ECLI:NL:GHAMS:2022:1323

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
200.297.491/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en voogdij over minderjarige na zorgen over verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, betwistte dat haar dochter in haar ontwikkeling werd bedreigd en stelde dat zij in staat was om voor [minderjarige] te zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze zaak, had eerder verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de broer van [minderjarige] tot voogd te benoemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2022 was de moeder niet aanwezig, maar haar advocaat was wel aanwezig. De Raad werd vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber. Het hof heeft [minderjarige] afzonderlijk gehoord, waarbij zij aangaf dat het goed met haar ging en dat zij wilde dat de situatie zoals deze nu was, bleef bestaan. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder na het overlijden van de vader van [minderjarige] niet in staat was om voor haar dochter te zorgen, wat leidde tot zorgen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De moeder had geen inzicht in de behoeften van [minderjarige] en was meerdere keren naar het buitenland vertrokken zonder duidelijkheid over haar terugkeer.

Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een aanvaardbare termijn te dragen. De positieve ontwikkeling van [minderjarige] bij haar tante, waar zij sinds 2019 woont, werd als belangrijk aspect meegenomen in de beslissing. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en beëindigde het ouderlijk gezag van de moeder, waarbij de broer als voogd werd benoemd. De beslissing houdt in dat de moeder geen gezag meer heeft, maar dat de band tussen haar en [minderjarige] niet volledig verbroken is. Het hof hoopt dat er in de toekomst weer contact kan zijn tussen moeder en dochter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.297.491/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/695000 / FA RK 20-8589 (BV/ID)
Beschikking van de meervoudige kamer van 3 mei 2022 inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Benayad te Amsterdam,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn mede aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] );
- [de broer] (hierna te noemen: de broer);
- [de tante] (hierna te noemen: de tante).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 19 juli 2021;
- een brief van de raad van 20 januari 2022 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2022 plaatsgevonden. Nadat was gebleken dat de moeder en haar advocaat niet waren verschenen op het door het hof bepaalde tijdstip (10.30 uur), heeft de zitting - met instemming van de advocaat van de moeder - plaatsgevonden in aanwezigheid van de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber, en de broer. Vervolgens is de zitting om 14.00 uur voortgezet, in aanwezigheid van de moeder en haar advocaat, bijgestaan door de heer A. Touzani, tolk in de Marokkaans-Arabische taal, en buiten aanwezigheid van de raad en de broer.
2.3
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige] afzonderlijk door de voorzitter, in het bijzijn van de overige raadsheren en de griffier, gehoord.

3.De feiten

3.1
De moeder en [de vader] (hierna te noemen: de vader) zijn de ouders van:
- [minderjarige] , [in] 2005.
[minderjarige] heeft een meerderjarige broer (hierna: de broer) en zus.
3.2
De vader is op 9 december 2017 overleden.
3.3
[minderjarige] woont sinds medio maart 2019 op vrijwillige basis bij de tante.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op daartoe strekkend verzoek van de raad, het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de broer tot voogd over [minderjarige] benoemd.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de raad alsnog af te wijzen.
4.3
Het verweer van de raad strekt ertoe het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank haar gezag over [minderjarige] heeft beëindigd. Zij betwist dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd en stelt dat zij in staat is om zelf voor [minderjarige] te zorgen.
5.3
De raad is het niet eens met de moeder en vraagt de beschikking van de rechtbank in stand te laten.
5.4
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de voorzitter verklaard dat het goed met haar gaat en dat zij wil dat de situatie blijft zoals deze nu is, omdat dit haar rust geeft.
5.5
Het hof is om de volgende redenen van oordeel dat de rechtbank een goede beslissing heeft genomen. Uit de stukken en het besprokene ter zitting in hoger beroep is gebleken dat er, na het overlijden van de vader en toen [minderjarige] nog bij de moeder woonde, zorgen over haar verzorging en opvoeding waren. De moeder was niet (meer) in staat om voor [minderjarige] te zorgen en voor [minderjarige] (emotioneel) beschikbaar te zijn. De moeder had geen inzicht in wat [minderjarige] nodig had en het regelen van zaken voor [minderjarige] ging moeizaam. Hierdoor kon [minderjarige] zich onvoldoende ontwikkelen. Daarbij komt dat de moeder meerdere keren naar het buitenland is vertrokken, zonder dat duidelijk was wanneer zij weer terug zou komen. Daardoor was [minderjarige] op zorg door familieleden aangewezen. De moeder ontkent en bagatelliseert de zorgen en het is haar met hulp van haar netwerk en hulpverlening in het vrijwillig kader niet gelukt om de zorgen weg te nemen. [minderjarige] woont sinds 2018 bij familie (vaderszijde) en sinds 16 maart 2019 bij de tante. De tante zorgt goed voor [minderjarige] . De moeder en [minderjarige] hebben elkaar al geruime tijd niet gezien. De moeder heeft sinds de beschikking van de rechtbank geen contact met [minderjarige] opgenomen. [minderjarige] heeft geen behoefte aan contact met de moeder. Nadat de broer bij de beschikking van de rechtbank tot voogd over [minderjarige] was benoemd, heeft hij verschillende zaken voor haar geregeld, zoals haar zorgverzekering en paspoort. Het contact tussen [minderjarige] en de broer is goed. Jeugdbescherming Regio Amsterdam is sinds de beschikking van de rechtbank niet meer betrokken.
5.6
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn te dragen. Volgens de moeder had de raad moeten onderzoeken of zij als ouder met gezag op afstand betrokken kan blijven. Het hof is het niet met de moeder eens, omdat uit het rapport van de raad juist blijkt dat zij niet (alleen) op afstand betrokken wil blijven, maar juist wil dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen. Het hof begrijpt dat de moeder van [minderjarige] houdt en haar bij zich wil hebben, maar voor de ontwikkeling van [minderjarige] is het belangrijk dat haar opvoedsituatie stabiel blijft. [minderjarige] woont al geruime tijd (sinds 2018) niet meer bij de moeder. Sinds [minderjarige] bij de tante woont heeft zij een positieve ontwikkeling doorgemaakt en is zij tot rust gekomen. Het gaat goed met [minderjarige] en zij is met een nieuwe opleiding begonnen. [minderjarige] wil graag bij de tante blijven wonen. De periode van onzekerheid over de plek waar [minderjarige] gaat wonen (de aanvaardbare termijn) is voorbij. Het belang van [minderjarige] om duidelijkheid te krijgen over de plek waar zij mag opgroeien weegt zwaarder dan het belang van de moeder om het gezag over [minderjarige] te houden. Die duidelijkheid is belangrijk voor [minderjarige] , omdat zij zich dan beter kan ontwikkelen. Het hof is daarom van oordeel dat aan de gronden voor een gezagsbeëindiging is voldaan en dat deze maatregel ook passend is vanwege het opgroeiperspectief van [minderjarige] bij de tante. Het beroep van de moeder op artikel 8 EVRM brengt geen verandering in het oordeel van het hof. Het hof onderkent dat de moeder op grond van dit artikel belang heeft bij behoud van het gezag, omdat gezag en daarmee het recht over haar kind te beslissen een fundamenteel onderdeel is van het familie- en gezinsleven. Maar er is hier een goede reden voor de inbreuk op het familie- en gezinsleven, namelijk dat het nodig is voor de opvoeding en verzorging van [minderjarige] en voor het beschermen van haar geestelijke en lichamelijke ontwikkeling. Het hof zal de beslissing van de rechtbank in stand laten. Dat betekent dat de moeder geen ouderlijk gezag meer heeft over [minderjarige] en dat de broer de voogd over [minderjarige] zal blijven. De beëindiging van het gezag van de moeder betekent niet dat de band tussen haar en [minderjarige] wordt verbroken. Het hof hoopt dat [minderjarige] in de toekomst weer open zal staan voor contact met de moeder.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. L. Meulman als griffier en is op 3 mei 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.