien de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte heeft de slachtoffers met een wijnfles geslagen, wat heeft geleid tot ernstig letsel bij een van de slachtoffers, die een operatie aan zijn onderkaak moest ondergaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, wat in zijn nadeel meeweegt. Gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving, heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen, maar met een aanpassing in de strafmotivering. Het hof oordeelt dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, maar dat dit niet voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De beslissing van het hof is om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die zijn gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002531-20
datum uitspraak: 17 mei 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer
13-263308-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de gemachtigde van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof onderstaande strafmotivering in de plaats stelt van die van de rechtbank.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof – gelet op de gewijzigde proceshouding van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijke omstandigheden – verzocht om aan de verdachte geen straf op te leggen die inhoudt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt en het hof in dat kader verzocht om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en aan een poging tot zware mishandeling door de slachtoffers in het Westerpark in Amsterdam met een wijnfles tegen de kaak/tegen het hoofd te slaan. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft hierdoor ernstig letsel, namelijk een enkelvoudige breuk aan zijn onderkaak opgelopen waaraan hij geopereerd moest worden. Dat het slachtoffer [slachtoffer 2] niet ernstiger is verwond, is niet aan de verdachte te danken. Door aldus te handelen heeft de verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat voor de samenleving geldt dat dit soort misdrijven, zeker als die in het openbaar worden begaan, als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 april 2022 is de verdachte eerder ter zake van geweldsmisdrijven onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof meeweegt in het nadeel van de verdachte.
Gelet op het voorgaande en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf van enige omvang. Het hof ziet in hetgeen door de raadsman in het kader van de strafmaat naar voren is gebracht evenwel aanleiding een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf – zoals verzocht door de raadsman – zou onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde. Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof bovendien de verdachte te doordringen van de noodzaak zich in de toekomst verre te houden van het plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de rechter in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2022.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.