Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
wasontbonden. Het voorgaande brengt overigens, anders dan PJ Europe heeft betoogd, niet mee dat haar vordering tot verklaring voor recht dat de ontbinding van de franchiseovereenkomst rechtsgeldig is geweest, dient te worden toegewezen. Hoewel PJ Europe deze vordering bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie (onder 2) heeft ingesteld, heeft zij dit onderdeel van haar vordering bij wijziging van haar eis bij conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie immers niet gehandhaafd. Voor zover PJ Europe zich erover beklaagt dat de rechtbank uit alle gestelde tekortkomingen van [geïntimeerde] uitsluitend ingaat op het verwijt dat deze de Rabolening niet heeft doorbetaald aan PJ Europe, overweegt het hof als volgt. De rechtbank heeft die overweging gegeven in het kader van de vraag of het eventuele tekortschieten van [geïntimeerde] in de nakoming van de franchiseovereenkomst de ontbinding daarvan zou kunnen rechtvaardigen en zij heeft, evenals het hof, die tekortkoming kennelijk reeds zodanig ernstig geacht dat alleen al deze tekortkoming ontbinding van de franchiseovereenkomst rechtvaardigt, zodat mogelijke andere (aanvullende) tekortkomingen van de kant van [geïntimeerde] geen bespreking meer behoefden. Het hof volgt de rechtbank dus in deze overweging.
grief 1, 2 en 3 in incidenteel appelfalen en dat hetzelfde geldt voor
grief I en grief IV in principaal appel.
grief II en grief III in principaal appelfalen.
grief VIII, grief IX en grief X in principaal appelslagen en dat
grief V, grief VI en grief VII in principaal appelbuiten bespreking kunnen blijven.
grief 4 in incidenteel appelfaalt.