Uitspraak
1.[notaris] ,
[toegevoegd notaris] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen de notarissen, waarbij hij hen verwijt dat zij hebben meegewerkt aan de totstandkoming van een testament van zijn halfzuster zonder haar wilsbekwaamheid te onderzoeken. Klager vermoedt dat zijn halfzuster haar vermogen heeft nagelaten aan een persoon van wie zij in zakelijk opzicht afhankelijk was. De klacht is ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag. Tijdens de behandeling van de zaak op 24 maart 2022 hebben zowel klager als de notarissen hun standpunten toegelicht.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de halfzuster van klager, erflaatster, is in 2020 overleden en had een testament gemaakt waarin klager niet was genoemd. Klager heeft een klacht ingediend tegen de notaris die het testament heeft gepasseerd, omdat hij van mening is dat de notaris niet voldoende heeft onderzocht of erflaatster wilsbekwaam was. Klager stelt dat erflaatster onder invloed van haar boekhouder heeft gehandeld, wat zou wijzen op een gebrek aan vrije wilsvorming.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van de klacht beoordeeld en vastgesteld dat klager impliciet onterfd is in het testament, waardoor zijn belang is aangetoond. De klacht is echter niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze gericht was tegen de notaris, omdat de verweten gedragingen uitsluitend betrekking hadden op de toegevoegd notaris. Het hof heeft de klacht tegen de toegevoegd notaris ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was dat erflaatster niet wilsbekwaam was en de geheimhoudingsplicht van de notaris in acht moest worden genomen. De beslissing van de kamer is vernietigd, maar de klacht is ongegrond verklaard.