Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.ADYEN N.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1betoogd dat deze feiten onjuist en/of onvolledig zijn. Voor zover van belang zal het hof met deze grieven hierna rekening houden. De feiten behelzen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
“Zoals in het plan beschreven staat kan deze periode dan verlengt worden. Dit wordt case by case bekeken en dan wordt de termijn aangepast.”
3.Beoordeling
grief 2betoogt [appellante] kort gezegd dat de kantonrechter de grondslagen van haar beroep te beperkt heeft opgevat. Het hof overweegt dat [appellante] aanspraak maakt op een vergoeding van de door haar geleden optieschade van € 2.188.456,80 bruto. [appellante] stelt zich daarbij allereerst op het standpunt dat Adyen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door haar niet (bijtijds) te informeren over de gevolgen van de (latere) beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor haar optierechten alsmede door niet bereid te zijn de zes weken termijn na uitdiensttreding om de optierechten uit te oefenen te verlengen terwijl het Optionplan die mogelijkheid wel biedt. Daarnaast stelt [appellante] zich op het standpunt dat Adyen toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 2.3. van het Optionplan door zonder haar instemming de voorwaarden van de optieregeling in nadelige zin voor [appellante] te wijzigen. Het hof stelt vast dat deze grondslagen in het bestreden vonnis weliswaar niet expliciet worden benoemd, maar dat de kantonrechter deze stellingen wel inhoudelijk heeft beoordeeld. Grief 2 faalt derhalve.
grief 4stelt [appellante] dat Adyen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door [appellante] niet (bijtijds) te informeren over de gevolgen van de latere beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor haar optierechten. [appellante] heeft haar datum van uitdiensttreding op verzoek van Adyen verschoven van 1 juni naar 1 september 2018 in de veronderstelling dat zij bij een vertrek per 1 september 2018 haar optierechten meteen kon uitoefenen en direct zou kunnen verkopen, zodat zij de verschuldigde loonbelasting van 52% uit de opbrengst kon voldoen. Haar veronderstelling dat er geen lock-up periode gold, kan haar niet worden verweten. Zij was niet bekend met opties en had geen ervaring met optierechten. Adyen had haar moeten informeren of adviseren om een deskundige in te schakelen. Gezien de grootte van het optiepakket en de uitzonderlijke omstandigheid van een beursgang, had dit op de weg van Adyen gelegen. Ook meent [appellante] dat Adyen haar verkeerd en/of onvolledig heeft geïnformeerd over de mogelijkheden van het financieren van de koopprijs (zoals het vestigen van een pandrecht of het verstrekken van een lening door Adyen).
grief 6stelt [appellante] dat Adyen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door haar verzoek om verlenging van de vervaltermijn van zes weken na uitdiensttreding om de optierechten uit te oefenen af te wijzen, terwijl het Optionplan die mogelijkheid wel biedt. Volgens [appellante] is het Optionplan juist bedoeld om werknemers op deze manier te belonen voor hun arbeidsprestaties.
at its sole discretion”van Adyen is om een dergelijk verzoek toe te wijzen. In de e-mail van 27 augustus 2018 heeft [Z] namens Adyen toegelicht dat werknemers tot zes weken na vertrek de mogelijkheid krijgen om toegekende optierechten te converteren in certificaten, dat deze uitleg aansluit bij de eigenlijke doel en strekking van het Optionplan en dat de opties worden verstrekt met het doel om werknemers bij Adyen te behouden en/of aan Adyen te binden. Het Optionplan is dus niet bedoeld om vertrekkende werknemers op deze manier te belonen voor hun arbeidsprestaties, maar om ervoor te zorgen dat werknemers bij Adyen blijven. Voor zover bij [appellante] (op basis van haar gesprek met [X] op 26 april 2018 of anderszins) de verwachting was gewekt dat Adyen haar verzoek om verlenging van deze zes weken termijn zou toewijzen, dan kan dat betoog niet slagen. Vanuit Adyen is er op 12 juni 2018 duidelijk met [appellante] gecommuniceerd dat Adyen per geval bekijkt of de zes weken termijn zal worden verlengd. Vervolgens heeft [Y] [appellante] op 13 juli 2018 laten weten dat zij het bestuur van Adyen zal adviseren om de zes weken termijn niet te verlengen. [appellante] heeft geen (andere) omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan Adyen gehouden zou zijn de vervaltermijn in haar geval te verlengen met een jaar. Van schending van goed werkgeverschap door Adyen door afwijzing van dit verzoek is geen sprake. Grief 6 treft ook geen doel.
grief 5betoogt [appellante] dat Adyen is tekort geschoten in de nakoming van artikel 2.3. van het Optionplan door zonder toestemming van [appellante] de voorwaarden van de optieregeling in negatieve zin voor [appellante] te wijzigen. Op grond van artikel 2.3 van het Optionplan heeft Adyen een resultaatsverbintenis op zich genomen om niet het Optionplan te wijzigen in die zin dat het een nadelig effect heeft op [appellante] . Het nadelige effect heeft zich geuit in de vorm van een strenge eenzijdig opgelegde voorwaarde op de (certificaten van) aandelen, namelijk een vervreemdingsverbod van 360 dagen. Adyen heeft [appellante] daar geen toestemming voor verzocht. Er is dus sprake van een eenzijdige en onvoorziene wijziging van de regeling ten nadele van [appellante] , aldus nog steeds [appellante] .