ECLI:NL:GHAMS:2022:1466

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
200.278.868/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mededelingsplicht bij de verkoop van aandelen en de gevolgen van wko-verplichtingen

In deze zaak hebben [A] c.s. in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hun vorderingen tegen [G] c.s. werden afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of [G] c.s. hun mededelingsplicht hebben geschonden door bepaalde kosten, gerelateerd aan een warmte en koude-opslaginstallatie (wko-installatie), niet te vermelden in de overdrachtsbalans bij de verkoop van aandelen in een vennootschap. De rechtbank had geoordeeld dat de wko-verplichtingen niet op de overdrachtsbalans hoefden te worden vermeld, en dit oordeel werd door het hof bevestigd. Het hof oordeelde dat de wko-verplichtingen geen schulden of vorderingen waren die op de balans moesten worden opgenomen, maar eerder kosten voor energieafname. Het hof concludeerde dat [G] c.s. voldaan hadden aan hun mededelingsplicht door relevante informatie te verstrekken aan [A] c.s. en dat er geen sprake was van dwaling. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [A] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.278.868/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/658008 / HA ZA 18-1223
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 mei 2022
in de zaak van

1.[A] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. [B] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. [C] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
4. [D],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , Duitsland,
5. [E] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
6. [F] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
appellanten,
advocaat: mr. G.R.G. Driessen te Rotterdam,
tegen

1.[G] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. [H] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
3. [I] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 5] ,
4. [J] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
5. [K] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 6] ,
6. [L] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
7. [M] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
8. [N] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
9. [O],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.W. van der Veen te Amsterdam.
Partijen worden hierna [A] c.s. en [G] c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

[A] c.s. hebben van [G] c.s. de aandelen in een vennootschap gekocht. De vennootschap moet maandelijks een bepaald bedrag aan Eneco betalen voor een warmte en koude-opslaginstallatie. De vraag is of die kosten voor rekening van de verkopers of voor rekening van de kopers komen. [A] c.s. hebben – kort gezegd – gevorderd dat de rechtbank bepaalt dat de verkopers, [G] c.s., die kosten moeten vergoeden aan [A] c.s. De rechtbank heeft de vorderingen van [A] c.s. afgewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het hof de vorderingen van [A] c.s. opnieuw. Ook het hof wijst de vorderingen van [A] c.s. af.

2.Het geding in hoger beroep

[A] c.s. zijn bij dagvaarding van 3 maart 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [A] c.s. als eiseressen en [G] c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte, met een productie; en
- antwoordakte, met een productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 6 april 2022 doen toelichten, [A] c.s. door hun advocaat en mr. T. van den Bergh, advocaat te Rotterdam, en [G] c.s. door hun advocaat en – via digitale verbinding – mr. C.J.S. de Bruin, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van aantekeningen die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
[A] c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog hun vorderingen zal toewijzen, met hoofdelijke veroordeling van [G] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
[G] c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – hoofdelijke veroordeling van [A] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Aan beide zijden hebben partijen in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.4 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 1 betogen [A] c.s. dat de feitenweergave te beperkt is. Het hof houdt met deze bezwaren in het onderstaande rekening. Voor het overige zijn de feiten niet in geschil. Ook het hof neemt deze feiten tot uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die vaststaan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Op 27 juni 2017 zijn [A] c.s. akkoord gegaan met een schriftelijk koopvoorstel van [G] c.s. tot de verkoop door [G] c.s. aan [A] c.s. van alle aandelen in Zorg Centrum [P] B.V. (hierna respectievelijk: het koopvoorstel, en: de vennootschap). Daarbij zijn partijen overeengekomen dat de koopsom gelijk zal zijn aan het eigen vermogen van de vennootschap zoals dat blijkt uit de op te stellen overdrachtsbalans per datum van levering. De prognose van de overdrachtsbalans per 31 oktober 2017 is als bijlage bij het koopvoorstel gevoegd, met een geprognosticeerde koopprijs van circa € 4,9 miljoen (hierna: de pro forma overdrachtsbalans).
3.2
Het belangrijkste activum van de vennootschap was een gebouw, gelegen aan de [adres] (hierna: het gebouw). Het gebouw wordt als bedrijfsruimte aan diverse partijen verhuurd. Onder het gebouw is in 2015 een warmte en koude-opslaginstallatie (hierna: wko-installatie) van Eneco geplaatst. In het gebouw is de bijbehorende binnen-installatie geplaatst. De vennootschap heeft de binnen-installatie gefinancierd met een lening van het Energiefonds.
3.3
Met betrekking tot de wko-installatie hebben Eneco en de vennootschap een aansluitovereenkomst gesloten (hierna: de aansluitovereenkomst). De aansluitovereenkomst heeft een duur van vijftien jaar. In de bijlage bij allonge 2 van de aansluitovereenkomst (hierna: het tariefblad) staat dat de vennootschap voor de wko-installatie aan Eneco een maandelijks vastrecht verschuldigd is van € 7.789,11 plus een vergoeding voor beheer en onderhoud van € 4.298,97 per maand en een vergoeding voor ontwerp, engineering en projectmanagement van € 1.088,08 per maand, steeds te indexeren met 1,5% per jaar (hierna gezamenlijk: de wko-verplichtingen). Bij het prijspeil van het tweede halfjaar van 2015 komt dat neer op circa € 13.000,- per maand. Ruim € 7.700,- van dit bedrag belastte de vennootschap niet door aan de huurders.
3.4
Na het ondertekenen van het koopvoorstel heeft [G] c.s. een
data roomopengesteld ten behoeve van het
due diligenceonderzoek door (de financieel en juridisch adviseurs van) [A] c.s. In de
data roombevonden zich de volgende documenten:
- de aansluitovereenkomst;
- het tariefblad, waarop de wko-verplichtingen stonden vermeld onder het kopje "vast recht";
- de huurovereenkomsten;
- de jaarrekening 2016, waarin op p. 21 in de toelichting op de winst- en verliesrekening onder het kopje "Exploitatiekosten" bij de post "Servicekosten eigenaar" voor 2015 een bedrag van € 48.455 is vermeld en voor 2016 een bedrag van € 177.435;
- de exploitatieoverzichten; en
- een excel-bestand met een overzicht van de servicekosten in 2015, met de volgende tekst:
"
Heren,
Onderstaande posten worden naast het verbruik van warmte/koude maandelijks gefactureerd door Eneco.
Prijspeil 2015 (facturatie loopt vanaf september 2015)
Post 1. Realisatie WKO-installatie incl. sanering en retributie € 7.789,11 (eigenaarslasten)
Post 2. Beheer en Onderhoud WKO installatie € 4.298,97 (servicekosten) Vanaf 2016 eigenaarslasten. Enkel 2015 in servicekosten.
Post 3. Ontwerp, engineering en projectmanagement € 1.088,08 (servicekosten)
Deze tarieven hebben een jaarlijkse vaste indexering van 1.5% per 1 januari van ieder kalenderjaar.
De looptijd van de overeenkomst met Eneco is 15 jaar."
3.5
Op 29 september 2017 hebben partijen een koopovereenkomst ondertekend waarbij alle aandelen in de vennootschap zijn verkocht. De koopovereenkomst luidt, voor zover hier relevant:
"1. Definities en algemene bepalingen
Pro Forma Overdrachtsbalans: de tussen Koper, Verkoper en de Vennootschap vastgestelde pro forma balans van de Vennootschap per de Overdrachtsdatum (Bijlage 5).
Voorlopige Overdrachtsbalans: de met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.6 van de Overeenkomst opgestelde concept Overdrachtsbalans van de Vennootschap per de Overdrachtsdatum.
(…)

3.Overdrachtsdatum, Koopprijs en betaling, overdrachtsbelasting

3.2
De Koopprijs (…) is gelijk aan het eigen vermogen van de Vennootschap, blijkend uit de Overdrachtsbalans per de Overdrachtsdatum. De Voorlopige Koopprijs voor het Verkochte is gelijk aan het eigen vermogen van de Vennootschap, blijkend uit de Voorlopige Overdrachtsbalans per de Overdrachtsdatum. (…)

5.(Voorlopige) Overdrachtsbalans

5.1
De Overdrachtsbalans zal worden opgesteld primair met inachtneming van het bepaalde in de Overeenkomst en subsidiair (derhalve voor zover in de Overeenkomst daarvan niet wordt afgeweken) met inachtneming van de grondslagen zoals overeengekomen door partijen in de Pro Forma Overdrachtsbalans. De Overdrachtsbalans betreft de balans per de Overdrachtsdatum.
5.2
De Overdrachtsbalans zal een juist, volledig en verantwoord beeld geven en bevat de juiste, volledige alsdan bekende gegevens met betrekking tot de activa en passiva van de Vennootschap per de Overdrachtsdatum.
5.3
Tenzij additionele posten relevant zijn om een goed beeld te vormen van de financiële status van de Vennootschap op de Overdrachtsdatum, zal de Overdrachtsbalans van de Vennootschap geen andere activa vermelden dan het Registergoed, liquide middelen, debiteuren, servicekosten, huurkortingen, vorderingen en overlopende posten en zal geen andere passiva vermelden dan het aandelenkapitaal, de winst/herwaarderingsreserve(s), de latente belastingvoorziening (berekend met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2), de Geldleningsovereenkomst Hypotheekhouder, de Geldleningsovereenkomst Energiefonds alsmede andere (al dan niet hypothecaire) geldlenings- of kredietovereenkomsten, schulden en/of vorderingen van de Vennootschap, Belastingen, crediteuren, door Huurders gestorte waarborgsommen, vooruit ontvangen huren en andere overlopende posten.
5.4
Eventuele bestaande (al dan niet hypothecaire) geldlenings- of kredietovereenkomsten, schulden en/of vorderingen van de Vennootschap zullen door Verkoper (uiterlijk) op de Overdrachtsdatum door en voor risico van Verkoper zijn / worden beëindigd en (notarieel) afgewikkeld zulks behoudens de Geldleningsovereenkomst Hypotheekhouder (tenzij de Koper besluit dat de Geldleningsovereenkomst Hypotheekhouder wel beëindigd moet worden) en de Geldleningsovereenkomst Energiefonds, ter zake waarvan wordt verwezen naar het hierna in artikel 13.2 bepaalde.
5.6
Verkoper zal uiterlijk 10 werkdagen voor de Overdrachtsdatum aan Koper de Voorlopige Overdrachtsbalans alsmede een berekening van de Koopprijs aan Koper ter beschikking stellen. De Voorlopige Overdrachtsbalans zal zijn opgesteld met inachtneming van het ter zake de Overdrachtsbalans in de artikelen 5.1 tot en met 5.5 van de Overeenkomst bepaalde. Verkoper verklaart jegens Koper het ertoe te zullen leiden dat de Voorlopige Overdrachtsbalans zoveel mogelijk de posten reflecteert van de Pro Forma Overdrachtsbalans.
(…)

10.Vrijwaringen en voorzieningen

10.1
Verkoper verbindt zich hierbij jegens Koper, dat zij Koper zal schadeloos stellen voor en zal vrijwaren voor de Schade welke Koper hetzij de Vennootschap lijdt in verband met de volgende kwesties:
a. (…)
b. eventuele aanspraken op de Vennootschap van hypotheekhouders die een of meerdere hypotheekrechten op het Registergoed houden in de periode voorafgaand aan of op de Overdrachtsdatum alsmede eventuele aanspraken op de Vennootschap, van partijen onder een kredietovereenkomst of enig andere overeenkomst met de Vennootschap, indien deze niet zijn opgenomen in de Overdrachtsbalans, zulks behoudens de Hypotheekhouder, het Hypotheekrecht en de Geldleningsovereenkomst Energiefonds; (…)."

4.Beoordeling

De vorderingen van [A] c.s.
4.1
Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of [G] c.s. de wko-verplichtingen, althans de aansluitovereenkomst, hadden moeten vermelden op de overdrachtsbalans, althans in de toelichting daarop. Volgens [A] c.s. is dat het geval. Omdat [G] c.s. dit niet hebben gedaan, was het vermelde eigen vermogen van de vennootschap € 1.244.423,- te hoog en dat bedrag hebben [A] c.s. te veel betaald. [A] c.s. hebben [G] c.s. daarom aangesproken tot volledige schadeloosstelling dan wel vrijwaring op grond van art. 10.1 sub b van de koopovereenkomst. Subsidiair hebben zij een beroep gedaan op dwaling. Daaraan leggen zij ten grondslag dat zij zijn afgegaan op de overdrachtsbalans die geen juiste voorstelling van zaken geeft. Meer subsidiair hebben [A] c.s. een beroep gedaan op wanprestatie omdat [G] c.s. niet hebben voldaan aan hun verplichting tot het schadeloosstellen onder art. 10.1 sub b van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van [A] c.s. afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [A] c.s. in hoger beroep met acht grieven op.
[G] c.s. hadden een contractuele mededelingsplicht
4.2
Bij de beoordeling van de grieven stelt het hof voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [G] c.s. op grond van de koopovereenkomst bepaalde informatie aan [A] c.s. moesten verstrekken. Ook is niet in geschil dat [G] c.s. voor wat betreft de aansluitovereenkomst en de daaruit voortvloeiende wko-verplichtingen daaraan invulling hebben gegeven door (onder andere) in de
data roombepaalde informatie ter beschikking te stellen van [A] c.s., zoals de aansluitovereenkomst, het tariefblad, de huurovereenkomsten, de jaarrekening 2016, de exploitatieoverzichten en het excel-bestand met een overzicht van de servicekosten (zie ook overweging 3.4 hiervoor). Daarnaast is niet in geschil dat de adviseurs van [A] c.s. deze informatie hebben ingezien en dat zij vragen hebben gesteld over de aansluitovereenkomst en de wko-installatie. Tot slot hebben [A] c.s. niet weersproken dat de wko-verplichtingen naar behoren waren verwerkt in de winst- en verliesrekening (die onderdeel was van de jaarrekening 2016).
De wko-verplichtingen hoefden niet te worden gemeld via de overdrachtsbalans
4.3
De vraag is echter of [G] c.s. de wko-verplichtingen daarnaast ook nog via de overdrachtsbalans aan [A] c.s. hadden moeten meedelen. Met de grieven 2, 3, 4, 5 en 7 keren [A] c.s. zich in de kern tegen het oordeel van de rechtbank dat de wko-verplichtingen, althans de aansluitovereenkomst, niet op de overdrachtsbalans of in de toelichting daarop hoefden worden vermeld. Volgens [A] c.s. had de aansluitovereenkomst op de overdrachtsbalans moeten worden vermeld omdat de overdrachtsbalans moest worden opgemaakt conform de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor micro- en kleine rechtspersonen (hierna: RJ klein). Onder RJ klein moet de aansluitovereenkomst worden gekwalificeerd als (i) een schuld of vordering, (ii) een
financial lease, of (iii) een verlieslatend contract. De aansluitovereenkomst zou daarom aan de passiva-zijde van de overdrachtsbalans moeten zijn vermeld, aldus [A] c.s. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.4
Het antwoord op de vraag of de overdrachtsbalans moest worden opgemaakt conform RJ klein, hangt af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. Onbetwist staat vast dat partijen niet hebben besproken dat de overdrachtsbalans zou worden opgesteld met inachtneming van RJ klein. Ook in de koopovereenkomst staat dat niet vermeld. De koopovereenkomst bepaalt (in art. 5.1) dat de overdrachtsbalans wordt opgesteld (primair met inachtneming van het bepaalde in de koopovereenkomst en subsidiair) met inachtneming van de grondslagen zoals overeengekomen door partijen in de pro forma overdrachtsbalans. Ook bepaalt de koopovereenkomst (in art. 5.6) dat de voorlopige overdrachtsbalans zoveel mogelijk de posten reflecteert van de pro forma overdrachtsbalans. Hieruit volgt dat partijen hebben afgesproken dat de pro forma overdrachtsbalans leidend is voor de grondslagen en de op te nemen posten van de overdrachtsbalans. Vast staat dat de pro forma overdrachtsbalans, die als bijlage 5 aan de koopovereenkomst is gehecht, (slechts) 5 pagina's beslaat, een beperkte toelichting op de balansposten bevat en niet is opgesteld in overeenstemming met RJ klein. Dit vormt een aanwijzing dat partijen niet hebben afgesproken dat de overdrachtsbalans zou worden opgesteld in overeenstemming met RJ klein, in elk geval niet expliciet. [A] c.s. hebben in dit verband aangevoerd dat weliswaar de pro forma overdrachtsbalans niet is opgesteld in overeenstemming met RJ klein, maar de voorlopige overdrachtsbalans wél (behalve bij de verwerking van de wko-verplichtingen). Volgens hen moet daaruit worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat de overdrachtsbalans moest worden opgesteld conform RJ klein. Het hof acht dat echter geen doorslaggevende omstandigheid. Dat wijst weliswaar erop dat [G] c.s. bij het opstellen van de voorlopige overdrachtsbalans in sommige opzichten RJ klein hebben gevolgd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat partijen kennelijk waren overeengekomen dat in alle opzichten RJ klein zou worden gevolgd of dat [A] c.s. dat redelijkerwijs mochten verwachten. Ook acht het hof niet doorslaggevend dat, zoals [A] c.s. hebben gesteld, ook de jaarrekening van de vennootschap sinds jaar en dag wordt opgesteld conform RJ klein. De overdrachtsbalans is immers geen (conform de wettelijke voorschriften opgemaakte) jaarrekening, bestemd voor allerlei lezers, maar een contractueel instrument om de koopprijs van de vennootschap te bepalen en slechts bestemd voor partijen bij de koop. Uit het feit dat de jaarrekening conform RJ klein wordt opgesteld, kan dan ook niet worden afgeleid dat partijen hebben afgesproken dat ook de overnamebalans zou worden opgesteld in overeenstemming met RJ klein. [A] c.s. hebben ook voor het overige geen argumenten aangevoerd die het oordeel kunnen rechtvaardigen dat partijen – ondanks de hiervoor weergegeven bewoordingen en strekking van de koopovereenkomst – zijn overeengekomen dat de overdrachtsbalans volgens RJ klein zou worden opgesteld, of dat [A] c.s. dat redelijkerwijs mochten verwachten. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de overdrachtsbalans niet volgens RJ klein hoefde te worden opgesteld.
4.5
Zelfs als de overdrachtsbalans zou moeten worden opgesteld in overeenstemming met RJ klein, zou de aansluitovereenkomst daarop niet behoeven te worden vermeld. Het hof volgt [A] c.s. niet in de stelling dat de aansluitovereenkomst aangemerkt moet worden als een schuld of een vordering. De wko-verplichtingen zijn immers niets meer of minder dan kosten voor de afname van energie. Zoals volgt uit het tariefblad en de facturen van Eneco (zoals ook weergegeven in het in overweging 3.4 genoemde excel-bestand), brengt Eneco deze kosten in rekening onder de noemer "vast recht". Kosten voor energie worden boekhoudkundig verwerkt in de winst- en verliesrekening van de vennootschap; niet als schuld of vordering op de balans (behoudens eventuele op de balansdatum reeds gefactureerde maar nog niet betaalde bedragen als overlopend passief). [A] c.s hebben ook niet weersproken dat deze kosten naar behoren zijn verwerkt in de winst- en verliesrekening. Daarnaast volgt het hof [A] c.s. niet in de stelling dat de aansluitovereenkomst geldt als
financial lease. Naast het feit dat [G] c.s. gemotiveerd hebben betwist dat de aansluitovereenkomst als
financial leasegeldt, acht het hof in dit verband relevant dat ook [A] c.s. zelf de aansluitovereenkomst niet als
financial leasehebben verwerkt in de jaarrekeningen van de vennootschap in de periode dat zij de zeggenschap hadden over de vennootschap (terwijl deze jaarrekeningen wel zijn opgesteld met inachtneming van RJ klein). Tot slot volgt het hof [A] c.s. niet in de stelling dat de aansluitovereenkomst beschouwd moet worden als een verlieslatend contract. Zoals hiervoor overwogen, omvatten de wko-verplichtingen uit de aansluitovereenkomst de kosten voor energie. Aan de levering van energie zijn altijd kosten verbonden en het staat [A] c.s. in beginsel vrij deze kosten door te belasten aan de huurders. Dat [A] c.s. dit niet volledig hebben gedaan, maakt nog niet dat sprake is van een verlieslatend contract. Bij dit alles neemt het hof in aanmerking dat [A] c.s. zelf geen voorziening voor de aansluitovereenkomst op de balans heeft opgenomen in de jaarrekeningen van de vennootschap gedurende de periode dat zij de zeggenschap hadden over de vennootschap.
4.6
De conclusie van het voorgaande is dat [G] c.s. de aansluitovereenkomst niet via de overdrachtsbalans aan [A] c.s. hoefden mee te delen.
[G] c.s. hebben hun mededelingsplicht niet geschonden
4.7
Met grief 6 komen [A] c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat [G] c.s. hebben voldaan aan hun mededelingsplicht en dat dus geen sprake is van dwaling in de zin van art. 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW aan de zijde van [A] c.s. Volgens [A] c.s. hadden [G] c.s. hen uitdrukkelijk moeten wijzen op het bestaan en de omvang van de wko-verplichtingen.
4.8
Het hof verwerpt dit betoog van [A] c.s. Met de informatie die [G] c.s. aan [A] c.s. voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst hebben verstrekt (zoals weergegeven in overwegingen 3.4 en 4.2 hiervoor), hebben [G] c.s. voldaan aan hun mededelingsplicht. Mede gezien het oordeel dat de aansluitovereenkomst niet hoefde te worden vermeld op de overdrachtsbalans en het feit dat [A] c.s. gedurende de onderhandelingen en meer in het bijzonder bij het
due diligenceonderzoek werd bijgestaan door een vastgoedadviseur, financieel adviseurs en juridisch adviseurs, valt niet in te zien wat [G] c.s. nog meer over de wko-verplichtingen aan [A] c.s. hadden moeten mededelen.
Slotsom
4.9
Het hof passeert het bewijsaanbod van [A] c.s. [A] c.s. hebben geen stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden.
4.1
Grieven 1 tot en met 7 falen. Grief 8 is gericht tegen het dictum van het vonnis en heeft geen zelfstandige betekenis. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. Omdat [A] c.s. ongelijk krijgen, zal het hof hen veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [G] c.s. begroot op € 5.517,- aan verschotten en € 19.967,50,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot als betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, als niet binnen veertien dagen na dit arrest of het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan; en
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. W.A.H. Melissen, mr. G.C.C. Lewin en mr. Y. Steeg-Tijms en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.