ECLI:NL:GHAMS:2022:1502

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
23-002384-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging van ex-partner met oplegging van taakstraf en voorwaardelijke hechtenis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner, waarbij hij in de periode van 6 september 2019 tot en met 8 mei 2020 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De tenlastelegging omvatte het veelvuldig sturen van berichten via WhatsApp, e-mail en sms, alsook het bellen en het sturen van post naar de woning van de aangeefster. De verdachte heeft zich gedurende zeven maanden schuldig gemaakt aan deze gedragingen, ondanks dat de aangeefster geen contact meer met hem wenste. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke hechtenis van 60 dagen, en een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft overwogen dat de verdachte geen inzicht heeft getoond in de ernst van zijn handelen en dat de belaging heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangeefster. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar is gekwalificeerd. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002384-20
datum uitspraak: 17 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-144488-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 mei 2022.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2019 tot en met 8 mei 2020 te Beverwijk,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- veelvuldig whatsappberichten en/of e-mailberichten en/of smsberichten te sturen en/of te verzenden naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig te bellen naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig post te sturen naar de woning van die [slachtoffer] en/of
- langs het werk te komen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] te achtervolgen
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en in dat kader – met verwijzing naar de tekst van de in het dossier opgenomen WhatsApp- en e-mailberichten – betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waaruit blijkt dat sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de levenssfeer van aangeefster [slachtoffer] en dat geen sprake is van het oogmerk om de aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de te bezigen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat zonder meer van een opzettelijke, wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer kan worden gesproken. Daarbij betrekt het hof in het bijzonder de hoeveelheid en de inhoud van de door de verdachte naar de aangeefster gestuurde e-mail- en sms-berichten, alsmede de telefoonoproepen en de post die door de verdachte naar de aangeefster is gestuurd. De omstandigheid dat niet van alle berichten kan worden vastgesteld dat ze van de verdachte afkomstig zijn, laat onverlet dat de bewezenverklaring van de tenlastegelegde belaging in voldoende mate kan worden gegrond op de berichten waarvan het hof wel heeft vastgesteld dat die door de verdachte aan de aangeefster zijn verstuurd.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 6 september 2019 tot en met 10 april 2020 in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- veelvuldig e-mailberichten en sms-berichten te sturen naar [slachtoffer] en
- veelvuldig te bellen naar [slachtoffer] en
- post te sturen naar de woning van [slachtoffer]
met het oogmerk [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat naar voren gebracht dat voor een taakstraf en het stellen van bijzondere voorwaarden geen aanleiding is en dat een geldboete een passende straf zou zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van zeven maanden schuldig gemaakt aan belaging van de aangeefster door haar – hoewel hij wist dat zij geen contact meer met hem wenste – veelvuldig
e-mailberichten en sms-berichten te sturen, haar te bellen en door post te sturen naar haar woning. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en haar gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd.
Het hof heeft verder gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Daarbij gaat het geregeld om taakstraffen van een serieus te nemen omvang. Bij het bepalen van de sanctiezwaarte en -modaliteit heeft het hof tevens meegewogen dat de verdachte er ter terechtzitting geen blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Het hof acht, alles afwegende, in dit geval de oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Voor het enkel opleggen van een geldboete, zoals voorgesteld door de raadsman, is het feit te ernstig. Met het voorwaardelijke deel van de straf wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke of andere strafbare feiten. Het hof ziet geen aanleiding aan deze voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2022.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.