ECLI:NL:GHAMS:2022:1410

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
200.284.950/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en gevolgen voor optierechten bij beursgang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [appellante], en haar voormalige werkgever, Adyen N.V., met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen voor haar optierechten. De werknemer had haar arbeidsovereenkomst opgezegd en maakte aanspraak op schadevergoeding van € 2.188.456,80 bruto, als gevolg van het vervallen van haar optierechten na haar uitdiensttreding. De werknemer stelde dat de werkgever in strijd met goed werkgeverschap had gehandeld door haar niet tijdig te informeren over de gevolgen van haar vertrek voor de optierechten en door haar verzoek om verlenging van de uitoefenperiode van zes weken na uitdiensttreding af te wijzen.

Het hof oordeelde dat de werkgever niet tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De werknemer was op de hoogte van de voorwaarden van het optieplan, inclusief de termijn voor het uitoefenen van de opties. Het hof concludeerde dat de werknemer niet kon aantonen dat de werkgever haar onjuist had geïnformeerd over de mogelijkheden van het uitoefenen van haar optierechten. Bovendien was de afwijzing van het verzoek om verlenging van de termijn naar het oordeel van het hof redelijk, gezien de doelstellingen van het optieplan. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel werkgevers als werknemers in het kader van optieregelingen en de noodzaak voor duidelijke communicatie over de gevolgen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor optierechten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.284.950/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8259505/ CV EXPL 20-509
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 mei 2022
inzake
[appellante]
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M. van den Eeckhout te Amsterdam,
tegen

1.ADYEN N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2. STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR ADYEN,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] , Adyen en STAK genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 16 oktober 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de kantonrechter), van 24 juli 2020, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellante] eiseres en Adyen als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord met producties.
[appellante] heeft samengevat gevorderd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, (a) Adyen zal veroordelen om binnen tien werkdagen aan [appellante] een schadevergoeding te betalen van € 2.188.456,80 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente; (b) Adyen zal veroordelen om binnen tien werkdagen aan [appellante] te betalen een bedrag van € 31.512,87 inclusief BTW wegens buitengerechtelijke kosten; (c) zal verklaren voor recht dat Adyen aansprakelijk is voor de optieschade die [appellante] lijdt en/of heeft geleden; (d) Adyen zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van alle redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte begroot op een bedrag van € 6.775,- vermeerderd met de wettelijke rente; (e) met veroordeling van Adyen in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
Adyen heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 11 februari 2022 doen bepleiten door de advocaten voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Van de zijde van [appellante] zijn nadere producties ontvangen.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1. tot en met 1.14. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellante] heeft met
grief 1betoogd dat deze feiten onjuist en/of onvolledig zijn. Voor zover van belang zal het hof met deze grieven hierna rekening houden. De feiten behelzen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
2.2.
[in] 2011 is [appellante] , geboren op 15 februari 1968, in dienst getreden van Adyen laatstelijk in de functie van [functie] .
2.3.
Op 1 augustus 2014 heeft [appellante] van Adyen 5.000 optierechten gekregen. Deze gaven [appellante] het recht tot koop van certificaten van aandelen tegen een uitoefenprijs van € 10,95 per certificaat. Verkregen certificaten van aandelen zijn beperkt verhandelbaar.
2.4.
In een e-mail van 20 augustus 2014 heeft Adyen het op de optierechten van toepassing zijnde Optionplan en de Option Grant Notice aan [appellante] toegestuurd. Partijen bij het Option Plan en de Option Grant Notice zijn Adyen, STAK en [appellante] . STAK houdt zich bezig met het administreren van de certificaten van aandelen die worden uitgegeven aan werknemers van Adyen.
2.5.
In het Optionplan is voor zover van belang het volgende vermeld:
“2.3.Amendments to or Cancellation of the Plan
The provisions of the Plan can be amended, suspended or cancelled by the Company at any time at its sole discretion. (…) The amendment, suspension or cancellation of the Plan shall not, without the consent of the Participant, adversely affect his or her rights under an Option previously granted to the Participant.(…)
3.2.
Regular Vesting
Subject to the Participant’s continued employment with the Company or its subsidiaries, as applicable, the Options will vest over a period of four years. The vesting period for the Options starts on the Grant Date. 25% of the Options will vest on the first anniversary of the Grant Date. The remaining 75% of the Options will then vest monthly, in equal proportions at the end of each month, over the following thirty-six months.
(…)
3.9.
Exchange of Options for Depository Receipts[certificaten, hof]
The Participant is entitled, subject to the provisions of the Plan, to receive from the Company the number of Depositary Receipts for which Options are exercised at the Exercise Price. The entire Exercise Price, and the amount of any Tax payable or to be withheld by the Company in connection with the exercise of the Options (if payable or to be withheld) shall be paid at the time the Options are exercised by way of transfer by the Participant to a bank account of the Company designated by the Company, free and clear of charges in immediately available funds without deduction for any present or future Taxes, fees or conditions of any nature. No Depository Receipts shall be delivered pursuant to any exercise of Options until payment in full of the Exercise Price and the amount of any Tax payable or to be withheld by the Company in connection with the exercise of the Options is received by the Company.
(…)
4.1.
Good leaverIf the Participant becomes a Good Leaver, the Participant (…) shall no longer vest in Options as of the date of the relevant Leaver Event and shall have the right to exercise its vested Options within six weeks as of the date of the Leaver Event, subject to forfeiture of the Options. The management board of the Company may decide at its sole discretion to extend the aforementioned six weeks term. (…)”
2.6.
In een e-mail van 18 april 2017 heeft Adyen [appellante] de mogelijkheid geboden om 10% van haar optierechten uit te oefenen tegen betaling van € 10,95 per certificaat en de verkregen certificaten van aandelen vervolgens meteen te verkopen. [appellante] heeft van deze mogelijk gebruik gemaakt. Zij oefende 333 optierechten uit ter verwerving van 333 certificaten van aandelen tegen betaling van € 10,95 per stuk en zij verkocht deze 333 certificaten door aan (twee aandeelhouders van) Adyen voor € 105,93 per stuk. Aldus realiseerde zij een belast voordeel van € 31.628,-.
2.7.
Begin 2018 werd binnen Adyen meegedeeld dat een beursgang werd overwogen.
2.8.
Op 26 april 2018 heeft [appellante] aan [X] , Director of Regulatory Affairs bij Adyen en leidinggevende van [appellante] (hierna: [X] ), laten weten dat zij haar arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2018 wilde beëindigen. Op verzoek van Adyen heeft zij zich vervolgens bereid verklaard langer in dienst te blijven, namelijk tot 1 september 2018.
2.9.
Op 24 mei 2018 werd de beursgang van Adyen aangekondigd. Op 5 juni 2018 werd het prospectus voor de beursgang gelanceerd. Daarbij werd tevens een formulier met vragen en antwoorden meegestuurd, dat ook door [appellante] werd ontvangen, waarin onder meer staat:
“All shareholders (…) are bound by a lockup of 360 days (i.e. cannot sell shares). This includes Adyen employees that exercise options (and receive depository receipts within this window. (…)
You have the following options:
1. Do nothing. (…) You can then exercise and hold, or exercise and sell, your options when you see fit after the lockup has expired.
2. Exercise and hold. You can exercise your options (…). Please note, this option means that you will have to pay upfront both the exercise price (…) as well as the applicable local taxes and social security contributions. Also note that you cannot sell these depository receipts within the lockup. (…)
We’ve also created a third option, to provide you with the opportunity to sell up to 1000 of your vested options within the 360-days lockup period by selling them directly to the company. (…)”
2.10.
Op 10 juni 2018 heeft [appellante] de arbeidsovereenkomst opgezegd, tegen 1 september 2018.
2.11.
Op 11 juni 2018 heeft [appellante] een informatiebijeenkomst van Adyen bijgewoond over de gevolgen van de beursgang. Diezelfde dag heeft [appellante] gebruik gemaakt van de op 5 juni 2018 geboden mogelijkheid om 1.000 opties uit te oefenen en de verkregen certificaten direct aan Adyen te verkopen. Zij oefende 1.000 optierechten uit ter verwerving van 1.000 certificaten van aandelen tegen betaling van € 10,95 per stuk en zij verkocht deze onmiddellijk door aan Adyen voor € 240,- per stuk. Aldus realiseerde zij een belast voordeel van € 229.050,-
2.12.
In een e-mail van 12 juni 2018 heeft [appellante] Adyen per mail onder meer het volgende gestuurd:
“Weet jij toevallig hoe het zit met “leavers” in de komende 365 dagen?
Officieel heeft een leaver de tijd om tot 6 weken na vertrek zijn / haar opties uit te oefenen.
Maar wat als dit nu binnen de 365 dagen non-trading tijd valt?
Is hier al over gesproken?”
In reactie daarop heeft Adyen laten weten:
“Zoals in het plan beschreven staat kan deze periode dan verlengt worden. Dit wordt case by case bekeken en dan wordt de termijn aangepast.”
2.13.
Op 13 juni 2018 heeft de beursgang van Adyen plaatsgevonden.
2.14.
In een e-mail van 19 juni 2018 heeft [appellante] haar opzeggingsbrief van 10 juni 2018 nogmaals aan Adyen toegestuurd.
2.15.
Op 13 juli 2018 heeft op verzoek van [appellante] een gesprek plaatsgevonden tussen [Y] , General Counsel bij Adyen (hierna: [Y] ), en [appellante] over de manier waarop zij een verlenging van de uitoefenperiode van zes weken na uitdiensttreding van het Optionplan moet aanvragen. [Y] heeft haar laten weten dat zij het management zal adviseren de periode van 6 weken na het einde van de dienstbetrekking waarbinnen opties nog konden worden uitgeoefend niet uit te breiden.
2.16.
Op 15 juli 2018 heeft [appellante] een formeel verzoek tot verlenging van deze periode bij Adyen ingediend. Tijdens een gesprek op 23 augustus 2018 heeft [Z] , Chief Security Risk Officer bij Adyen (hierna: [Z] ), dit verzoek namens Adyen afgewezen. In een e-mail van 27 augustus 2018 heeft [Z] , in antwoord op nadere vragen van [appellante] , haar onder meer het volgende laten weten:
“Zoals besproken, moeten we concluderen, op grond van de geldende regels van het optieplan, evenals het door Adyen gevoerde beleid omtrent het optieplan, dat we je verzoek niet kunnen honoreren.
De regels van het optieplan zijn duidelijk: werknemers krijgen tot 6 weken na vertrek de mogelijkheid om reeds toegekende opties te converteren in certificaten. (…)
Deze uitleg sluit ook aan bij het eigenlijke doel en strekking van het optieplan. De opties worden uitgegeven met het doel om werknemers voor Adyen te behouden cq. aan Adyen te binden. Wanneer een werknemer (als good leaver) vertrekt vervalt zijn/haar recht op het verkrijgen van nieuwe opties en wordt hij/zij de mogelijkheid geboden binnen 6 weken de reeds toegekende opties te converteren in certificaten. Ik wil je er op attent maken dat je de opties dus tot 6 weken na 1 september kunt uitoefenen. Na deze 6 weken komen alle rechten onder het optieplan te vervallen. Het optieplan is immers uitsluitend bedoeld voor werknemers van Adyen.”
2.17.
Eind augustus 2018 had [appellante] nog 3.667 opties. Daarvan heeft zij binnen de geldende termijn nog 255 opties kunnen uitoefenen.
2.18.
Op 21 juni 2019 heeft [appellante] Adyen aansprakelijk gesteld voor door haar geleden optieschade.

3.Beoordeling

3.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd om (a) Adyen te veroordelen om binnen tien werkdagen aan [appellante] een schadevergoeding te betalen van € 2.188.456,80 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente; (b) Adyen te veroordelen om binnen tien werkdagen aan [appellante] te betalen een bedrag van € 4.423,76 wegens buitengerechtelijke kosten; (c) te verklaren voor recht dat Adyen aansprakelijk is voor de optieschade die [appellante] lijdt en/of heeft geleden; (d) Adyen te veroordelen tot betaling aan [appellante] van alle redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte begroot op een bedrag van € 6.775,- vermeerderd met de wettelijke rente; (e) met veroordeling van Adyen in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Adyen heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellante] , met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
3.3.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] afgewezen. De kantonrechter constateert dat de positie van [appellante] op beide data niet wezenlijk verschilt. Zowel op 1 juni als op 1 september 2018 was [appellante] gerechtigd haar opties uit te oefenen. Verder was het voor [appellante] op beide data niet mogelijk de bij uitoefening van haar opties verkregen (certificaten van) aandelen te verkopen. Op 1 juni omdat deze niet op een vrije markt verhandeld konden worden en op 1 september vanwege de lock-up. Dat betekent dat [appellante] op beide data de uitoefenprijs van € 10,95 en de over de meerwaarde bij uitoefening verschuldigde loonbelasting moest financieren, als zij de opties wilde uitoefenen. In het Optionplan wordt dit ook duidelijk vermeld. Dat [appellante] in de veronderstelling verkeerde dat zij direct na een beursgang van Adyen de bij uitoefening van haar opties verkregen (certificaten van) aandelen zou kunnen verkopen zodat zij van de opbrengst de uitoefenprijs en de loonbelasting zou kunnen voldoen, kan Adyen niet worden verweten. Niet is gebleken dat deze veronderstelling was gebaseerd op mededelingen of gedragingen van Adyen. Van een eenzijdige wijziging van de optieregeling is geen sprake, in ieder geval niet in het nadeel van [appellante] . Tot slot acht de kantonrechter het niet onredelijk dat Adyen heeft besloten om voor [appellante] geen uitzondering te maken op de termijn van 6 weken na de datum uitdiensttreding om haar opties uit te oefenen. [appellante] is in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met de grieven 2 tot en met 7 op.
Grondslagen beroep
3.5.
Met
grief 2betoogt [appellante] kort gezegd dat de kantonrechter de grondslagen van haar beroep te beperkt heeft opgevat. Het hof overweegt dat [appellante] aanspraak maakt op een vergoeding van de door haar geleden optieschade van € 2.188.456,80 bruto. [appellante] stelt zich daarbij allereerst op het standpunt dat Adyen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door haar niet (bijtijds) te informeren over de gevolgen van de (latere) beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor haar optierechten alsmede door niet bereid te zijn de zes weken termijn na uitdiensttreding om de optierechten uit te oefenen te verlengen terwijl het Optionplan die mogelijkheid wel biedt. Daarnaast stelt [appellante] zich op het standpunt dat Adyen toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 2.3. van het Optionplan door zonder haar instemming de voorwaarden van de optieregeling in nadelige zin voor [appellante] te wijzigen. Het hof stelt vast dat deze grondslagen in het bestreden vonnis weliswaar niet expliciet worden benoemd, maar dat de kantonrechter deze stellingen wel inhoudelijk heeft beoordeeld. Grief 2 faalt derhalve.
Goed werkgeverschap: (niet) informeren over gevolgen optierechten bij uitdiensttreding
3.6.
Met
grief 4stelt [appellante] dat Adyen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door [appellante] niet (bijtijds) te informeren over de gevolgen van de latere beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor haar optierechten. [appellante] heeft haar datum van uitdiensttreding op verzoek van Adyen verschoven van 1 juni naar 1 september 2018 in de veronderstelling dat zij bij een vertrek per 1 september 2018 haar optierechten meteen kon uitoefenen en direct zou kunnen verkopen, zodat zij de verschuldigde loonbelasting van 52% uit de opbrengst kon voldoen. Haar veronderstelling dat er geen lock-up periode gold, kan haar niet worden verweten. Zij was niet bekend met opties en had geen ervaring met optierechten. Adyen had haar moeten informeren of adviseren om een deskundige in te schakelen. Gezien de grootte van het optiepakket en de uitzonderlijke omstandigheid van een beursgang, had dit op de weg van Adyen gelegen. Ook meent [appellante] dat Adyen haar verkeerd en/of onvolledig heeft geïnformeerd over de mogelijkheden van het financieren van de koopprijs (zoals het vestigen van een pandrecht of het verstrekken van een lening door Adyen).
3.7.
Het hof stelt vast dat [appellante] na haar gesprek op 26 april 2018 met [X] heeft besloten om niet al per 1 juni 2018 (maar per 1 september 2018) bij Adyen uit dienst te treden. Het hof overweegt dat [appellante] er op dat moment van op de hoogte was, althans had moeten zijn, dat zij ten tijde van de uitoefening van haar optierechten niet alleen de optie uitoefenprijs maar ook de loonbelasting was verschuldigd, dat zij de bij uitoefening van haar opties verkregen certificaten niet zonder medewerking van Adyen (of de STAK) kon verkopen en dat niet uitgeoefende optierechten zouden vervallen na het verstrijken van zes weken na haar vertrek. Deze afspraken worden immers vermeld in (de artikelen 3.9. en 4.1. van) het Optionplan. Dit Optionplan heeft Adyen al op 20 augustus 2014 aan [appellante] toegestuurd toen Adyen 5.000 optierechten aan haar had verstrekt. Daar komt bij dat [appellante] in april 2017 al 333 opties heeft uitgeoefend en de verkregen (certificaten van) aandelen direct heeft verkocht, zodat zij ook uit eigen ervaring wist dat zij bij uitoefening de verschuldigde optie uitoefenprijs en loonbelasting moest betalen en dus moest voorfinancieren tot het moment van verkoop van de (certificaten van) aandelen. En juist de door Adyen eenmalig gecreëerde mogelijkheid om de verkregen (certificaten van) aandelen direct te verkopen was de reden om de opties uit te oefenen omdat de netto opbrengst direct beschikbaar kwam. [appellante] heeft een en ander ook niet betwist. Ter zitting heeft zij in dit verband toegelicht dat zij na haar gesprek met [X] op 26 april 2018 gesprekken met de bank heeft gevoerd over het afsluiten van een tweede hypotheek voor een lening van € 240.000,- ter financiering van de door haar te betalen uitoefenprijs en loonbelasting, omdat zij wist dat zij bij uitoefening van alle opties ook de verschuldigde belasting(en) moest betalen. [appellante] stelt evenwel dat zij op basis van haar gesprek met [X] op 26 april 2018 er vanuit is gegaan dat zij de bij uitoefening verkregen (certificaten van) aandelen direct na de beursgang kon verkopen (en niet pas per 1 juni 2019 na de lock-up periode van 360 dagen). Deze onjuiste veronderstelling bij [appellante] kan Adyen niet worden verweten. Ten eerste blijkt nergens uit dat [appellante] aan Adyen informatie heeft gevraagd over de waarde van de (certificaten van) aandelen bij uitoefening zo kort voor de beursgang. Zij kon er immers niet zo maar op vertrouwen dat die waarde nog steeds € 106 per (certificaat van een) aandeel was. En hoe hoger de aandelenkoers, al dan niet als gevolg van de beursgang, hoe hoger de voor te financieren loonbelasting. Ook blijkt niet dat zij bij Adyen heeft geïnformeerd of zij voor de beursgang verkregen (certificaten van) aandelen na de beursgang direct kon verkopen. Wel is duidelijk dat zij haar beschikbare opties niet direct heeft uitgeoefend om het fiscale risico te beperken. Op 5 juni 2018 heeft Adyen het prospectus met het bijbehorende formulier met vragen en antwoorden aan haar werknemers gestuurd. In dat formulier is vermeld dat er een lock-up periode van 360 dagen geldt en dat werknemers met optierechten onder meer de mogelijkheid hebben om (ondanks de lock-up periode) toch 1.000 optierechten uit te oefenen en direct aan het bedrijf zelf te verkopen. Na lezing van dit formulier had [appellante] in elk geval moeten weten dat zij haar (certificaten van) aandelen niet direct na de beursgang kon verkopen. Dit geldt te meer nu zij ook gebruik heeft gemaakt van de in dit formulier geboden mogelijkheid tot uitoefening en directe verkoop van 1.000 optierechten. Van een onjuiste of onvolledige informatievoorziening door Adyen is geen sprake. Evenmin was sprake van een verplichting voor Adyen om [appellante] te wijzen op eventuele gevolgen van het voor de beursgang uitoefenen van (een deel van) haar opties, financieringsmogelijkheden of het inschakelen van juridische bijstand. Ook als [appellante] tijdens haar gesprek met [X] op het verkeerde been zou zijn gezet over de mogelijkheid om (een deel van) haar opties per direct (of in ieder geval voor de beursgang) uit te oefenen en de verkregen aandelen (direct) na de beursgang te verkopen, dan had het haar in ieder geval na ontvangst van het prospectus met het bijbehorende formulier, de kennisbijeenkomst van 11 juni 2018 en de reactie van Adyen op haar e-mail van 12 juni 2018 duidelijk moeten zijn dat die mogelijkheid er niet zou zijn. [appellante] had er dus voor kunnen kiezen om nog vóór de beursgang met een lening van de bank ter financiering van de verschuldigde loonbelasting (een deel van) haar optierechten uit te oefenen, op basis van de veronderstelling dat zij de verkregen (certificaten van) aandelen ná 1 juni 2019 zou kunnen verkopen. Ook had zij ervoor kunnen kiezen om haar dienstverband pas op of na 1 juni 2019 op te zeggen. Hierdoor had zij de nadelige gevolgen van de lock-up periode voor haar optierechten in elk geval kunnen beperken. De omstandigheid dat zij dat niet heeft gedaan, komt voor rekening en risico van [appellante] en kan niet op Adyen worden afgewenteld.
3.8.
Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat Adyen geen zorgplicht of een andere arbeidsrechtelijke verplichting heeft geschonden door [appellante] niet (voldoende) te informeren over de gevolgen voor haar optierechten bij een vertrek per 1 juni, respectievelijk 1 september 2018. Grief 4 faalt derhalve.
Goed werkgeverschap: (afwijzing) verzoek om verlenging zes weken termijn
3.9.
Met
grief 6stelt [appellante] dat Adyen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door haar verzoek om verlenging van de vervaltermijn van zes weken na uitdiensttreding om de optierechten uit te oefenen af te wijzen, terwijl het Optionplan die mogelijkheid wel biedt. Volgens [appellante] is het Optionplan juist bedoeld om werknemers op deze manier te belonen voor hun arbeidsprestaties.
3.10.
Naar het oordeel van het hof heeft Adyen dit verzoek in redelijkheid mogen afwijzen. In artikel 4.1. van het Optionplan is vermeld dat het “
at its sole discretion”van Adyen is om een dergelijk verzoek toe te wijzen. In de e-mail van 27 augustus 2018 heeft [Z] namens Adyen toegelicht dat werknemers tot zes weken na vertrek de mogelijkheid krijgen om toegekende optierechten te converteren in certificaten, dat deze uitleg aansluit bij de eigenlijke doel en strekking van het Optionplan en dat de opties worden verstrekt met het doel om werknemers bij Adyen te behouden en/of aan Adyen te binden. Het Optionplan is dus niet bedoeld om vertrekkende werknemers op deze manier te belonen voor hun arbeidsprestaties, maar om ervoor te zorgen dat werknemers bij Adyen blijven. Voor zover bij [appellante] (op basis van haar gesprek met [X] op 26 april 2018 of anderszins) de verwachting was gewekt dat Adyen haar verzoek om verlenging van deze zes weken termijn zou toewijzen, dan kan dat betoog niet slagen. Vanuit Adyen is er op 12 juni 2018 duidelijk met [appellante] gecommuniceerd dat Adyen per geval bekijkt of de zes weken termijn zal worden verlengd. Vervolgens heeft [Y] [appellante] op 13 juli 2018 laten weten dat zij het bestuur van Adyen zal adviseren om de zes weken termijn niet te verlengen. [appellante] heeft geen (andere) omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan Adyen gehouden zou zijn de vervaltermijn in haar geval te verlengen met een jaar. Van schending van goed werkgeverschap door Adyen door afwijzing van dit verzoek is geen sprake. Grief 6 treft ook geen doel.
Tekortkoming in de nakoming van artikel 2.3. Optionplan
3.11.
Met
grief 5betoogt [appellante] dat Adyen is tekort geschoten in de nakoming van artikel 2.3. van het Optionplan door zonder toestemming van [appellante] de voorwaarden van de optieregeling in negatieve zin voor [appellante] te wijzigen. Op grond van artikel 2.3 van het Optionplan heeft Adyen een resultaatsverbintenis op zich genomen om niet het Optionplan te wijzigen in die zin dat het een nadelig effect heeft op [appellante] . Het nadelige effect heeft zich geuit in de vorm van een strenge eenzijdig opgelegde voorwaarde op de (certificaten van) aandelen, namelijk een vervreemdingsverbod van 360 dagen. Adyen heeft [appellante] daar geen toestemming voor verzocht. Er is dus sprake van een eenzijdige en onvoorziene wijziging van de regeling ten nadele van [appellante] , aldus nog steeds [appellante] .
3.12.
In artikel 2.3. van het Optionplan is kort gezegd bepaald dat het Optionplan niet zonder instemming van [appellante] in nadelige zin voor haar mag worden gewijzigd. Het hof constateert dat het Optionplan door de beursgang evenwel niet is gewijzigd. Vóór de beursgang was Adyen een besloten vennootschap met beperkingen op de verhandelbaarheid van de (certificaten van) aandelen en was de overdracht van (certificaten van) aandelen alleen mogelijk met schriftelijke toestemming van alle certificaathouders, respectievelijk directe aandeelhouders. Door de beursgang is Adyen van rechtsvorm veranderd (van een besloten naar een naamloze vennootschap) maar de certificering bleef in stand voor de uitgegeven aandelen en daarom zijn ook de voorwaarden waaronder de (certificaten van) aandelen kunnen worden overgedragen aangepast. Na de beursgang en verstrijken van de lock-up periode van 360 dagen zijn de (certificaten van) aandelen vrij verhandelbaar. De mogelijkheid om en de voorwaarden waaronder de optierechten kunnen worden uitgeoefend zijn door de beursgang evenwel ongewijzigd gebleven: zowel voor als na de beursgang kunnen werknemers hun optierechten uitoefenen en omzetten in certificaten van aandelen. Het vervreemdingsverbod van 360 dagen heeft immers enkel betrekking op de (certificaten van) aandelen en niet op de optierechten. Bovendien gold er de facto voor de beursgang ook een lock up voor onbepaalde termijn, die in feite werd gefixeerd op 360 dagen, met uitzondering van de 100 optierechten per optiehouder. Dat [appellante] na de beursgang een hoger bedrag aan loonbelasting bij de uitoefening van haar optierechten moest betalen door de hogere aandeelwaarde vanwege de beursgang is weliswaar nadelig voor [appellante] , maar dat is niet het gevolg van een eenzijdig door Adyen opgelegde wijziging van het Optionplan. Bovendien ziet [appellante] over het hoofd dat ook voor de beursgang al sprake kon zijn van een stijging van de fiscale waarde van de aandelen, die immers van moment tot moment door Adyen moest worden vastgesteld, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden bekend of voorzienbaar op de dag van uitoefening, waaronder de beperkte verhandelbaarheid van de (certificaten van) aandelen. Grief 5 faalt derhalve.
Vorderingen gericht tegen STAK
3.13.
Voor zover [appellante] haar vorderingen heeft gericht tegen STAK, overweegt het hof als volgt. Er is geen arbeidsverhouding tussen [appellante] en STAK, zodat haar vordering op grond van goed werkgeverschap reeds daarom niet kan slagen. Ook haar vordering gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van artikel 2.3. van het Optionplan kan niet slagen. Niet gebleken is dat STAK (als uitgever van de certificaten) toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis richting [appellante] (als certificaathouder). De vorderingen van [appellante] voor zover deze zijn gericht tegen STAK worden derhalve afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
3.14.
[appellante] maakt ook aanspraak op een bedrag van € 6.775,- aan buitengerechtelijke kosten. Het hof wijst dit verzoek af. In artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW is bepaald dat als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Artikel 6:96 BW biedt geen zelfstandige grondslag voor de vergoeding van de hier bedoelde kosten, maar veronderstelt dat een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat. Nu hiervoor reeds is geoordeeld dat geen sprake is van een handelen of nalaten van Adyen in strijd met goed werkgeverschap en/of van een toerekenbare tekortkoming van Adyen, heeft [appellante] geen recht op de door haar gevorderde schadevergoeding. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten is daarom niet toewijsbaar.
Slotsom en kosten
3.15.
De slotsom is dat de grieven tevergeefs zijn voorgesteld. [appellante] heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Adyen begroot op € 1.727,00 aan verschotten en € 2.228,00 aan salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dit arrest;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. G.C. Boot, mr. T.S. Pieters en mr. A.C.M. Kuypers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.