ECLI:NL:GHAMS:2022:1496

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
200.310.200/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over persvrijheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het kader van beschuldigingen van machtsmisbruik en seksuele intimidatie binnen D66

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding dat was aangespannen door [geïntimeerde] tegen De Volkskrant. De zaak draait om de publicatie van artikelen door De Volkskrant over beschuldigingen van machtsmisbruik en seksuele intimidatie binnen de politieke partij D66, waarbij [geïntimeerde] als betrokken persoon wordt genoemd. De Volkskrant had artikelen gepubliceerd naar aanleiding van een onderzoek door bureau Bing, dat concludeerde dat er geen situaties van seksuele intimidatie of machtsmisbruik door [geïntimeerde] waren vastgesteld. Echter, een vertrouwelijke bijlage bij het rapport bevatte andere bevindingen die de suggestie wekten dat er wel degelijk sprake was van grensoverschrijdend gedrag. [geïntimeerde] vorderde rectificatie en een publicatieverbod, maar het hof oordeelde dat de publicaties van De Volkskrant niet onrechtmatig waren. Het hof benadrukte het belang van de vrijheid van meningsuiting en het publieke debat over machtsmisbruik en seksuele intimidatie, vooral gezien de rol van [geïntimeerde] als publiek figuur. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af, waarbij het hem ook in de proceskosten veroordeelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.310.300/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/716441 / KG ZA 22-326
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 mei 2022
inzake
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.P. van den Brink te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam.
Partijen worden hierna de Volkskrant en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

De Volkskrant heeft een aantal artikelen gepubliceerd over een onderzoek dat bureau Bing heeft uitgevoerd naar aanleiding van een anonieme blogpost over vermeende MeToo-kwesties binnen de politieke partij D66. Bing heeft in een openbaar rapport van 24 februari 2021 (hierna: het openbare rapport) geconcludeerd dat uit het onderzoek geen situaties van seksuele intimidatie en machtsmisbruik door [geïntimeerde] zijn gebleken. Het openbare rapport verwijst naar een vertrouwelijke bijlage (hierna: de vertrouwelijke bijlage). De vertrouwelijke bijlage dateert van 17 maart 2021. De vorderingen van [geïntimeerde] komen er kort gezegd op neer dat het De Volkskrant niet is toegestaan te publiceren dat [geïntimeerde] zich heeft schuldig gemaakt aan machtsmisbruik of seksuele intimidatie of te publiceren dat dit zou blijken uit de vertrouwelijke bijlage, en ook dat De Volkskrant niet mag publiceren over privé-contacten van [geïntimeerde] die in de vertrouwelijke bijlage worden beschreven voor zover die niet ook waren beschreven in het openbare rapport.

2.Het geding in hoger beroep

De Volkskrant is bij dagvaarding tevens memorie van grieven met producties van 6 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2022, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en De Volkskrant als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 16 mei 2022. Het verzoek van [geïntimeerde] om de zaak met gesloten deuren te behandelen heeft het hof afgewezen; wel heeft behandeling achter gesloten deuren plaatsgehad wat betreft het afspelen – in aanwezigheid van partijen – van een geluidsopname op USB-stick die door De Volkskrant was ingediend als onderdeel van productie 28 alsmede de bespreking daarvan door partijen. Partijen hebben hun standpunten doen toelichten, De Volkskrant door haar advocaat voornoemd en mr. L. Oranje, advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde] door zijn advocaat voornoemd en mr. J.M.A. van Lith, advocaat te Amsterdam, aan de hand van pleitnotities, die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De Volkskrant heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] geheel zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt voor zover daarbij een deel van haar vorderingen is toegewezen en, naar het hof begrijpt, vernietigt voor zover daarbij een deel daarvan is afgewezen en – uitvoerbaar bij voorraad – deze vorderingen, zoals in hoger beroep aangevuld en gewijzigd, alsnog toewijst, met beslissing over de proceskosten.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 18 mei 2022 de beslissing gegeven in de vorm van een kopstaartarrest. Het hierna volgende bevat de uitwerking daarvan en is afgegeven op 23 mei 2022.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met inachtneming van de grieven van De Volkskrant over de door de voorzieningenrechter tot uitgangspunt genomen feiten, komen de feiten, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die uit de processtukken en het behandelde ter zitting zijn gebleken, neer op het volgende.
3.1.
[geïntimeerde] heeft een PA-communicatiebureau in Den Haag met 40 medewerkers. In het verleden heeft [geïntimeerde] als vrijwilliger ondersteunende taken vervuld op het landelijke bureau van D66, waaronder laatstelijk (tot oktober 2018) het voorzitterschap van de talentencommissie.
3.2.
In 2020 is een anonieme
blogpost(hierna: de blogpost) verschenen op de website write.as over vermeende MeToo-kwesties binnen de politieke partij D66. In de blogpost worden beschuldigingen geuit tegen de partij, partijprominenten van D66, en in het bijzonder [geïntimeerde] , die bij naam wordt genoemd.
3.3.
Naar aanleiding van de blogpost heeft het partijbestuur van D66 onderzoeksbureau Bing opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de anonieme beschuldigingen. De bevindingen van Bing zijn opgenomen in een rapport van 24 februari 2021 (hierna: het openbaar rapport). De doelstelling van het onderzoek is in dat rapport als volgt geformuleerd.
“(…) Ten eerste wenst u een onafhankelijk en deskundig feitenonderzoek naar de twee specifieke situaties die genoemd zijn in het bericht van melder (haar eigen ervaring en de ervaring van de medewerker) en een analyse in hoeverre in deze casussen sprake is van seksuele intimidatie en/of machtsmisbruik. Ten tweede wenst u eventuele andere signalen van mogelijke seksuele intimidatie of machtsmisbruik door betrokkene en/of andere personen binnen de partij en/of van gevoelde (on)veiligheid binnen de partij, in het onderzoek te betrekken (…).”
3.4.
In het kader van het eerste gedeelte van het onderzoek heeft Bing de vermeende eigen ervaringen van de auteur van de blogpost niet onderzocht, omdat de auteur zich ondanks openbare verzoeken daartoe, niet als zodanig bij Bing kenbaar heeft gemaakt. Bing heeft de in de blogpost beschreven ervaring van een medewerker van D66 (hierna: ‘de vrouw’) met [geïntimeerde] onderzocht en heeft in het openbaar rapport – voor zover van belang – geconcludeerd:
“(…) Uit het onderzoek zijn geen situaties van seksuele intimidatie en machtsmisbruik door betrokkene gebleken. Er hebben zich geen andere personen bij de onderzoekers van BING gemeld met een ervaring van seksuele intimidatie en machtsmisbruik door betrokkene. (…) Er is wel sprake geweest van gesprekken met de politie, waaronder één gesprek met betrokkene, vanwege het zoeken van contact door betrokkene met de medewerker. (…)”
3.5
Het openbaar rapport verwijst naar een vertrouwelijke bijlage:

In het onderzoek is informatie betrokken en geanalyseerd die tot personen herleidbaar is en daarmee privacygevoelige informatie over betrokkenen bevat. In overleg met de opdrachtgever hebben wij daarom besloten onze bevindingen ten aanzien van onderzoeksonderdeel 1 in een vertrouwelijke bijlage op te nemen en op die wijze te delen met de opdrachtgever en de uitkomst in de rapportage zelf te beperken tot een beknopte conclusie.”
3.6
De vertrouwelijke bijlage dateert van 17 maart 2021.
3.7
Bij e-mail van 11 april 2022 heeft de Volkskrant – voor zover van belang – het volgende aan [geïntimeerde] geschreven.
“De Volkskrant heeft de afgelopen periode inzage gekregen in tientallen pagina’s schriftelijke communicatie die circuleren in de partijtop. Het gaat om communicatie over grensoverschrijdend gedrag van u richting een D66 medewerker. Over uw gedrag is vorig jaar op 24 februari 2021 een publiek rapport van Bing verschenen. Daarin staat dat er volgens Bing ‘geen situaties van seksuele intimidatie of machtsmisbruik’ door [eiser] zijn gebleken. Naar nu blijkt is Bing daarna doorgegaan met onderzoek. In een later verschenen vertrouwelijk deel van het Bing-onderzoek (maart 2021) wordt een conclusie getrokken die hier haaks op staat, namelijk dat er wel sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag door [geïntimeerde] .
1.Erkent u dat u zich in de periode 2015 en 2016 grensoverschrijdend hebt gedragen in de richting van[de vrouw; hof]
? Het gaat om ‘grensoverschrijdende gedragingen door een patroon van contactpogingen, telefoontjes zonder nummerherkenning, i-messages, een bedreigend voicemail bericht en sms-bericht?’
2.Erkent u daarnaast dat u[de vrouw; hof]
heeft gedreigd met het inzetten van ‘onorthodoxe middelen’ en het openbaren van ‘vertrouwelijke informatie’ als zij niet met u wilde afspreken?
3.Erkent u dat hier sprake was van stalking, intimidatie, bedreiging en chantage’?
4.Erkent u dat de politie met u een waarschuwingsgesprek heeft gevoerd over uw gedrag richting[de vrouw; hof]
? Het gaat om een stopgesprek, waarin de politie duidelijk maakt aan de dader dat zijn stalkingsgedrag moet stoppen, omdat anders aangifte en een strafrechtelijke onderzoek volgt?
5.Zijn er, achteraf gezien, zaken die u anders had willen aanpakken in uw gedrag richting[de vrouw; hof]
?
(…)”
3.8
Op 13 april 2022 heeft [geïntimeerde] gereageerd dat het een ‘pijnlijke privékwestie’ betreft, dat hij alle vragen van het onderzoeksbureau (Bing) uitgebreid heeft beantwoord en aan het onderzoek alle medewerking heeft verleend, en dat zowel Bing als het partijbestuur hem hebben gemeld dat de conclusies in het openbare rapport en die in de vertrouwelijke bijlage overeenkomen.
3.9
Bij e-mail van 14 april 2022 om 20:05 uur heeft de Volkskrant [geïntimeerde] een concept-publicatie toegestuurd met het bericht dat dit de eindversie is die naar de redactie gaat, waarin de wederhoor van [geïntimeerde] is verwerkt en dat [geïntimeerde] kan zien hoe de wederhoor is opgenomen.
3.1
Bij e-mail van 15 april 2022 heeft Bing aan de advocaat van [geïntimeerde] geschreven dat zij in reactie op vragen van de Volkskrant onder andere het volgende had laten weten:
“De bevindingen en conclusies in de vertrouwelijke bijlage zijn in lijn met de conclusies in het openbare rapport. In de vertrouwelijke bijlage zijn de bevindingen van deze casus uiteengezet en is de conclusie uit het rapport herhaald en nader toegelicht op basis van de bevindingen.”
3.11
Op 15 april 2022 heeft [geïntimeerde] de Volkskrant gedagvaard in het kort geding waarin het bestreden vonnis is gewezen.
3.12
Op 16, 18, 19 en 21 april 2022 heeft De Volkskrant artikelen gepubliceerd over [geïntimeerde] . Deze artikelen worden hierna tezamen aangeduid als ‘de publicaties’. In de op 16 april 2022 gepubliceerde artikelen staan onder meer de volgende passages:
“De D66-partijtop houdt al een jaar lang de conclusies uit een vertrouwelijk rapport achter waarin staat dat een invloedrijk partijlid zich schuldig heeft gemaakt aan ‘grensoverschrijdende gedragingen.’ ”
“Onafhankelijk onderzoek wees vorig jaar uit dat de #MeToo-klachten over D66 partijstrateeg [geïntimeerde] ongegrond zouden zijn. Nu blijkt dat het wél onveilig was voor vrouwen bij D66. Maar die conclusie hield de partijtop liever stil.
(…) Kaag baseerde haar conclusie destijds op een openbaar Bing-rapport. (…) Daarin staat dat er ‘geen situaties van seksuele intimidatie of machtsmisbruik’ door [geïntimeerde] zijn gebleken.
Naar nu blijkt is Bing na de oplevering van het publieke rapport met medeweten van het partijbestuur nog drie weken doorgegaan met het finaliseren van een ‘vertrouwelijke bijlage’ over grensoverschrijdend gedrag in de partij. Toen Kaag de eerste onderzoeksresultaten op 24 februari becommentarieerde, was het onderzoek dus nog niet afgerond. Daarna is extra informatie opgevraagd bij betrokkenen.”
“Tot frustratie van het slachtoffer hebben het partijbestuur en de politieke leiding nu al ruim een jaar nagelaten om de werkelijke conclusie over de grensoverschrijdende kwestie publiekelijk te bevestigen. (…) Het gebrek aan erkenning kan schadelijk zijn voor de vrouw, omdat de suggestie in de lucht blijft hangen dat zij een valse melding zou hebben gedaan. ‘De waarheid is in de doofpot beland’, vindt het slachtoffer.”
“Het was wél onveilig voor vrouwen bij D66 (…) Onafhankelijk onderzoek wees vorig jaar uit dat de #MeToo-klachten over D66-partijstrateeg [geïntimeerde] ongegrond zouden zijn. Uit gelekte documenten blijkt nu dat hij wel degelijk over de schreef ging.
(…)
[geïntimeerde] kon stellen dat de beschuldigingen tegen hem ‘ongegrond’ waren verklaard. Tot nu. In de vertrouwelijke bijlage van het Bing-rapport en andere gelekte schriftelijke communicatie staan zwart op wit wat D66 keer op keer heeft bestreden: partijprominent en machtig lobbyist [geïntimeerde] heeft zich wel degelijk schuldig gemaakt aan ‘grensoverschrijdende gedragingen’ jegens de vrouwelijke D66-medewerker.”
“Terwijl de feiten er niet om liegen. De letterlijke passage uit de vertrouwelijke bijlage van 17 maart 2021 luidt: ‘grensoverschrijdende gedragingen door een patroon van contactpogingen, telefoontjes zonder nummerherkenning en de eerdere I-Messages, het voicemailbericht en het sms-bericht de dag erna.”
“Als een vrijwillige affaire, zo begint de relatie tussen de vrouwelijke D66-medewerker en partijstrateeg [geïntimeerde] aanvankelijk. Maar als zij dat in de zomer van 2015 thuis heeft opgebiecht en het contact met hem afkapt, wil hij geen nee meer horen. ‘Ondanks het verzoek om geen contact op te nemen blijft hij toch dwingende, intimiderende en chanterende berichten’ sturen, zo staat in de gelekte schriftelijke communicatie.”
“ [geïntimeerde] gebruikt ‘vertrouwelijke informatie’ om de vrouw onder druk te zetten om alsnog het gesprek met hem aan te gaan, staat in het gelekte document. Ook duikt hij onverwachts op voor het raam van haar werkkamer. Op straat ‘spreekt hij haar intimiderend toe’ en ‘hij volgt haar in Den Haag.’ ”
De op 18 april 2022 en daarna verschenen publicaties van De Volkskrant hebben een soortgelijke inhoud en strekking. Daarbij wordt de door Bing onderzochte kwestie aangeduid als ‘de #MeToo-zaak” of “de MeToo-affaire” en wordt vermeld dat uit de documenten die de Volkskrant heeft ingezien blijkt dat [geïntimeerde] in 2015-2016 de vrouw langdurig heeft ‘gestalkt, bedreigd en gechanteerd’. Verder staan in deze berichten onder meer de volgende passages:

Het gedrag was dusdanig ernstig van aard dat de politie destijds heeft moeten ingrijpen met een officieel waarschuwingsgesprek. Eerder werd het wangedrag ontkend door hemzelf en de partijtop.”
“Het gaat onder meer om ‘intimiderende en dreigende tekstberichten en een voicemail. Een intimiderend gesprek op straat en chanterende mails met intieme informatie’, aldus de rechercheur. ‘Hij dreigde ook in het openbaar of tijdens haar werk. Alles was er op gericht haar onder druk te zetten en te dwingen tot contact.’”
“Zijn berichten kwamen niet alleen bedreigend over, maar waren dat ook”
3.13
Op 21 april 2022 heeft D66 een persconferentie gegeven waar wordt verklaard dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag van [geïntimeerde] waartegen opgetreden had moeten worden.
3.14
[geïntimeerde] heeft op verzoek van de partijleiding zijn lidmaatschap van D66 opgezegd. Hij heeft zich teruggetrokken uit zijn bedrijf en uit bestuurlijke functies bij maatschappelijke organisaties. Het Algemeen Dagblad (AD) heeft op 20 april 2022 een verklaring van [geïntimeerde] gepubliceerd, waarin onder meer staat:
“Ik hecht eraan te verklaren dat ik erken dat ik domme dingen heb gedaan in het verleden. Het eerste domme is dat ik een buitenechtelijke relatie kreeg. Die relatie duurde anderhalf jaar en werd verbroken in de zomer van 2015. Ik heb daarna getracht in gesprek te raken door het sturen van berichten langs verschillende kanalen. Ik wilde graag weten waarom de relatie verbroken was. Ook zouden we elkaar nog regelmatig tegenkomen in D66-verband en daar wilde ik graag afspraken over maken.
Het tweede domme is dat ik te lang, te hardnekkig en soms bijzonder onaardig heb getracht een dergelijk gesprek voor elkaar te krijgen. Ik heb daarbij soms ook dingen gezegd waarvan ik besef dat ze dreigend zijn overgekomen.
Dit terwijl werd aangegeven dat de vrouw helemaal geen contact wenste. Dit gedrag heb ik te lang aangehouden. Ik was verliefd, verbouwereerd, boos en heel ongelukkig met de situatie.
Ik kan mij goed voorstellen dat door dat soort berichten van mijn kant de vrouw zich onveilig voelde. Dat spijt mij enorm. Ik heb onvoldoende rekening gehouden met de gevoelens van de vrouw in kwestie en geenszins de bedoeling gehad om haar een onveilig gevoel te geven. Ik bied mijn oprechte verontschuldigingen aan, aan iedereen die ik hiermee gekwetst heb, in de eerste plaats aan de vrouw in kwestie.
In de media zijn nadien enorm veel onwaarheden over mij geschreven en gezegd. Iedereen die dat deed is daar zelf verantwoordelijk voor, maar ik wil hier met klem gezegd hebben dat ik mij nooit schuldig heb gemaakt aan machtsmisbruik of seksuele intimidatie.”
3.15
Op 15 mei 2022 heeft D66 een ‘rectificatie’ gepubliceerd waarin onder meer staat dat overeenstemming is bereikt over een regeling met de vrouw, dat de partij als werkgever onvoldoende zorgvuldig is omgegaan met haar melding. Dit bericht vermeldt dat door de rapportage en het daaropvolgende persbericht van D66 de onjuiste indruk is gewekt dat uit het Bing-onderzoek zou zijn gebleken dat geen sprake was van grensoverschrijdend gedrag, aangezien de vertrouwelijke bijlage inhoudt dat er wel grensoverschrijdend gedrag is geweest in de casus die onderwerp was van de blog op write.as.

4.Beoordeling

4.1
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] – voor zover in hoger beroep van belang – gevorderd dat De Volkskrant, op straffe van een dwangsom, zal worden bevolen zich te onthouden van het openbaarmaken van:
1. de beschuldigingen in het lichaam van de kortgedingdagvaarding, in het bijzonder de beschuldiging dat uit de vertrouwelijke bijlage zou blijken dat de conclusies in het openbare rapport onjuist zouden zijn;
2. de in de vertrouwelijke bijlage beschreven privécontacten voor zover deze niet reeds in het openbare rapport zijn beschreven.
4.2
In het bestreden vonnis is De Volkskrant bevolen zich te onthouden van het openbaar maken van:
1. de beschuldigingen dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan “machtsmisbruik” of “seksuele intimidatie” dan wel van het openbaar maken van het ongegronde feit dat uit de vertrouwelijke bijlage zou blijken dat de conclusies in het openbare rapport onjuist zouden zijn en
2. de in de vertrouwelijke bijlage beschreven privécontacten voor zover deze niet reeds in het openbare rapport zijn beschreven.
4.3
De Volkskrant komt met haar grieven op tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. In incidenteel appel komt [geïntimeerde] op tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn vorderingen en vordert hij, verkort weergegeven, dat het hof – uitvoerbaar bij voorraad – De Volkskrant:
  • zal bevelen de door [geïntimeerde] verwoorde rectificatie op de in de vorderingen aangeduide wijze te plaatsen, publiek te maken en te verspreiden (vordering I t/m IV);
  • zal bevelen de openbaarmaking van de publicaties waarin de beschuldigingen jegens [geïntimeerde] aan de orde zijn, waaronder in elk geval de publicaties van 16, 18, 19 en 21 april 2022, per direct te staken en gestaakt te houden, dan wel subsidiair de gevorderde rectificatie te plaatsen bij deze publicaties (vordering V);
  • per direct zal verbieden op enige wijze, direct of indirect, publiek te maken dat uit de vertrouwelijke bijlage zou blijken dat de conclusies van het openbare rapport onjuist zijn dan wel dat conclusies zijn achtergehouden door de vertrouwelijke bijlage en/of in de ‘doofpot’ zijn gestopt (vordering VI);
  • per direct zal verbieden op enige wijze, direct of indirect, beschuldiging(en) publiek te maken ten aanzien van #metoo, #metoo grensoverschrijdend gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag, seksuele intimidatie, machtsmisbruik, stalking, chantage of bedreiging dan wel beschuldigingen van soortgelijke strekking, dan wel te suggereren dat sprake is geweest van dergelijke gedragingen van [geïntimeerde] (vordering VII en VIII);
  • zal verbieden de in de vertrouwelijke bijlage beschreven privécontacten te publiceren voor zover deze niet reeds in het openbare rapport zijn beschreven (vordering IX);
een en ander op straffe van dwangsommen.
4.4
[geïntimeerde] heeft voldoende aangevoerd dat hij nog altijd spoedeisend belang heeft bij de gevorderde bevelen en verboden. De Volkskrant heeft dit ook niet betwist.
4.5
De Volkskrant vraagt in hoger beroep de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen. [geïntimeerde] vraagt van zijn kant (in incidenteel hoger beroep) om toewijzing van al zijn vorderingen, waaronder de gevraagde dwangsom, en heeft zijn eis gewijzigd. In deze zaak gaat het om de vraag of de publicaties onrechtmatig zijn en of grond bestaat voor oplegging van een verbod aan De Volkskrant om in de toekomst te publiceren over de door [geïntimeerde] genoemde onderwerpen.
Toetsingskader
4.6
Het hof stelt voorop dat het recht van De Volkskrant op vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 EVRM slechts kan worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een dergelijke beperking is sprake indien de publicaties onrechtmatig zouden zijn jegens [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van De Volkskrant is er met name in gelegen dat zij zich als krant kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken, terwijl het belang van [geïntimeerde] met name erin is gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.7
Voor preventieve maatregelen gelden strengere eisen dan voor repressieve maatregelen. Voorafgaande beperkingen zijn niet verboden, maar brengen zulke risico’s (op ontoelaatbare inperking van de vrijheid van meningsuiting) met zich dat de noodzaak daarvan zeer zorgvuldig en kritisch moet worden onderzocht en dat dergelijke maatregelen gerechtvaardigd moeten worden door uitzonderlijke omstandigheden.
Publiek debat
4.8
De publicaties stellen grensoverschrijdend gedrag binnen een politieke partij (D66) aan de kaak en de manier waarop D66 is omgegaan met de melding van de vrouw en de vertrouwelijke bijlage bij het rapport van Bing. De publicaties leveren daarmee een bijdrage aan het bredere publieke debat over de toelaatbaarheid van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en een nadere invulling en begrenzing van deze begrippen en van de aanduiding #MeToo. Daarvoor is niet doorslaggevend of de gedragingen van [geïntimeerde] daadwerkelijk zijn aan te merken als machtsmisbruik, seksuele intimidatie of #MeToo. Het is juist aan het publiek om daarover een oordeel te vellen; ‘machtsmisbruik’ en ‘seksuele intimidatie’ hebben geen vastomlijnde betekenis en zijn, mede in verband met het publieke debat over #MeToo, aan ontwikkeling onderhevig. De Volkskrant kan zich in het kader van het publieke debat hierover bedienen van deze begrippen als zij zelf door de inhoud en de context van haar publicatie geen onduidelijkheid laat bestaan over wat zij daarmee bedoelt en er voldoende steun daarvoor bestaat in het beschikbare feitenmateriaal. Daarbij is van belang dat, ook in het kader van het publieke debat, beschuldigingen of suggesties van dergelijk gedrag niet lichtvaardig moeten worden gedaan, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat beschuldigingen of suggesties van machtsmisbruik, seksuele intimidatie en de aanduiding #MeToo een zeer negatieve impact kunnen hebben op de beschuldigde en kunnen leiden tot omvangrijke media aandacht, maatschappelijke verontwaardiging en uitsluiting van de beschuldigde (‘cancelen’).
4.9
Wanneer het gaat om bijdragen van journalisten aan het publieke debat, bestaat er weinig ruimte voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Dat heeft te maken met de taak van de pers om informatie te verspreiden (de waakhondfunctie van de pers), maar ook met het recht van het publiek om informatie te ontvangen
[geïntimeerde] is een publiek figuur
4.1
[geïntimeerde] is een publiek figuur. Niet in geschil is dat hij binnen de (regerings-)partij D66 een invloedrijke strateeg was, jarenlang fungeerde als campagneleider, mede de kandidaat-lijsten van de partij en de vervulling van posities binnen de partij bepaalde en dagelijkse bestuursaangelegenheden voor zijn rekening nam. Voor het zijn van een publiek figuur is het niet nodig dat het grote publiek iemand kent of dat iemand de openbaarheid zoekt. Omdat [geïntimeerde] een publiek figuur is, mag de pers kritischer over hem zijn dan over een niet publiek figuur.
4.11
Voor zover [geïntimeerde] betoogt dat de publicaties louter een privé aangelegenheid betreffen, gaat dit niet op. De door Bing onderzochte gedragingen dateren van na het verbreken van de relatie met de vrouw en houden mede verband met de professionele relatie van [geïntimeerde] en de vrouw binnen D66. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] de vrouw op haar werkplek heeft benaderd in zijn pogingen in gesprek met haar te komen, waarbij [geïntimeerde] naar zijn zeggen onder meer met de vrouw wenste te spreken om zakelijke omgangsvormen af te spreken inzake hun werkzaamheden voor D66. Tegen het louter als privé kwestie aanmerken pleit verder dat D66 aanleiding heeft gezien deze gedragingen te onderwerpen aan onderzoek.
Voldoende steun in het feitenmateriaal
4.12
[geïntimeerde] heeft de in de publicaties beschreven gedragingen niet ontkend. Het gaat om contacten met een vrouw die in dienst was bij D66, die plaatsvonden na het door haar verbreken van een intieme relatie met [geïntimeerde] , die als vrijwilliger actief was binnen D66 (zie rov. 4.10). [geïntimeerde] heeft in de periode van augustus 2015 tot begin december 2015 via verschillende wegen contact gezocht met de vrouw, ondanks haar herhaalde verzoeken en de sommatie van haar advocaat om daarmee te stoppen. [geïntimeerde] heeft de vrouw ook een keer op haar werk opgezocht. In de contacten heeft [geïntimeerde] onder meer aan de vrouw laten weten dat hij, als zij contact met hem bleef weigeren, de relatie wereldkundig zou maken aan haar partner en, tijdens D66 bijeenkomsten, aan anderen binnen D66. Hij liet weten zo nodig ‘onorthodoxe methoden’ te zullen gebruiken en dat het ‘grondig en openbaar zou misgaan’. De politie heeft met [geïntimeerde] gesproken over deze contacten met de vrouw.
4.13
[geïntimeerde] verzet zich niet tegen de kwalificatie van zijn gedrag tegenover de vrouw als grensoverschrijdend. In de publicaties wordt zijn gedrag nader geduid als ‘maandenlange stalking, chantage en bedreiging’. Deze nadere uitwerking vindt voldoende steun in de door [geïntimeerde] erkende contacten met de vrouw. Voor zover [geïntimeerde] betoogt dat alleen van bedreiging kan worden gesproken als met fysiek geweld wordt gedreigd, gaat hij uit van een te beperkte opvatting van wat in het normale spraakgebruik onder bedreiging kan worden verstaan. Voor stalking kan verdere steun worden gevonden in de vertrouwelijke bijlage, waaruit volgt dat het gesprek met de politie een zogenaamd waarschuwingsgesprek was, een stap in de reguliere aanpak van stalking door de politie.
4.14
[geïntimeerde] wordt niet, zoals hij stelt, in de publicaties neergezet als iemand die seksueel over de schreef gaat richting verschillende vrouwen en die zijn vermeende macht misbruikt voor seks. De publicaties wekken ook niet die indruk, nu zij immers de door Bing onderzochte gedragingen en de bevindingen uit de vertrouwelijke bijlage in de context plaatsen van het onderzoek, dat alleen de contacten van [geïntimeerde] met de vrouw betreft. Deze contacten betroffen niet het misbruiken van macht voor seks; dat staat ook niet in de publicaties.
4.15
[geïntimeerde] wordt in de publicaties niet direct beschuldigd van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en de conclusies daarover in het openbare rapport worden niet expliciet als onjuist bestempeld. Wel wordt de suggestie gewekt dat deze conclusies onjuist zijn en dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en seksuele intimidatie, door het als achterhaald presenteren van de conclusies uit het openbare rapport en de vermelding dat de vertrouwelijke bijlage de ‘werkelijke conclusie’ bevat en dat deze is achtergehouden. Ook wordt in de publicaties een tegenstelling gecreëerd tussen het openbaar rapport met de conclusie dat [geïntimeerde] zich niet schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en seksuele intimidatie en de vertrouwelijke bijlage met de conclusie dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdende gedragingen. De aldus gedane suggestie van machtsmisbruik en seksuele intimidatie wordt versterkt door de aanduiding als “#MeToo-zaak” of “MeToo-affaire”.
4.16
De bedoelde suggestie maakt aan de lezer duidelijk dat de feitelijke gebeurtenissen, die in de publicaties van De Volkskrant op zichzelf juist zijn weergegeven, naar de mening van De Volkskrant als machtsmisbruik en seksuele intimidatie moeten worden beschouwd. Niet in geschil is dat De Volkskrant niet is gebonden aan de conclusies van Bing; zij mag over de kwalificatie van de feiten haar eigen mening uiten. Het hiervoor beschreven feitenmateriaal geeft daartoe voldoende aanleiding. Bij de beoordeling van de feitelijke onderbouwing, houdt het hof er rekening mee dat machtsmisbruik, seksuele intimidatie en #MeToo geen vastomlijnde begrippen zijn en onderwerp vormen van publiek debat, waarin een medium als De Volkskrant zowel een informerende als een opiniërende rol vervult. Het hof ziet overigens geen aanleiding om, zoals De Volkskrant bepleit, bij de invulling van het begrip seksueel misbruik aan te knopen bij het in arbeidsrelaties geldende artikel 7:646 BW, nog daargelaten of daaraan wordt voldaan. Doorslaggevend is of de feitelijke onderbouwing voldoende is voor de in het kader van het publieke debat gedane suggesties van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en gebruik van de aanduiding #MeToo. Het hof oordeelt dat dit het geval is.
4.17
Dat [geïntimeerde] zijn woorden heeft teruggenomen en stelt dat hij excuses heeft gemaakt aan de vrouw, neemt de hiervoor aangeduide steun in het beschikbare feitenmateriaal niet weg. Verder voert het te ver om een de hiervoor besproken kwalificaties alleen toelaatbaar te achten in het geval dat sprake zou zijn van strafbare feiten, zoals [geïntimeerde] lijkt voor te staan.
4.18
De berichtgeving van De Volkskrant over de vertrouwelijke bijlage vindt eveneens voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. Niet in geschil is dat Bing na het verschijnen van het openbare rapport verder heeft gewerkt aan de vertrouwelijke bijlage, die informatie bevat die aan Bing is verstrekt na het verschijnen van het openbaar rapport. De term ‘doofpot’ wordt in de publicaties gebruikt in geciteerde uitspraken van de vrouw, die door De Volkskrant is geïnterviewd. Het daarmee bedoelde achterhouden van de vertrouwelijke bijlage, waarover De Volkskrant heeft bericht, vindt steun in de omstandigheid dat de conclusie uit de vertrouwelijke bijlage niet openbaar is gemaakt en de wel openbaar gemaakte conclusie uit het openbare rapport [geïntimeerde] volledig lijkt vrij te pleiten. De in de publicaties gesuggereerde onjuistheid van het openbare rapport vindt steun in de omstandigheid dat Bing, anders dan lijkt te volgen uit het openbaar rapport, [geïntimeerde] in de vertrouwelijke bijlage niet volledig vrijpleit.
De ernst van de misstand
4.19
[geïntimeerde] wijst op #MeToo gevallen die in zijn ogen ernstiger zijn, met langdurig (jarenlang) seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van verschillende personen. Dat het hier gaat om gedrag ten aanzien van één vrouw gedurende een periode van enkele maanden, dat de vrouw ook een belangrijke positie vervulde binnen D66 en dat de gedragingen geen seksuele handelingen betreffen, doet er niet aan af dat De Volkskrant in de artikelen een ernstige misstand aan de kaak stelt. Niet in geschil is dat de vrouw zich bedreigd heeft gevoeld door [geïntimeerde] en dat zij zich onvoldoende gehoord voelde door D66, ander werk heeft gezocht en ontslag heeft genomen terwijl [geïntimeerde] zijn werk voor D66 voortzette.
Deugdelijk onderzoek en hoor en wederhoor
4.2
De Volkskrant heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een grondig en behoorlijk onderzoek is verricht voor de publicaties, die zijn gebaseerd op de vertrouwelijke bijlage en eigen onderzoek van De Volkskrant dat onder meer bestaat uit gesprekken met betrokkenen. De anonieme blogpost wordt genoemd en geciteerd bij het schetsen van de aanleiding en de context van het onderzoek van Bing.
4.21
De Volkskrant heeft [geïntimeerde] voldoende gelegenheid gegeven zijn visie te geven op de voorgenomen publicatie. Daarbij moet het voor [geïntimeerde] , die de inhoud van de vertrouwelijke bijlage kende, duidelijk zijn geweest waar de aan hem gestelde vragen over gingen. Het stond de Volkskrant vrij om haar eigen conclusies aan [geïntimeerde] voor te leggen. De Volkskrant heeft zijn reactie voldoende verwerkt door in de publicaties te vermelden dat [geïntimeerde] vindt dat het een ‘pijnlijke privékwestie’ betreft.
Inkleding van de beschuldigingen
4.22
Het gaat om (minstens) twintig artikelen die in korte tijd zijn gepubliceerd. Dit aantal artikelen in korte tijd draagt onmiskenbaar bij aan het genereren van aandacht en het bereiken van een groot publiek. [geïntimeerde] wijst erop dat De Volkskrant bekend staat als een kwaliteitskrant en dat de publicaties daarom voor ‘waar’ zullen worden gehouden door de lezers. [geïntimeerde] voert aan dat de publicaties de beschuldigingen aan zijn adres als feiten presenteren. Het hof onderschrijft dit niet. Uit de publicaties blijkt voldoende duidelijk dat de beschuldigingen en suggesties zijn gedaan in de context van het aandacht vragen voor misstanden, met het doel een bijdrage te leveren aan het publieke debat over machtsmisbruik, seksuele intimidatie en #MeToo, waarbij voldoende duidelijk is dat dit de duiding is die De Volkskrant aan de gedragingen geeft.
Gevolgen van de publicaties voor [geïntimeerde]
4.23
De publicaties zijn onmiskenbaar vervelend voor [geïntimeerde] en schadelijk voor zijn reputatie. Niet in geschil is dat zij verstrekkende gevolgen hebben gehad voor hem. Waar het de gedragingen van [geïntimeerde] betreft, stelt De Volkskrant echter terecht dat hij daarvoor zelf verantwoordelijk is. Dat geldt ook als hij, zoals hij stelt, werd gedreven door emoties, spanning en verdriet in verband met het verbreken van de relatie door de vrouw. [geïntimeerde] is in 2020 al met naam en toenaam genoemd in de blogpost die aanleiding vormde voor het onderzoek van Bing. Hij kon niet ervan uitgaan dat geen (verdere) publicitaire aandacht zou worden besteed aan zijn gedragingen en de conclusie daarover in de vertrouwelijke bijlage.
Afweging
4.24
Afweging van alle relevante omstandigheden leidt tot de conclusie dat het recht op vrijheid van meningsuiting van De Volkskrant in dit geval zwaarder weegt dan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerde] . De publicaties stellen grensoverschrijdend gedrag binnen een politieke partij (D66) aan de kaak en de manier waarop D66 is omgegaan met de melding van de vrouw en de vertrouwelijke bijlage. Zij dragen bij aan het bredere publieke debat over machtsmisbruik, seksuele intimidatie en #MeToo. Dat brengt met zich dat er weinig ruimte is voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Bovendien is [geïntimeerde] een publiek figuur, zodat de pers kritischer over hem mag zijn dan over een niet publiek figuur. De publicaties betreffen niet louter een privé kwestie en vinden voldoende steun in de feiten, ook waar wordt gesuggereerd dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en seksuele intimidatie en de term #MeToo wordt gebruikt. De door Bing onderzochte gedragingen van [geïntimeerde] , tezamen met de reactie van D66 op de melding daarvan en de vertrouwelijke bijlage, mochten door De Volkskrant onderdeel worden gemaakt van het publieke debat, dat er mede toe strekt nader in te vullen wat wordt verstaan onder machtsmisbruik, seksuele intimidatie en #MeToo. De Volkskrant heeft voldoende deugdelijk onderzoek gedaan, met toepassing van hoor en wederhoor. De in de schending van de persoonlijke levenssfeer gelegen argumenten die tegen publicatie pleiten en de onmiskenbare schade die [geïntimeerde] daarvan ondervindt leggen onvoldoende gewicht in de schaal tegenover deze voor publicatie pleitende omstandigheden. Voldoende duidelijk is dat het gaat om de duiding van de gebeurtenissen door De Volkskrant in de context van het publieke debat over machtsmisbruik, seksuele intimidatie en #MeToo. Waar het de gedragingen van [geïntimeerde] betreft, is hij daarvoor zelf verantwoordelijk en kon hij er niet van uitgaan dat hij verschoond zou blijven van publicitaire aandacht daarvoor.
4.25
De slotsom luidt dat de publicaties niet onrechtmatig zijn jegens [geïntimeerde] . De op onrechtmatigheid van de publicaties gebaseerde rectificatievorderingen (I tot en met IV) moeten worden afgewezen. Voor het opleggen van de gevraagde verboden voor de toekomst (vordering V tot en met IX) bestaat geen grond. Aan de verschenen publicaties kan geen vrees voor dreigende evidente onrechtmatigheid van toekomstige publicaties van De Volkskrant over de door [geïntimeerde] genoemde onderwerpen worden ontleend. Omdat de gevraagde verboden worden afgewezen, kan ook geen dwangsom worden opgelegd.
4.26
De Volkskrant krijgt hiermee geen vrijbrief om naar believen en met gebruikmaking van de in de vorderingen genoemde kwalificaties te publiceren over de door Bing onderzochte gedragingen en daarbij (onderdelen van) de vertrouwelijke bijlage openbaar te maken. Het nu gegeven oordeel, waarvoor doorslaggevend is dat de publicaties in voldoende mate relevant waren voor het publieke debat over grensoverschrijdend gedrag binnen D66 en de manier waarop D66 is omgegaan met de melding van de vrouw en de vertrouwelijke bijlage, neemt niet weg dat eventuele toekomstige publicaties onrechtmatig kunnen zijn jegens [geïntimeerde] .
4.27
Het hof merkt nog op dat de volledige vertrouwelijke bijlage niet in geding is gebracht. Waar is verwezen naar de vertrouwelijke bijlage, betreft dat de door partijen geciteerde passages daaruit (prod. 12 inleidende dagvaarding). Het hof heeft productie 8 bij de memorie van grieven in haar beoordeling betrokken. Het bezwaar van De Volkskrant tegen deze productie gaat niet op. Voor De Volkskrant moet voldoende duidelijk zijn op welke gronden [geïntimeerde] de in deze productie opgenomen passages onrechtmatig acht.
4.28
Het hof is van oordeel dat De Volkskrant geen belang heeft bij haar grief over de mondelinge behandeling van het kort geding in eerste aanleg achter gesloten deuren. De Volkskrant heeft gelet op de uitkomst van dit hoger beroep evenmin belang bij haar grieven over de uitleg van het dictum van het bestreden vonnis.
4.29
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen. [geïntimeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van De Volkskrant begroot op € 676,- aan verschotten en € 1.1016,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 886,33 aan verschotten en € 3.342,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, H. Struik en L. Alwin en door mr. D. Kingma in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.