ECLI:NL:GHAMS:2022:1369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
23-002742-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft gehad in zijn woning. De verdachte had vanaf juli 2018 kennis van de hennepkwekerij in zijn woning, maar heeft geen actie ondernomen om deze te beëindigen. Het hof oordeelt dat er sprake is van medeplegen, omdat de verdachte bewust heeft bijgedragen aan de aanwezigheid van de hennepplanten. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die voorwaardelijk is, en een taakstraf van 120 uren. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002742-20
datum uitspraak: 14 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer
15-245985-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 2 en feit 3 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 370 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 370 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte ten aanzien van de in zijn woning aanwezige hennepkwekerij en evenmin van een substantiële bijdrage door hem daaraan, zodat medeplegen niet kan worden bewezen. Ook van medeplichtigheid is geen sprake nu de verdachte actief noch opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot de teelt of de aanwezigheid van hennep door de medeverdachte.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is in november 2017 naar Pakistan gereisd en heeft zijn woning in Hoofddorp tijdelijk aan een kennis ter beschikking gesteld. Bij zijn terugkomst in Nederland in juli 2018 trof hij een hennepkwekerij aan in zijn woning. Naar eigen zeggen wist hij daar niet vanaf, maar wist hij wel dat het illegaal was. De verdachte verklaart dat hij de kennis heeft verzocht de hennepkwekerij te ruimen. De kennis zei dat dit niet kon, omdat (andere) personen hadden geïnvesteerd in de kwekerij. De verdachte, zijn vrouw en deze kennis hebben vervolgens in het huis gewoond tot de politie de woning binnentrad in oktober 2018.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte in elk geval vanaf juli 2018 wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning. Hij is daartegen niet opgetreden, afgezien van zijn gestelde verzoek aan de kennis om de kwekerij op te ruimen. Ook toen aan dat verzoek niet werd voldaan heeft de verdachte niets ondernomen om (de aanwezigheid van) de kwekerij te doen beëindigen en is hij met de medeverdachte in zijn huis blijven wonen. De hennepplanten lagen gedurende die periode – en daarmee ook op de tenlastegelegde datum – binnen zijn machtssfeer en hij was zich van die aanwezigheid, en van het illegale karakter daarvan, bewust. Aldus is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n) aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten vast komen te staan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van ongeveer 370 hennepplanten, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen onder feit 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder feit 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een of meer anderen opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep in zijn woning. Het gebruik van hennep is schadelijk voor de volksgezondheid en leidt bovendien vaak tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor omwonenden en kan indirect leiden tot vele andere vormen van criminaliteit. Het hof is van oordeel dat de verdachte kan worden verweten dat hij de planten over een langere periode in zijn bezit heeft gehad. Het hof acht bovendien aannemelijk dat deze planten, gelet op de aangetroffen hoeveelheid, bestemd waren voor de handel in verdovende middelen.
Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheid dat de verdachte volgens de op zijn naam gestelde justitiële documentatie niet eerder voor soortelijke of Opiumwetdelicten in aanraking is geweest en met het tijdsverloop sinds de pleegdatum.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. S.M. Milani en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 april 2022.
=========================================================================
[…]