ECLI:NL:GHAMS:2022:1361

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
23-002488-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal en lokaalvredebreuk met toepassing van art. 9a Sr

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen en lokaalvredebreuk. De tenlastelegging omvatte drie zaken: in zaak A heeft de verdachte op 3 juni 2021 in Haarlem goederen van [winkel 1] gestolen; in zaak B op 3 mei 2021 goederen van [winkel 2]; en in zaak C op 6 juli 2021 wederrechtelijk binnengedrongen in [winkel 3], waar hij een winkelverbod had. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen. Dit besluit is genomen na afweging van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen, alcoholverslaving en de positieve veranderingen in zijn leven. De verdachte heeft sinds zijn laatste veroordeling geen strafbare feiten meer gepleegd en is bezig met een behandeling voor zijn psychische klachten. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat het niet opportuun werd geacht om de verdachte te straffen in het licht van zijn huidige situatie en vooruitgang.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002488-21
datum uitspraak: 5 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 augustus 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-145125-21 (zaak A) en 15-119053-21 (zaak B) en 15-178044-21 (zaak C), alsmede 15-160807-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd
in
zaak Adat:
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Haarlem meerdere winkelgoederen (waaronder een blikje Hertog Jan, bevroren Hebro kipsaté en bevroren Mora kipsaté), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in
zaak Bdat:
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Haarlem blikjes Gin mixdrank en/of een blikje bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en in
zaak Cdat:
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Haarlem in het besloten lokaal [winkel 3] ( [adres 2] ), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 21 mei 2021 schriftelijk de toegang tot die [winkel 3] ( [adres 2] ) ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, zaak B en zaak C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A
hij op 3 juni 2021 te Haarlem een blikje Hertog Jan, bevroren Hebro kipsaté en bevroren Mora kipsaté die aan de [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
diewederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B
hij op 3 mei 2021 te Haarlem blikjes Gin mixdrank en een blikje bier, die aan [winkel 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
diewederrechtelijk toe te eigenen;
zaak C
hij op 6 juli 2021 te Haarlem in het besloten lokaal [winkel 3] ( [adres 2] ), wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 21 mei 2021 schriftelijk de toegang tot die [winkel 3] ( [adres 2] ) ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Hetgeen in zaak A, zaak B en zaak C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en B bewezenverklaarde levert
telkensop:
diefstal.
Het in zaak C bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Geen straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd, en de raadsman heeft bepleit, dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep bij zijn overwegingen over een al dan niet aan de verdachte op te leggen sanctie gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan alsmede op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en, door een hem opgelegd winkelverbod te negeren, aan lokaalvredebreuk. Winkeldiefstal veroorzaakt hinder en ergernis voor de benadeelde en brengt kosten met zich die uiteindelijk aan de burger worden doorberekend. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander en zich niet te laten weerhouden door de overlast en kosten die dergelijk gedrag veroorzaakt. Het is bovendien niet de eerste keer dat de verdachte voor (winkel)diefstallen wordt veroordeeld. Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 maart 2022 volgt dat hij vele malen onherroepelijk wegens diefstal is veroordeeld. Het voorgaande rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd. Gelet op de hierna te bespreken omstandigheden, zal het hof hiertoe echter niet overgaan.
De verdachte is als minderjarige vanuit [land] naar Nederland gekomen. In [land] heeft hij traumatische gebeurtenissen meegemaakt waar hij tot de dag van vandaag de psychische gevolgen (PTSS) van draagt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij vanaf het moment dat hij meerderjarig is geworden niet langer over een geldige verblijfsstatus in Nederland beschikt en sindsdien een min of meer zwervend bestaan heeft geleid. Hij is verslaafd geraakt aan alcohol en verkeerde ten tijde van de tenlastegelegde feiten voortdurend onder invloed van grote hoeveelheden alcohol. Nadat hij zeer ernstig hoofdletsel had opgelopen en daaropvolgend epileptische klachten heeft ontwikkeld, is bij de verdachte de sterke behoefte ontstaan zijn leven anders in te richten. Dat is niet van de ene op de andere dag gelukt, maar na een nieuwe ziekenhuisopname wegens hersenletsel ten gevolge van een val in augustus 2021, lijkt de verdachte er inmiddels daadwerkelijk in geslaagd zijn leven een, ook voor de maatschappij, positieve wending te geven.
Dat de verdachte zich hiervoor ten volle heeft ingezet en op de goede weg is, vindt bevestiging in hetgeen de getuige, werkzaam als vrijwilliger bij de organisatie ‘ [organisatie] ’ en vanuit die hoedanigheid betrokken bij de begeleiding van de verdachte, ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Uit haar verklaring blijkt dat ondanks dat de verdachte momenteel niet over een geldige verblijfstitel beschikt, diverse instanties en de gemeente Haarlem de verdachte hebben willen helpen, ook gelet op het belang dat de maatschappij erbij heeft dat de verdachte in een meer stabiele situatie komt te verkeren waarin hij geen alcohol gebruikt en geen delicten pleegt. Dat heeft ertoe geleid dat de verdachte sinds november 2021 in het kader van een begeleid wonen traject bij [traject] in [plaats] verblijft en hij een dagbesteding (vrijwilligerswerk) heeft. Volgens de getuige is de verdachte prettig in de omgang naar personeel en andere bewoners. De verdachte is volgens eigen zeggen abstinent van alcohol, hetgeen wordt bevestigd in ter zitting in hoger beroep overgelegde brieven van zijn persoonlijk begeleider respectievelijk zijn behandelend psychiater bij [centrum 1] van 2 maart 2022. Ten positieve tekenend voor hoe de verdachte thans in het leven staat is de omstandigheid dat hij blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie sinds augustus 2021 geen strafbare feiten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Voor zijn psychische klachten (trauma) is de verdachte sinds 11 januari 2022 aangemeld voor een behandeling bij [centrum 2], zo valt op te maken uit een brief van een bij deze instelling werkzame GZ psycholoog van 15 maart 2022. Verder tracht hij met hulp van een advocaat een verblijfsstatus te verkrijgen en loopt er in dat kader een procedure bij rechtbank. De verdachte heeft met overtuiging verklaard, in geval hij in Nederland mag blijven, ernaar te streven jongerenwerker te kunnen worden, om op die manier iets te kunnen betekenen voor de Nederlandse samenleving.
Kortom, het leven van de verdachte ziet er dankzij zijn inspanningen en de (deels vanuit vrijwilligers verzorgde) hulpverlening door diverse samenwerkende instanties heel anders en veel rooskleuriger uit dan ten tijde van de door hem gepleegde delicten, dit ondanks de resterende onzekerheid over zijn verblijfstatus in Nederland. Door de raadsman van de verdachte is gemotiveerd aangevoerd, hetgeen door de hulpverlener van [organisatie] (getuige) is bekrachtigd, dat de verdachte momenteel voldoende hulp en steun heeft van instanties en dat (enig) toezicht of hulp door de reclassering niet geboden of zinvol is. Een voorwaardelijke straf is daartoe dan ook niet nodig, aldus de raadsman.
Het hof vindt het zeer te prijzen dat de verdachte, ondanks hetgeen hem in zijn jonge jaren in [land] is overkomen en ondanks zijn jarenlange dakloosheid en alcoholafhankelijkheid, de hiervoor beschreven, zeer positief te waarderen omslag in zijn leven heeft weten te maken. Het hof acht het van belang voor de verdachte en de samenleving dat de verdachte op de ingeslagen weg kan doorgaan en is van oordeel dat redelijkerwijs geen doel wordt gediend met het opleggen van een straf of maatregel (waardoor die opwaartse lijn teniet zou kunnen worden gedaan), zodat het hof daarvan zal afzien. Daarbij merkt het hof terzijde nog op dat de politierechter in de rechtbank Noord-Holland op 24 december 2021 – blijkens diens strafmotivering – om min of meer dezelfde redenen aan de verdachte geen straf of maatregel heeft opgelegd voor een winkeldiefstal.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2020 (parketnummer 15-160807-20) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, nu toewijzing niet opportuun is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder het opschrift ‘Geen straf of maatregel’.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-145125-21 en in de zaak met parketnummer 15-119053-21 en in de zaak met parketnummer 15-178044-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-145125-21 en in de zaak met parketnummer 15-119053-21 en in de zaak met parketnummer 15-178044-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-145125-21 en in de zaak met parketnummer 15-119053-21 en in de zaak met parketnummer 15-178044-21 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 3 juni 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2020, parketnummer 15-160807-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2022.